14
Algemeen Nieuws-, Advertentie- Landbouwblad.
M 629.
Dertiende Jaargang.
Ao. 1869.
SCHAGER COURANT.
Dit blad verschijnt op Woensdag avonddoch wordt,
met een bijvoegselbevattende het jongste Schager-
marktberigtden volgenden avond verzondenaan hen
die zulks verlangen.
Brieven franco aan de uitgeefster.
Abonnementen op dit blad worden door alle
Prijs per jaar 3,Franco per post f 3,60.
Afzonderlijke nummers f 0,07$.
ADVBRTRNTiëN* van een tot vijf regels f 0,75; ieder»
regel meerder f 0,15. Groote letters naar de ruimte dio
zij beslaan.
Naar volksheil zonder deugd te dingen
Is arbeid aan een rots te biên.
Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen.
Tijdsbeschouwingen.
Duitsehc eenheid. Verscheidene onzer dag
bladen hebben de vraag opgeworpen of het al dan
niet in het voordeel van Nederland isdat de
duitsche eenheid tot stand komt. Men kan deze
vraag in tweederlei beteekenis opvatten. Indien
men onder duitsche eenheid verstaat de-natuurlijke
en vrijwillige incensmelting van de verschillende
duitsche volken tot een geheel, dan kan die. vraag
niet anders dan in een toestemmende!! zin worden
beantwoord. Ieder land heeft er toch belang bij
dat het zijne naburen wel ga. In vroegere tijden
dacht men dat een Staat magtiger en rijker werd
naarmate het zijn naburen armer hield, maar reeds
door Adam Smith werd deze barbaarsche leer be
streden; inderdaad zal een koopman of handwerks
man zijn dorp of stad niet liever door rijken dan
door armen zien bewoond Zal het niet meer in
zijn voordeel z:jn, dat hij welvarende, dan behoef
tige buren heeft En waarom zoude een volk
dat toch eene verzameling van individuen is, dan
niet liever welvarende en gelukkige, dan armoedige
cn ongelukkige naburen hebben Alles wat dus de
welvaart cn het geluk onzer naburen verhoogt
strekt ook middelijk om ons geluk en onze wel-
vaart te vermeerderen. Daar het nu geen twijfel
lijdt of Duitschlaud zal door zijn staatkundige
eenheid winnen in nationalen rijkdom, zoo is het
ook zekerdat wij zelfs om den wille van Ne
derland, moeten wenschen dat die eenheid tot stand
kome.
Maar de vraag moet in eeu geheel anderen zin
worden beantwoord, als men onder duitsche cen-
1 beid, dat gewrocht van geweiden bedrog verstaat,
waardoor het een magtigen l ondstaat gelukt is al
zijne minder magtige naburen te onderdrukken,
hen aanzijn triomfkar te binden, of uit Duitsch-
lanJ te verdrijven.
De duitsche eenheid zoo als die wordt begrepen
door Pruissen is geene natuurlijke en vrijwillige
samensmelting der volken tot een geheel, maar
een inslokking van verscheidene magtelooze Staten
in het groote ligchaam van den pruissischen Staat.
De duitsche eenheid met Pruissen aan het hoofd
is eene onderdrukking van het edelste, dat in
de duitsche boezems huist, namelijk de gemoede
lijke aanhankelijkheid der bewoners aan hunne
landvaders en hun afkeer van onregt en militai
ren dwang.
liet is met de tegenwoordige politici veelal ge
steld als met de tafelschuimeis en vrienden van
een gelukzoeker, ais het geluk de slinksche stree-
ken van dien gewetelooze bekroond, als de fortuin
hem ondanks alle eerlooze aanslagen en bedekte
misdaden blijft toelagchendan is de bedorven
oorsprong van zijn rijkdom spoedig vergeten. Bij den
getuigen maaltijd, bij den beker vol schuimenden
wijn, wordt zijn wijsheid geprezen, zijn verstandig
overleg tot de wolken verheven, maar een sluijer
gespreid over het onregt, dat al dien rijkdom be
zoedelt. In onze dagenwaarin een ieder zoo
ligt gereed is om te knielen voor het geluk, is
het goed telkens cn telkens te herinneren aan al
de ellenden der gruwelenwelke noodig waren
om in 1866 de gedwongen eenheid van Duitsch-
land tot stand te brengen. Kan men dan waar
lijk gelooven, dat zooveel onregt, zooveel list, zoo
veel geweld, de stevige grondzuilen kunnen zijn,
waarop de duitsche eenheid veilig kan rusten
De oorlog vau 1866 was een openbare daad
van onregt en geweld, en wij vragen wanneer is
een werk, dat met zulk een daad begon, zijn be
zitters ooit tot heil geweest De oorlogen van
1864 en 1866 waren twee reuzenschreden ach
terwaarts. In beiden werden, de mqgt en niet
het regt gehuldigd, van daar dan ook die geheime
afkeer van het geheele pruissischa volk tegen dien
oorlog, het gevoelde iustinctmalig, dat van hen
een offer werd gevorderd, 't welk alleen in vroe
gere tijden te huis behoorde, dat het gedreven
werd tot daden die in strijd waren met de wet
der nieuwe tijden. Tot ongeluk van het pruissi-
sche volk overwonnen zijn legers, het leerde daar
door de les der ervaring miskennen, dat in onzen
tijd geen heil van wapengelukmaar alleen van
natuurlijke ontwikkeling der natie mag verwacht
worden. Alle naburen en ingeslokte landen zien
dan ook teregt in de zoogenaamde duitsche eenheid
l geen vrijwillige en natuurlijke zamensmelting van
duitsche volken, maar een gewrocht van wapen.
3
geweld.
Laten wij toch de zaken bij den waren naam
noemen. Pruissen heeft Sleeswijk-Holstein, llan-
over, Nassau, Frankfort en Saksen veroverd, en
ondanks alle tegenstribbelingcn der inwoners in
zijn rijk ingelijfd en de andere noord-duitsche Sta
ten heeft het tot zijue vasallen gemaakt. Zulk
eene veroverings-staat is eene bedreiging voor al
zijn nageburen. Indien men de eenheid van Duitsch
laud uit dat oogpunt beschouwt, dan is het voor
ons vaderland te hopen, dat zij nimmer tot stand
komc. Zoolang Duitschlaud wordt verzwolgen door
Pruissen, is de eenheid een allerdreigendst gevaar
voor ons, maar zij zal een zegen voor ons worden,
zoodra Pruissen zich verliest in Duitschlaud. En
dit zal eerst dan kunnen plaats hebben, wanneer
Pruissen zijn bloedig en onregtvaardig verleden
vergetende, ophoudt een militairen Staat te zijn.
lloogere zegen. Wat is eeu erger kwaad
het vormelijk phariseismns of het ongeloof? Wij
wilden deze vraag wel eens gaarne hebben voor
gelegd aan allen, die zulk een vreeslijk leven heb
ben gemaakt over dat ongelukkig verloren gaan
van bovenstaande woorden, uit de troonrede, door
onzen koning onlangs uitgesproken. Zij die zoo
stoutweg anders denkenden, welke de weglating
van die woorden hebben verdedigd, voor ongeloo-
vigen uitmaakten, moeten zich zeiven toch ook eens
afvragen of zij bij het uitspreken van zulke woor
den wel altijd iets dachten. O, het is zoo ge
makkelijk zich zelveu godsdienstig cn geloovig te
wanen, omdat men van verontwaardiging brandt
als een ander eene formule, waarin den naam van God
voorkomt vergeet op te dreunenmaar het is
veel moeijelijker om bij het uitspreken van zulk
een formule, altijd aan God te denken. Altijd
riekt het naar phariseismus, als men anderen aan
valt, omdat zij eene godsdieustverrigting niet vol
brengen want onwillekeurig spreekt een ieder,
die zulks doet in zijn hartHeer ik dauk U dat
ik niet ben als dezen. Ook verloren de staat
kundige tegenstanders van het ministerie ten
cenemnale uit het oog, dat een staatkundig gehas
pel geen geschikt middel is om de natie godsdien
stig te stemmen.
Naar ons voorkomt moet ouze lieve Heer het
aangenamer vinden zoo mei> zijn naam niet in
de discussie mengt, dan zio inen dien naam met
staatkundige bedoelingen uitspreekt, en Hem ge
bruikt als een middel om een ministriëlen zetel
te veroveren.
Wien God in het verderfwil storten,
berooft IIij eerst van zijn verstand. Quos
Jupiter perdere vult, prius dementat. Deze hei-
densche spreuk paste de nieuwe alkinaarsche cou
rant, in haar jongste stuk over de koloniale quastie
toe op de liberalen. Wij vinden het niet zeer
christelijk, niet humaan, om zulke spreekwijze op
zijne tegenstanders toepasselijk te verklaren. Een
God die de arme menschen-kinderen van het
licht, dat Hij hen gaf, berooft, om hen den af
grond te gemoet te doen snellen, is een onmensch-
lijk God, een God die niets gemeens heeft met
den Vader van alle menschen dien Christus ons
heeft leereu aanbidden. Wjj kunnen niet genoeg
waarschuwen tegen die heidensche voorstellingen
van God, die thans bij de geloovigen in zwang
schijnen te raken. Niets dal het steeds veld win-
j nend ongeloof meer in de hand werkt, dan zulke
heidensche denkbeelden over te brengen op het
alwijs en algoed Opperwezen. Of hreft het on
geloof geen gelijk als het met zulk een dwazen
God den spot drijft, die, als een kat met de
muis, met zijne schepselen speelt, die om de smart
dezer ongelukkigen nog te verzwaren, hen tot
werktuigen van hun eigen verderf maakt Neen
laat ons liever niet vau God spreken, dan hem
tot een nietswaardig wezen te maken. Het ongeloof
kan alleeD door een zuiver christelijk begrip der
Godheid bestreden worden. Hoe schoon steekt
tegen den heidenscben God, die thans door den
mond van vele orthodoxen wordt gepredikt, den
God af, die vooj een eeuw geleden, dooi Onno