18 MART.
Algemeen Nieuws-, Advertentie- Landbouwblad.
Het regt van Nederland op
Indische baten.
Jtè 599.
Dertiende Jaargans:.
Ao. 1869.
GEMEE\TEAFkO\UIGINGE>i.
SCHAGER COURANT.
Dit blad verschijnt op Woensdag avonddoch wordt
met een bijvoegselbevattende het jongste Schager-
marktberigtden volgenden avond verzondenaan hen
die zulks verlangen.
Brieven franco aan de uitgeefster.
Abonnementen op dit blad worden door alle
Paus per jaar 4,Franco per post f 4,60.
Afzonderlijke nummers f 0,10.
Advertenticn van een tot vijf regels f 0,75; iedere
regel meerder ƒ0,15. De 85 cents zegelregt niet ine-
degerekend. Groote letters naar de ruimte die zij beslaan.
Naar volksheil zonder deugd te dingen
Is arbeid aan een rots te biên.
Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen.
KIESREGT.
Burgemeester en Wethouderen der gemeente Scha-
gen brengen ter kennisse van de ingesetenen dat
de lijsten aanwijzende de personen die bevoegd rijn
tot het kiezen van Leden van de Tweede Kamer der
Staten Generaal van de Provinciale Staten en van
den Gemeenteraad zijn vastgesteld en dezelve alzoo
van heden af, gedurende veertien dagen op de Secre
tarie dezer Gemeentevan des morgens 10 tot des
namiddags 9. ure (de Zondagen alleen uitgezonderd)
voor een ieder ter inzage zijo gelegd en dat mitsdien
wij die zich daarop niet geplaatst vindeu of vermeenen
mogten dat anderen daarop ten onregte waren gebragt
worden uitgenoodigd hunne bezwaren Mj verzoekschrift
door de noodige bewijsstukken gestaafd binnen veer
tien dagen na dato dezer aan den Gemeenteraad in te
dienen.
Schagenden 12 Maart 1869.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
I'a Burgemeester,
bij ongesteldheid
l>. TIMMERMAN, Weth.
A. J. van CANTFOHTSecret.
GESCHRAPTE KIEZERS, 1869.
Voor de 2e Kamer der Staten Generaal en Provin
ciale Staten.
Albertus Balvers Cornelis de Heer
Jan Baoatjes, Simon Me(jer
Cornelis BorstJan Roos
Pieter Buis, Ytak Emanuel Sloog
Arie Commaudeur Willem Vader,
Voor deo Gemeenteraad,
W. F. de Jongh van Arkel, Aldert Balver,
Pieter Halver Cornelis Bleek
Jan Boontjes Pieter Bois
Aiie Kriks Joseph Meijert Gobus,
Dirk Grin Cornelis de Heer
Jan Hopman Jan Kee
Jacob Kerkmeer, Simon Meijer,
Jan Molenaar Jbz. Johannea Mul
Rartholomeus Schut, Yzak Emanuel Sloog
Gerard Wilhelm Siöve.
Een der nutttigste rigtingen waarin de maat
schappij #tot nut van den Javaan,# werkzaam is,
vormt voorzeker de periodieke lectuurdie zij ons
in hare kleine geschriften aanbiedt. Schoon in den
laatsten tijdveel over Iudië is geschreven blijft
voor de meesten een jnist inzigt in de Indische
toestanden hoogst moeijelijk en deze moeijelijkheid,
wordt niet minderwanneer door het geschrevene,
tot nog toe voor ontwijfelbaar gehouden waarbe
den in twijfel worden getrokken. Dit geschiedt
in de jongste afleveringender door ons bedoelde
geschriften.
Daarin wordt de stelling verkondigd dat Ne
derland geen regt heeft op het excedent der in
komsten boven de uitgaven wanneer dit excedent
tengevolge van het cultuurstelsel is verkregen.
Want ofschoon in het eerste stukje dit regt nog
absoluut wordt ontkend brengt het tweede stukje
ons tot de overtuiging, dat de schrijver zoodanig
excedent met dankbaarheid zou aanvaardenwan
neer het was verkregen door een belasting bij in
voer en uitvoer of op eenige andere wijzemits
maar niet door het cultuurstelseldat weinig meer
is dan eeue betaling van belasting in arbeid.
Het is bekend dat wij het cultuurstelselsel niet
in bescherming nemen en vrijen arbeid als eene
noodzakelijke revolutie op Java beschouwen doch
wanneer zoo lang hel cultuurstelsel als belasting
stelsel geldtdaardoor een excedent op de uitga
ven verkregen wordtachten wij het onbetwistbaar,
dat dit excedent toebehoort aan den Staat. Ne
derland en Indië moeten beschouwd worden als
deelen van een geheel en evenveel regt als Neder
land heeft op de belasting in een zijner provinciën
evenveel regt heeft het op de belasting in zijne
provincie Java.
De schrijver ontkent dit regt zelfs voor Neder
land doch vergeet dat het tagt op de belasting
voortvloeit uit de wetdie haar bepaalthetgeen
evenzeer het geval is voor Nederland als voor
Java. De eenige moeijelijkheid die hier bestaat,
is de vraagof de Staten-Generaaldie met den
Koning de wetgevende magt zameustelleneven
zeer als voor Nederlandvoor Java de wettige
magt is. Constitutioneel is dit alweder voorzeker
het gevalofschoon niet ontkend kan worden dat
voor Nederland veel meer dan voor Java aan
eene zelfregering te denken is. Dit is ook weder
geheel natuurlijk, daar de Nederlandsche natie
daarvoor rijp en de Javaan daartoe voor als nog
niet geschikt is.
Ons bestuur dient echter dermate te zijn inge-
rigt dat de inlander langzamerhand meer aandeel
in het bestuur erlangt en daarom alleen reedsis
het cultuurstelsel af te keurendat aan den Ja
vaan de eerste voorwaarde tot ontwikkeling, het
regt tot vrije beschikking over zijn tijd en arbeid
outneemt. Maar wanneer eenmaal vast staat dat de
belasting wordt uitgeschreven door de bevoegde
magtbehoort de opbrengst dier belasting ook
ongetwijfeld aan den souverein die deze middelen
behoort aan te wenden ten bate van den belas
tingschuldige. Het is waar dat zoodra er zuiver
een excedent bestond de belasting diende ver
minderd te worden maar wanneer zal de tijd daar
zijndat geld niet nattig te gebraiken is.
Zoo lang bijv. eene nationale schuld bestaat is
er eigentlijk geen sprake van een excedent ook
niet op de middelen van Java en wanneer dit ex
cedent de schuld van den moederstaat vermindert
wordt daardoor Java evenzeer als.Nederland gebaat.
Het zuiver liberale begrip 'en opzigte der betrek
king van Nederland en Java wordt het best ver
klaardwanneer wij kolonie en moederland be
schouwen als in gemeenschap gehnwd. Hier be
slaan geen eigen goederen geen eigen inkomsten.
Maar toch en dit is het schoone denkbeeld van
eene onafhankelijkheid van Nederland van de In
dische baten dit huwelijk moet niet gesloten
zijn om het geld en ieder der partijen moet trach
ten in de gevolgen van den gesloten bandde
steunsels te vinden voor een onafhankelijk zelf
leren
De zonderlinge stellingdat Nederland geen
regt zon hebben op het overschot der Indische
belastingvloeit voort uit de verwarring van den
schrijverdie zonderling immer van inkomsten
spreekt wanneer er spraak is van belasting. In
dien het regt van den Staat op belasting wordt
aangenomen is dit volgens den schrijvereven
goed als of de Staat het regt zou hebben om
naar goedvinden in de beurzen van alle ingezete
nen te tasten om zich de geldsommen te verschaf
fen die de regering behoeft om hare uitgaven te
dekken. Maar bij de heffing van belastingen is
het denkbeeld van willekeur geheel uitgesloten
een bepaald quotum wordt er vastgesteld en zeifs
wordt over dat quotum weder bij de wet beslist.
De souverein dus die belasting invordert is niet
de beroover van zijue onderdanen maar hij
doet niet meer dan het vastgestelde bedrag in te
vorderen dat door de burgers ter bestrijding hun
ner behoeften is bepaald.
Reeds vroeger zeiden wijdat natuurlijker wijze
de naauwe betrekking tusschen het zoo rijk door
de natuur gezegende Java en het betrekkelijk zoo
kleine en armoedig bedeelde Nederland niet an
ders dan voordeelig moest zijn voor Nederland en
waar aan Nederland het regt wordt ontkend om
dat voordeel te genieten wordt niet veel minder
dan het feit ontkenddat Nederland behoefte
heeft boven Java en Java middelen heeft boven
Nederland.
Wat in 's Hemels naam is hieraan te doen en
wat belet ons om de voordeelen te naasten die
hiervan het gevolg zijn Alleen dan zou dit voor
deel ongeoorloofd zijnwanneer de belasting op
Java verkregen werd, door afpersing, en niet in
evenredigheid stond tot die welke in Nederland
wordt betaald. Er zou onregt kleven aan de bate
die in onze schatkist vloeide wanneer aan Java
onthouden werd waarop het aanspraak kan maken,
niet alleeu met het oog op zijn inkomsten maar
ook met het oog op de hoogtedie het bereikt
heeft in zijne zedelijke en maatschappelijke ont
wikkeling.
Bestaat er onregt dan dienen deze omstandighe
den te worden aangetoond maar het is het stre-
veD der liberale partij om onbillijkheden van de
zen aard op te heffen. Getuige daarvan de aan
neming van de wetsvoordragt betrekkelijk de