B01BERBM 21 JBMJ, Algemeen Nieuws-, Advertentie- Landbouwblad. De oorlog tusschen Frankrijk en Pruissen. JU G69. Veertiende Jaargang. Ao. 1870. ADVERTENTIEN worden voor dit blad aangenomen voor Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland door tusschenkomst van de heeren HAASENSTEIN en VOGLER, die tot dat einde hunne kantoren gevestigd hebben te: Hamburg, Frankfort a/d Main Berlijn, Leipzig, Dresden, Keulen, Stutgart, Weenen, Praag, Bazel, Zurich, St. Gallen, Geneve en Lausanne. SCHAGER COURANT. Dit blad verschijnt op Woensdag avond doch wordt met een bijvoegselbevattende het jongste Schager- marktberigtden volgenden avond verzondenaan hen die zulks verlangen. Brieven franco aan de uitgeefster. Abonnementen op dit blad worden door alle Prijs per jaar 3,Franco per post f 3,60. Afzonderlijke nummers f 0,07f. AnvERTENTiëx van een tot vijf regels f 0,75; iedere regel meerder f 0,15. Groote letters naar de ruimte die zij beslaan. Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen. Het is nacht. De gevierde en bewierookte menschenjagers liggen op hunne prachtige spon den. Liefelijke tooneelen van genot en uitspan ning zweven voor hunne bloedige verbeelding. Mor gen, morgen is de verrukkelijke dag daardat de groote menschenjagt zal opengaan morgen zal het geschal der horens hen wekkendan komt de jagtstoet bijeendan trappelen de rossen van vu- rig ongeduld, dau stuiven de brakken door het veld, dan rieken de bloedhonden reeds hun aas. Welk eene aangename afwisseling levert die groote inenschenjagt op, te midden van die telkens terug- kecrende jagtpartijen op hertenreeënfaisanten of reigers. Ziethonderdduizenden van menschen uit aller lei standen zijn genoodzaakt of bieden zich zeiven vrijwillig aan, om den alvermogenden menschenja gers te strekken tot gevreesde brakken en bloedhon den, millioenen menschen zijn gedoemd om te strekken voor het wild, waarop zal worden gejaagd. Doch wat is toch het doel van die menschen jagt Dwaze vraag. Met welk een oogmerk staat de fatsoenlijke jager, die anders zoo noode zijn bed verlaat, in den vroegen herfstmorgen lang eer het eerste morgen-rood begint te blozenmet geestdrift op Zweeft het heerlijk jagtgenot hem niet voor oogen Dat vlugtende wild, die aan geschoten haasziju dat niet de schoonste voor werpen, die de wereld voor hem kan bevatten en dan die glorie van des avonds met een vollen weitasch naar hnis te keerenis er een roem die bij den zijnen kan halen. Noem hem niet wreed, want mogen ook al eenige onschuldige dieren zwaar voor zijn jagtlust boeten, dat kan nu eenmaal niet an ders, opdat het eene schepsel vreugde moge sma ken, moeten er immers steeds dnizenden lijden. En zoo gaat het ook met de groote menschenjagt, opdat eenige gekroonde menschenjagers een uit gezocht genoegen smakenis het immers niet te veel dat millioenen lijden; waarvoor zijn de volken ook anders van nat, zoo zij niet beurtelings voor de brakken en het wild van hunne vorsten en regenten kunnen strekken. Men wensche aan de menschenjagers geluk want de jagt zal schoon zijnzij zal gaan door een der schoonste streken van Europa, hoe zullen daar de bloeijendste dorpen en steden branden, zal daar de oogst verwoest wordenhoe zullen daar de heerlijkste bergtoppen en vlakten bedekt worden met gewondenzieltogenden en gesneu velden. Hoe lieflijk zullen de jammerkreten van duizend bij duizenden ongelukkigen ten hemel stijgen't is waarin vredestijd staat het sen timentele medelijden met armen en rampzaligen niet kwaad, maar het vermaak in de groote men schenjagt gaat toch boven alles, zwakken en laf- hartigen mogen dit jagtvermaak misprijzenvoor mannen van een edel hart en edel bloed staat niets schooner dan een edel jagtvermaak. Geen groot monarch kan er bestaan, zonder ten minste het bloed van millioenen zijner natuurgeuooten te hebben doen stroomen, geen groot staatsman, die niet ten minsten 4 of 5 oorlogen heeft veroorzaakt. De titel van bloedigen menschenjager is toch de schoonste in het oog van de meeste staatslieden en heerschers. Wij weten wel, dathetgeen wij hier neder- schreven niet zoet als honing is, en dat het nog al verschilt van den sentimenteelen toon, waarmede in sommige dagbladen soms wordt geschreven, over de lachjes en bevallige manieren der schoone kei- zerinne, maar alleen een snijdend sarcasmus is in staat om de mate van verontwaardiging te open baren, die ons over dezen roekeloos begonnen oorlog vervult. Vooral over u o Olivier zal het oordeel der geschiedenis streng zijn, het verblinde gemeen, dat langs de boulevards van Parijs zwerft moge het oog slniten voor al de ellenden, die uit dezen rampzaligen oorlog zullen voortkomen en den man, die om een nietig voorwendsel gereed staat zijne natie door stroomen bloeds te doen baden toejuichen, maar gij, die u vroeger schaarde in het midden van de vrienden en verdedigers der vrijheid, gij moest weten dat altijd de oorlog het middel was waardoor tirannen niet alleen huuue naburenmaar ook hun eigen volk hoopten te onderdrukken. Gij hebt twee heeren willen dienen, als keizerlijk minister hebt gij ook nog troow willen blijveu aan de vrijheidmaar zie thans zijt gij voor goed een aanhanger van het despotismus geworden. Na weinige jaren zullen de beide volken den oorlog die met zulk eene onzinnige roekeloosheid is begonnenmet heete tranen beweenenna weinige jaren zullen zij be speuren dat het bloed hunner jouglingsschap al leen heeft gestroomd ter wille van de gekrenkte ijdelheid hunner monarchen. Geen enkel edel be ginsel, geen enkele goede drijfveer ligt aan dezen oorlog ten grondslag. Een nationale haatdoor de regeringen met de staatzuchtigste bedoelingen onophoudelijk aangewakkerd, eene aan moordenaars van beroepwaardige ijdelheid om te doen blijken wie de eerste is in het uitvinden en handtecren der werktuigen van moord en vernieling, ziedaar de ware oorzaken van dezen oorlog. En onder zulke nietige voorwendsels en met zulke lage be doelingen wordt in eene eeuw, die zich met zoo veel hoogmoed op hare verhevenheid boven haar voorgangsters verhefteen krijg begonnendie waarschijnlijk het begin van een reeks van bloe dige oorlogen zal zijn en waarin de beschaving van geheel Europa dreigt te gronde te gaan. God geve dat althans ons vaderland zijne neutrale hou ding zal kunnen blijven handhaven. Onze rege ring verdient allen lof, dat zij haar voorne men om hare onzijdigheid streng te handhaven aau alle hoven heeft kenbaar gemaakt. Nederland kon toch niets dan verliezen hij eene inmenging in den oorlog, mede moet onze regering worden ge prezen, dat zij door de oproeping van alle ligtin- gen, zich zooveel mogelijk heeft gewapend tegen allen gebeurlijkheden. Zich met inocd en kracht te handhaven in deze gunstige stelling van strikte onzijdigheid, ziedaar de grootsche maar moeijelijke taak, die zoowel op de natie als de regering rust. Ons volk moet zich niet laten vervaard makendoor het vreeslijk oorlogsrumoer, dat om ons henen klinkt, maar moedig op zijn post blijven. Thans is de tijd, waarin het zal blijken of de nationali teit waarop wij zoo hoogmoedig zijnons ook waarachtig veel waard is, want in deze benarde omstandigheden is handhaving onzer nationaliteit het eenige middel, dat ons kan redden. De taak om onze onzijdigheid te handhaven zal zware in spanning kostenwant daartoe behoort ook het vermogen om des noods met geweldelk geweld te keeren dat deze onzijdigheid wil schenden. Eerst dan zal de regering daartoe de noodige kracht bezitten, als zij gevoelt dat de geheele natie eendragtig achter haar staat De natie moet dan ook op de krachtigste wijze doen blijken dat haar niets te veel is om zich in hare onafhankelijke stelling te handhaven, dat zij daarvoor des noods al haar goed en bloed veil heeft. Waar het va derland in gevaar is moet alle partijschap zwijgen» alle verdeeldheid wijken. In alle plaatsen van ons vaderland moeten com- missiën verrijzen, die in overleg met de regering, zich bezig houden met het aanwerven van vrij willigers en inzamelen van geldenwelke noodig zullen zijn voor de handhaving onzer onafhanke lijkheid. God helpt, die zich zeiven helpen. Zoo eene algemeene beweging om zich met kracht te hand haven in de zoo gewenschte onzijdigheid uit den boezem des volks zeiven ontstaatdau zijn wij

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1870 | | pagina 1