Letterkunde.
Een nutsavond op een dorp in 1823.
school op de onzijdige volksschool te werpen.
De leider der behoudende partij ten onzent doet
een ultra-democratisch voorstel. Zoo de grooten
voorgaan, de kleinen volgen. Duizenden weten op
het oogenblik niet meer wat zij zijn, of zij demo
craat of aristocraatbehoudend» of vrijzinnig zijn.
Even als in een gevecht bij duisteren nacht men
naauwelijks weet of men zich in het midden
van vrienden dan wel van vijanden bevindt. Deze
algemeene spraakverwarring, die wij als een onge
luk beschouwen, spruit grootendeels voort uit de
premie, welke in de laatste jaren is gesteld op
staatkundige overlooperij. Zoodra toch een liberaal
conservatief of een conservatief liberaal wordt en
alsdan op zijn voormalige bondgenootcn begint te
schimpen, kan men verzekerd zijn dat hij niet
alleen met opene armen door de tegenpartij zal
worden ontvangen maar ook dat hij in hare gele
deren aanstonds tot den rang van colonel, zoo niet
van generaal, zal worden verheven. De algeheele
aflaat der staatkundige zonden is thans al heel
gemakkelijk te krijgen. Wees nog zoo vurig libe
raal als gij wiltal uwe zonden worden u op eens
vergeven als gij slechts een of twee bladzijden vol
smaadwoorden op de openbare school in het licht
geeft. Al waart gij dan ook zoo rood als schar
laken door die daad zult gij blank als sneeuw wor
den.
Maar een al te goedkoope absolutie werkt ver-
dcrflijk voor de zedelijkheid en zoo gaat het ook
met de publieke moraliteit. Het loon dat gesteld
wordt op staatkundige desertie moedigt tot deze
aan en maakt dat men niet meer uit overtuiging
maar uit eigen belang tot de tegenpartij overgaat.
GEMENGl)E BERKiTEN.
Laatstleden Donderdag, den 13dezer werd door
de dienstmaagd van den logementhouder Steen
man te Schagen, gevonden een bankbillet van f 100.
Onmiddelijk is zij daarvan aangifte gaan doen bij
het hoofd van politie, die met inachtneming der
noodige voorzorgsmaatregelenhetzelve aan den
zich daarvoor opgedanen eigenaar heeft terugge
geven.
Naar ons gevoelen is bovengenoemde dienstbode
behalve de f 2,50 belooning, die zij ontving, eene
eervolle vermelding overwaardig.
Twee werklieden, die onlangs door een bosch
gingen in de omstreken van Parijs, vonden aan
den weg een kindje liggen. Zij naderen, nemen
i.
Kent gij Daalheim in den Gelderschen achter
hoek Zoo niet lezer doe dan maar geen moeite
om er pp de kaart naar te zoeken, daar"Tgij het
waarschijnlijk toch niet zondt vindeneigentlijk
is het wel jammer, want het is een allerbekoor
lijkste plaats en ik zou n gernstelijk durven aan
raden om in plaats van een vermoeijende en kost
bare reis naar de Saksische Schweitz te onderne
men er in rustig genoegen van dezen zomer eenige
dagen door te brengen.
Ik althans smaak er ruimschoots genot en ver-
poozing als ik daar telken jare des zomers ge
durende een 11 dagen ter afwisseling van mijne
veelvuldige beslommeringen al de zaligheden van
het dulce fare niente ga genieten. Met een steeds
vernieuwd genot staar ik dan op het golvend ter
rein dubbel schilderachtig door de schakering der
verschillende graansoortenop die frissche weiden,
waarin het vee zoo prettig aan het grazen isop
die mooije groene bosschen, boven welke zich
hier en daar de toren van een kasteel verheft,
op die landhuizen en boerenerven welke zoo aan
lokkelijk zich onder het lommer verscholen hon
den, op die kronkelende beekjes, welke als zoo
vele zijden koorden over een jonkvrouwelijk staat
siekleed zich door de landstreek heenslingeren.
Een pedante boekworm als ik benkan ik mij
dikwijls niet weerhouden om terwijl ik aan een
dichtregel van Yirgilius denk, uit te roepenDrie-
het op en gaan er mede naar het hoofd van het'
naburige dorp. Intnsschcn voelde een van beide
Antoou Y... een arme houthakker, zich door me-
delijdcn getroffen over het verlaten schaap, en hij
drukte de begeerte uit van den vondeling op te
nemen, al was hij vader van drie nog jonge kin
deren. liet dorpshoofd behield het kind en schreef
den naam van den houthakker op, ten eiude over
hem inlichtingen te nemen en te onderzoeken of
hij hem het kind kon vertrouwen. Hij vernam
dat deze een eerlijk werkman was, die bij een
ieder de beste faam genoot.
Doch groot was de verwondering van den bur
gemeester toen hij, het kind ontkleedende en on
derzoekende hetzelve twintig bankbilletten van
duizend franken vond, en daarbij het volgende
schrift: vDe persoon die zich met de opvoeding
van het kind zal belasten, zal dit geld genieten
hij zal niet uit het oog verloren worden en van
tijd tot tijd nog eenige geschenken ontvangen.
Men verzoekt voor den jongen te zorgen tot dat
hij twintig jaren oud is."
De burgemeester deed den houthakker en zijne
vrouw komen en vroeg hun of zij van zins bleven
het kind aan te nemen.
Ja, antwoordden zij, daar waar eten is voor drie
zal er ook wel voor vier zijn.
Toen gaf den ambtenaar hun kennis van zijne
ontdekking, en stelde hun met het kind de 20000
fr. ter hand.
Door de bladen wordt het volgende voorval
vermeld, dat niet weinig den lachlust vau het pu
bliek wekt. Bij de begrafenisplegtigheden vau een
der anglikaansclie bisschoppen, waar volgens gewoonte
alle berigtgevers der bladen zich bevonden, wist
een dezer correspondenten door te dringen tot
achter den geestelijke, die de lijkrede moest hou
den, en hem zijn geschreven preek tc ontfutselen.
Toen nu de redenaar liet woord zou nemen en de
preek, die hij wilde voorlezen, miste, was hij geheel
van zijn stuk gebragt en kraamde niets dan onzin
uit. Den volgenden dag vond de ongelukkige
spreker de redevoering terug, die hij had willen
houden, opgenomen in de nieuwspapieren.
Te Bazel is dezer dagen des nachts brand
ontstaan beneden in een huis, in welks bovenver
dieping twee dienstmaagden en vier kinderen slie
pen, wier ouders afwezig waren. Het oudste kind
is er in geslaagd met het jong9te uit het bran
dende gebouw te ontkomen, en dit is ook aan
een werkman die in den kelder sliep gelukt. Eene
der dienstboden is van de ladder der brandspuit
gasten gevalleu en aan de gevolgen van dien val
overleden.
De andere dienstmaagd was reeds gered, toen
zij aan de twee achtergebleven kinderen denkende
zich, om dezen te redden op nieuw in de vlam
men stortte waarin zij echter ongelukkiger wijze,
met de twee kleinen den dood heeft gevonden.
Een slimme bakker te Zwolle liet Za'nrdag
middag 11 ure, bij omroeping bekend maken dat hij
werf gelukkige Daalheimers zoo gij uwe voorregten
regt beseftet. Hier ontbreekt niets om van uw
woonplaats een aardsch paradijs te maken. Ja!
nog meer, Adams eden zoude ons, beschaafde
kinderen der 19e. eeuw, wel wat al te natuurlijk
voorkomen en zie, daar snort den spoortrein voorbij
om ook dit gebrek weg te nemen. En terwijl zij
daar stilhoudt voor een allerbekoorlijkst gelegen
station, wachten daar reeds eene menigte van
diligences en rijtuigen om de reizigers verder door
deze bekoorlijke streek te voeren. Door den
spoorweg heeft dat oord ia het oog van velen en
ook van mij eene nieuwe waarde gekregen.
Het kan echter zijn dat ik de voordeelen van
den spoorweg overdrijf, zoo althans denkt mijn
bejaarde vriend Huisman er over. Deze is onder
wijzer in Daalheim en in bet bezit van zulk een
helder hoofd, als ik nog bij weinigen heb aan
getroffen. Hij is een groot vriend van oude ge
schiedenissen en vertelt gaarne van dingen, die in
zijn jengd hebben plaats gehad.
Geen wonder dat ik dikwijls met hem slaags
ben. Eens toen ik hem te kennen gaf, dat het
te Daalheim voor 50 jaren, toen er nog van geen
grind— of straatweg sprake was, des winters toch
wel wat vervelend moest zijn geweest, antwoordde
hij mij gij vergist u grootelijksik althans heb
het in Daalheim nooit zoo plaisierig gevonden als
in de winters van 1822 en 1823. Jai misschien
gij, omdat gij toen jong en mogelijk aan het vrijen
waart met uwe tegenwoordige lieve vrouw, maar
mij dunkt uwe dorpelingen zullen toch niet gele
den hebben aan overmaat van beschaafdheid. Daar
hebt gij hem weder, den hoogmoedigen man van
200 vierstuivers wittebroodjes h»d gebakken ea in
5 daarvan een tienstuiverstuk had gedaan. Yoor
de avond verstreekwas onze man niet alleen do
200 brooden kwijtmaar had bovendien al zijn
winkelvoorraad verkocht want men hoopte ook daar
in verborgen schatten te zullen vinden. De beloof,
de zilverstukken werden werkelijk gevonden geluk
kig allen door menschen uit de schamele klasse.
Uit Hannover berigt men: Een zekere Grem-
zinskv uit Berlijn die zich onder het voorwendsel
van een koopman te zijn hier eenige tijd ophield
liet in onderscheidene bladen de volgende adver
tentie plaatsen
»Eene jonge dame, wees, met een vermogen van'
10,000 thaler, wenscht met een jongen man in het
huwelijk te treden, Adressen enz."
Honderde brieven waren op deze advetentie in
gekomen, welke door Gremzinsky op eene zeer aan-
moedigende wijze beantwoord werdenwaarbij hij
zich, als huwelijks-bemiddelaar tevens sanbood om
tegen inzending van 2 thaler eene photographie
dezer dame over te maken. In de meeste gevallen
volgde spoedig de inzending der zoo zeer geweosch-
te thalerswaarvoor hij dan ook een hier of
daar gekocht portret van eene jonge dame aan den
smachtenden hnwelijks-candidaat deed toekomen.
De directeur der politie echter heeft in dit bedrijf
eene onwettigheid gezienen de ondernemer vau
het nienwe beroep in hechtenis doen nemen.
Den 13 dezer maand zijn de Leden van
het Anti.Dagbladzegelverbond in een der localen
van het Departement door den Minister van Fi-
nantien Mr. P. P. van Bosse, in eeue bijzondere
audiëntie ontvangen.
Bij afwezigheid van den Voorzitter, die verhin
derd was, werd door den Vice-Praeses Mr H. J.
Burger met eene korte toespraak aan Z. Exc.
namens het Hoofdbestnur, een adres van dank
betuiging overhandigd van den volgenden inhoud:
Aan Zijne Excellentie Mr P. P. VAN BOSSE,
Minister van Finanlien.
Het Anti-Dagbladzegelverbond, namens
hetwelk wij reeds meermalen de eer hadden tot
Uwe Exc. het woord te rigtenzal overeenkomstig
zijne statuten eerstdaags ophouden te bestaan.
Immers het doel, waarmede de vereeniging werd
in het leven geroepen, is bereikt, na de zegelbe
lasting op de dagbladen eu audere drukwerken is
afgeschaft.
Voor dat wij echter on9 mandaat nederleggen
rekenen wij ons verpligt om U de gevoelens van
wezenlijke dankbaarheid te doen kennen waarmede
de leden van ons Verbond en mogen wij er
zonder vrees voor tegenspraak wel bijvoegen de
talrijke voorstanders van den thans tot stand ge
komen maatregel jegens Uwe Exc. zijn bezield.
De verwachting, bij uw optreden als Minister
van Finantiën door ons uitgesproken is alzoo niet
beschaamd geworden! Onder hetgeen sedert werd
voorbereidbehoorde al zeer spoedig het wetsvoorstel
tot afschaffing van het dagbladzegel en, wat meer
is, wanneer hel nu reeds lot wet is verheven, uwe
krachtige verdediging, en het standpnnt door U
ten aanzien van het equivalent ingenomenhebben
dien gnnstigen uitslag voor een groot deel mogelijk
1869. Ieder tijdperk denkt, dat het het beschaafde
bij uitnemendheid is, en ziet op zijne voorgangers
met eene zekere minachting neder. De waarheid
is dat wij in de twee laatste eeuwen al heel wei
nig in beschaving zijn vooruitgegaan.
Als ik een pleidooi voor de 17e. en 18e. eeuw
wilde voeren dan zou het mij gemakkelijk vallen
om verscheidene dingen aan te voeren, waaruit zonne
klaar de meerderheid dezer eenwenalthans in ver
scheidene opzigten kon worden bewezen, maar ik
wil mij bepalen tot voor 50 jaren. Ook in dien
tijd pochten wij genoeg op onze beschaving en onzen
vooruitgang en zoo onze goede voorouders van
1750 uit hun grafsluimering waren opgestaan zou
den wij hen zeker wel zeer vriendelijk hebben ont
vangen, maar toch op eeu wijze, die hen zoude
hebben doen gevoelen, dat zij eigentlijk meer in
onze keukens bij de dienstboden dan bij ons in
onze pronkkamers te huis behoorden. Zoo ik u
niet verveel dan wil ik u wel het een en ander
vertellen, waaruit zal blijken, dat gij ten onregte
op dat tijdstip als minder oeschaaid nederziet.
Evenwel wil ik u geenzins de gebreken van dien
tijd verbloemen, in hoofdzaak zijn wij niet voor-
noch achteruit gegaan, de mensehen zijn dezelfde
gebleven; even bekrompen, kleingeestig en ijdel als
zij nn zijn, waren zij in 1820 en in 1920 zullen
zij waarschijnlijk in denzelfden toestand zijn.
Meester Huisman was regt op zijn praatstoel eo
ik moedigde hem natnnrlijk aan om voort te gaan
met zijn belangwekkend gesprekhij liet zich ook
niet lang nooden en hij begon: De winter van
1823 was in vele opzigten de aangenaamste van
mijn levengelijk gij geraden hebt was ik torn