29 JWUUf. Algemeen Nieuws-, Advertentie- Landbouwblad. Ao. 1869. Dertiende Jaargang;.' mm Het Cezarisme. 'J\& 618. SCHAGER COURANT. Dit blad verschijnt op Woensdag avonddoch wordt met een bijvoegselbevattende het jongste Schager- marktberigtden volgenden avond verzondenaan hen die zulks verlangen. Brieven franco aan de uitgeefster. Abonnementen op dit blad worden door alle Paus per jaar 3,—, Franco per poet 3,60. Afzonderlijke nummers f 0,07$. ADviHTENTië* van een tot vijf regels f 0,75; iedere regel meerder f 0,15. Groote letters naar de ruimte die zij beslaan. Naar volksheil zonder deugd te dingen Is arbeid aan een rots te biên. Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen. GEMEEJTEAFKOMIGIMEJ. BEKENDMAKING. Brandweer. Burgemeester en Wethouders van Scbagen; Gelet op art. 184 van het politie-reglement dezer gemeente; In aanmerking nemende de vergadering met brandmeesters op Woensdag den 7 Julij j.l. niet heeft plaats gehad; Maken bekend Dat op Woensdag den 4 Augustus a. s. des namiddags ten 6 uur, ten raadhuize, de jaarlijksche vergadering met de brandmeesters zal worden ge houden, tot herziening van de lijsten der spuitgasten; Dat zij, die vermeenen regt op ontslag of ver plaatsing te hebben, daarvan met opgave der re denen, in gemelde vergadering hebbeu kennis te geven, terwijl degenen, die deze kennisgeving ver zuimen, bij de brandweer behooren tot de volgende herziening der lijst. Scbagen, den 27 Julij 1869. Burgemeester en Wethouders voornoemd van pörnbebg heiden De Secretaris A. J. van Cantfobt. PATENTEN. De burgemeester van Schagen, maakt bekend dat van af Maandag den 2 Augustus, alle werk dagen, tot en met Zaturdag den 14 Augustus a. s. des voormiddags van 9 12 en des namid dags van 1 4 ure, ter Secretarie der gemeente kunnen worden afgehaald de voljaarspAtenten, dienst 18* J, wordende de patentpligtigen herinnerd dat de afhaling in persoon door hen zelve moet ge schieden. Schagen, den 27 Julij 1869. De Burgemeester voornoemd, van Döbnbebo Heiden. «Wat ik aan u te schrijven heb, of hoe ik het te schrijven heb of wat altoos ik niet te schrijven hebbe, zoo mogen mij al de Goden en Godinnen erger doen vergaan dan ik dagelijks gevoel, dat ik verga, iudien ik het weet. Ziedaar de belijdenis van bet Cezarisme. Zij is afgeperst aan T i b e r i u s, den Cezar, die in zijn staatsmanskunst een der uitstekendste voor gangers van den tegenwoordigen franschen keizer was. Niet dat de beestachtigheden aan Tiberius en zijne opvolgers eigen, Napoleon kenmerken, maar het regeerbeginsel, waarin deze zijn kracht zoekt is hetzelfde waarop Tiberius steunde. Wordt het reeds niet in al zijn consequentiën gevolgd door Napoleon, wiens zedelijkheid anders even zeer ten gronde zou gaan het schijnt voor hem toch te wettigen den 2 December, die een misdaad is en het moet hem onfeilbaar brengen tot de be kentenis door Tiberios zoo treffend uitgesproken. De tijddie de 5 volgende jaarboeken van Taci- tus uitwischte spaarde voor ons deze woorden van den Cezar. Zij geven het diep gevoel van ellende terug, opgelegd door eene verantwoordelijkheid bo ven vermogen. Zij laten oas raden, wat het lot is van een volk, dat zijn toekomst besluit in den wil van een man. Sints Tiberius is er echter veel veranderd. Terwijl de duisternis over de aarde geworpen door de Bchaduw van het door sommigen helaas! nog zoo zeer gehuldigde Cezarisme een man als Tacitns zeggen deed »er is bij velen der wijsten een gevoelen ingegrift dat de Goden zich noch met ons begin, noch met ons eind, ja met de menschen ganschelijk niet bekommeren," heeft de ellende door de absolute vorsten in de wereld gebragt, de lidenden wakker geschuld en zoo wel heerschers als beheerschten doen uitzien naar een beter grondslag voor regtvaardigheid en vastheid in het staatkundige, dan het eenhoofdig bestuur geven kan. De meeste volken van Europa zijn er dan ook reeds in geslaagd om in plaats van het regt van een enkele het regt van allen te stellen en zelfs waar de fransche keizer zich be roept op prerogatieven, door het volk in zijne hand gelegd ter handhaving van gezag en orde hoort hij in de publieke meening om zich eene stem, die niet meer te vergeefs spreekt. Stuk voor stuk eischt het volk terug alles wat het aau zijn wil heeft toevertrouwd en nog, nu de Cezar in de tuilerien zijn gezag dag aan dag ziet af brokkelen, is wat hij in de hand houdt, te veel om niet met Tiberius uit te roepen: bij God I ik weet niet, wat ik er mee doen moet In ons vaderland wordt de eenhoofdige rege ringsvorm nooit verheerlijkt als het bij de gratie Gods aan een Staat geschonken bestuur. Toch bestaat er ook hier te lande bij sommige partijen eene onjuiste voorstelling van het ten onzent re gerend koningschap. De koning is het hoofd van het uitvoerend gezag, maar gelijk ieder weet komt elke handeling ter verantwoording van een minis ter. Smalend spreken echter de onbewuste voor standers van een absolnut gezag om die reden van een popkoning, van eene gemaskerde republiek en naarmate de constitutionele beginselen in ons volksleven brceder toepassing vinden, openbaart zich meer de klacht omtrent het ondermijnen van het koninklyk gezag waaruit niet onduidelijk het hunkeren spreekt naar de vleeackpotten uit het hnis der dienstbaarheid. De conservatieve partij meent immer het stand punt des konings te moeten dekken van an- ti-revolntionaire zijde wordt het historisch gezag als van goddelijken oorsprong gedacht en toch constitutioneel heeft onze Staat het groote voor redt onafhankelijk te zijn van het altijd beperkte inzigt van een mensch. Bestond naar sommiger uitdrukking te oordeelen een koning naar hun wensch, dan zon ook bij hen de klagt eener niet te dragen verantwoordelijkheid spoedig worden gehoord. Niet alleen is deze dwaiing te bespeuren in de meeningen omtient onze sUatsmrigting, maar ook de partijenwaarin het denkende volk zich ver deelt verwachten veeltijds van hare hoofden te veel en zien daardoor voorbij dat het eenig gezagheb bende, hetwelk stand hondt eene uiting moet zijn van hem, die er aan onderworpen is. Het even wicht dat maatschappelijke stelling en persoonlijk genie geven kunnen, mag nimmer in een dicta torschap ontaarden. De waarachtige groote mensch zal ook niet naijverig zijn op gezag, want hij acht dit moordend voor de vrijheid en ziet er den weg door afgesloten, waar langs hij tot zijne waarheid gekomen is. Zijn oordeel aanbiedende zal hij niet van zijn magt maar van de magt der waarheid de huldiging van zijne meening ver beiden. De geschiedenis spreekt duidelijk haren zegen uit op de pogingen, die de volken aanwenden om het gezag in zich eelf te vinden en gelijk het regt geaard menschelijk gemoed eene gewelddadi ge inwerking van buiten als tirannij vervloekt, baant de gemakzucht of onverschilligheid, die niet in eigen kracht, maar op anderen ziet, den weg tot die eenvormige slavernij, welke de meuschheid doodt. Vooruit dan, mannen der 19e eeuw! liet gezag dat de ontwikkeling uwer krachten schijnbaar on- noodig maakte, heeft slechts enkele verminkte go denbeelden meer. Hoort het, hoe een vogelaar uit eene dnitsche badplaats n de verheerlijking toe zingt van het koninklijk initiatief en als eene onmogelijkheid verkondigt, dat het volk van Ne derland ten opzigte vsn Java zijne roeping zou kunnen vervullen, zoo het zijn regt en zijn ph'gt niet overdroeg op zijn koning. Hoor het volks vertegenwoordiging en toondat wat wij dezer dagen in Engeland zien gebeuren de herstel ling van een onregt door het volk ook in ons land mogelijk is. Er bestaat een onregt waar omtrent reeds te lang is gewikt en gewogen. In een half jaar tijds slaagt één man in Enge land er in om door het beginsel der zelfregering als volksuiting te proclameren den val der Iersche kerk welnu 1 sla de handen aan het werk en verbreek den toestand, die ons, vrijen, het Ceza risme doet opleggen aan Java. Om te slagen is slechts de overtuiging noodig van de hroosheid en onmagt eens gezags, dat aan zijne wijsheid de wereld acht toevertrouwd. Wordt bet beginsel van zelfregering door n niet erkend, wees verzekerd dat het ook door God niet vergeten Java aan uw meer en meer weg brokkelend gezag eens een vraag zal doen, waarop gij niet anders zult kunnen antwoorden danzoo mogen wij de Goden erger doen vergaan dan ik dagelijks ge voel dat ik verga, indien ik weet wat ik zeggen moet

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1869 | | pagina 1