24
Algemeen Nieuws-, Advertentie- Landbouwblad.
M 687.
Veertiende Jaararans.
Ao. 1870
Da Costa's profezy tegen Parijs.
ADVERTENTIEN worden voor dit blad aangenomon voor Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland door tusschonkomst van
de heeren HAASENSTEIN en VOGLER, die tot dat einde hunne kantoren gevestigd hebben te: Hamburg, Frankfort a^d Main
Brleyn, Leipzig, Dresden, Keulen, Stutgart, Weenen, Praag, Bazel, Zurich, St. Gallen, Geneve en Lausanne.
SCHAGER COURANT.
Dit blad verschijnt op Woensdagavond; doch wordt,
met een bijvoegselbevattende het jongste Schager—
marktberigtden volgenden avond verzondenaan hen
die znlks verlangen.
Brieven franco aan de uitgeefster.
Abonnementen op dit blad worden door alle
Naar volksheil zonder deugd to dingen
Is arbeid aan een rots te biên.
Paus per jaar 3,Franco per post f 3,60.
Afzonderlijke nummers 0,07$.
Advbrtenticn van een tot vijf regels f 0,75; iedere
regel meerder f 0,15. Grooto letters naar do ruimte die
zij beslaan.
Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen.
Sommige onzer dagbladen hebben de profecy
van Da Costa tegen Parijs in herinnering gebragt,
hij is inderdaad merkwaardig genoeg die gloeijende
lierzang door den grootsten der nederlandsche
dichters uit onze eeuw voor meer dan 50 jaren
gedicht. De tot het christendom reeds overhel
lende, maar toch nog niet gedoopte Israëliet voelde,
in zijn jeugdig hart den geest der oude profeten
van zijn volk ontwaken. Even als eens Jezaja en
Ezechiei tegen Babel, Tirus en Jeruzalem hadden
geprofeteerd zoo profeteerde hij thans tegen het
nieuwe Babel, die stad der weelde en des oorlogs,
der gruwelen en der wonderenHet is als of de
dichter het lot dat thans het ongelukkige Parijs
heeft getroffen, heeft voorzien, men leze slechts de
volgende coupletten
Maar wacht u, stam zoo vol verleiding
Uw takken reiken al te hoog!
En beff voor verdere verspreiding,
Hoe welig 't loof ook bloeijen moog,
Want aan uw voeten, trotsche ceder
Ligt de ongeziene bijl der straf,
Een wenk; Gods wraakheraut daalt neder
Eu hakt u van den wortel af,
Een woord zal uit den Hemel dondren,
En stad der steden! gij stort neer
Met al uw gruwelen, al uw woudreu,
Uw ijdelhecu en bloedige eer,
En de al te lang verbaasde volken
Bezingen d'ondergang der stad,
Die 't hoofd verbergende in de wolken
Den naam van God met voeten trad
Ontwaak van uit den slaap der zonde.
Ontwaakverleidcresontwaak
Eer zich het schrikgeluid verkonde
Der eindlijk los gebarsten wraak
Stoor die bedriegelijke droomen,
Waar uw verbeelding zich aan boeit,
Nog is het lijfsgevaar te ontkomen,
Ofschoon het ieder oogwenk groeit,
Verwoest die tergende trofeën,
Waarin uw hoogmoed zulks vergoodt,
Wat zijn zij dan de stem der weeën
De aard overdekkend met uw schoot,
Hun pracht doe 't hoofd des dwazen buigen,
Die hart en zelfgevoel verzaakt,
Zij zullen tegen u getuigen,
In 't uur des oordeels, dat genaakt.
Bekeer, verneêr u, smeek genade,
De keus is ligt, de tijd is kort,
De wereld slaat angstvallig gade,
Wat van uw hachlijk noodlot wordt,
Hoe zal de toekomst van u wagen,
Gij thans der duivelen paradijs
Zijt gij het Ninive onzer dagen
Of 't aan den vloek gewijd Parijs?
Zij zijn heerlijk schoon deze versen en zij ver
dienen een' plaats onder de keur van de eerste
schoonheden uit Neêrlands poësie, maar zou de
dichter, indien hij thans nog leefde en de ver
vulling van zijne voorspelling met vlceschlijk oogen
kon aanschouwen, zich zeiven daarom den naam
van ziener, dien sommigeD hem thans toekennen,
hebben durven toeeigenen Zoudo de gemoedelijke
man die in lateren leeftijd de merkwaardige re
gels schreef:
Het lied der waarheid slechts is schoon,
In 't oor der englen voor Gods troon
ze zelf in waarheid schoon hebben gevonden Ik
geloof van neen Indien men de dichter eens had
gevraagd om zijn eigen oordeel over dat vers
uit te spreken, zoude het waarschijnlijk aldus ge
luid hebben. Toen ik dit lied in 1820 maakte
was ik nog zeer jong en hartstogtelijk. In en
buiten ons vaderland heerschte overal beroering,
strijd en wanorde. In ons vaderland had Bilder-
dijk het teisterbandsche vaandel ontrold en was
gereed aan het hoofd van een kleinemaar dap
pere schaar waarin ik ook behoorde, te velde te
trekken tegen de Saduceërs en mannen des on-
geloofs die bij ons overal den zetel van het gezag
en der eere hadden ingenomen.
In Spanje, Italië en in enkele staten van Duitsch
land was de revolutie in vollen gang. In Duitsch
land was Kotzebue door Sandt, in Parijs de
hertog du Berry door Louvet op de meest ver
raderlijke wijze om het leven gebragt. In de zaal
van Frankrijks afgevaardigden hadden konings
moorden en revolutie mannen als Manuel en La-
faijette weder zitting genomen.
Revolutionaire redevoeringen klonken ons op
nieuw tegen. Het scheen of de revolutie, die
tien jaren later in volle kracht losbrak, toen reeds
hare lavastroomen en vuurvloeden over Europa
zoude uitbraken. Toen ik het vers maakte ver
keerde ik dus in een toestand van overprikkeling
en opgewondenheid. Kon ik toen geheel billijk
en regtvaardig zijn Weet ik niet aan Parijs dat
gene, waaraan geheel Europa even schuldig was
als die stad Was ik niet onregtvaardig toen ik
alleen aan Parijs den verraderlijken moord verweet,
terwijl toch de Dnitscher Sandt niet minder schul
dig was dan Louvet? Mogt ik zoo bij uitsluiting
aan Frankrijks hoofdstad hare zedeloosheid en ver-
dierlijking verwijten op een tijdstip, toen het schan
delijk proces tegen koningin Carolina bewees, hoe
veel onbeschrijfelijke zedeloosheid ook in Engeland
school Bovendien vergat ik niet ten eenemale dia
talrijke gestichten van weldadigheid en godsdienst,
die hospitalen, gasthuizen, die weeshuizen en ker
ken, die men toch ook in Parijs vindt, om alleen
te spreken van de bloedige eertrofeën Vergat ik
niet ten eenemale, hoe juist uit dat ten vloek ge
wijd Parijs de lieflijke stem van Lamartine tot
ons kwam, eene stem, die in haar welluidenden
weemoed in mijn ziel nieuwe liefde voor poëzie
en godsdienst met dubbele kracht kwam wekken
Ik was dan onregtvaardig jegens Parijs. Mijn
voorbeeld heeft later vele nederlandsche dichters
verleid, zoo als Beets, ten Kate en IIa3enbroek
om ook over de rampzalige hoofdstad van Frank
rijk des Hemels wraak in te roepen. De voor
spelling van den eerstgenoemden is nog letterlijker
vervuld dan de mijne, hij sprak toch ook eens: (in
1834.)
De Seine thans bespoelt den troon der boosheid
't Verderf der aard wast welig waar zij vliet,
Haar oever is 't die 't outer prijken ziet,
Waar ontucht wordt gewierookt en godloosheid
Hij riep het noorden ter wrake.
Gesp, Noorden! gesp het stalen harnas aan:
Ter strijd, ter wraak, voor 't half ontwricht
Europe
Het zuiden kan en zal en moet vergaan
Gij kunt het, gij, den kop te morsel slaan
Op u alleen is aller braven hope.
Ook de wraakbede van dezen dichter schijnt zijne
vervulling te naderen, en toch zal daarbij de rouw
niet slaan om het hart des dichters die die woor
den uitsprak Het standpunt van den dichter
Beets, noch van mijwas toen wij die profecien
uitspraken, eene echt christelijke. Ik liet mij te
veel verleiden door de alles medeslepende taal van
Israels oude boet- en wraak profeten. Beets welligt
door mijn voorbeeld en misschien ook door dat
van Staring, die reeds in Maart van 1815 de be
legering en den val van Parijs had voorspeld
woorden, waaraan men ook bij de tegenwoordige
belegering onwillekeurig moet denken.
Lutetia, zie ginds zie rondom uit;
Wat vindt uw oog, als 't aan den grenskring stuit?
Geen legersneen't zijn volken opgestaan
Van d'eenen tot den andren oceaan,
Zie duizend duizendenhun schrikbaar tal
En 't is de Heer die hen geleiden zal.
Maar wij wraak en strafvoorspellende dichters
zagen even als Elie de zevenduizend voorbij, welke
nimmer voor Baal hadden gebogen. Wij smeekten
als of wij de zonen des donders waren, het vuur