Algemeen Nieuws-, Advertentie- Landbouwblad. BOflBMDlfi J\o. 710. Vijftiende Jaargang. Ao. 1871 ADVERTENTIEN worden voor dit blad aangenomen voor Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland door tusschenkomst van de heeren HAASENSTEIN en VOGLER, die tot dat einde hunne kantoren gevestigd hebben te: Hamburg, Frankfort a/d Main Berlijn, Leipzig, Dresden, Keulen, Stutgart, Weenen, Praag, Bazel, Zurich, St. Gallen. Geneve en Lausanne. Gemeente afkondiging. Nederland voor en na 1848. SCHAGER COURANT. Dit blad verschijnt op Woensdag avond doch wordt met een bijvoegselbevattende het jongste Schager- marktberigtden volgenden avond verzondenaan hen die zulks verlangen. Brieven franco aan de uitgeefster. Prijs per jaar f 3,Franco per post f 3,60. Afzonderlijke nummers f 0,07|. ADVRRTMTiëN van een tot vijf regels f 0,75; iedera regel meerder f 0,15. Oroote letters naar de ruimte die zij beslaan. Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen. Naar volksheil zonder deugd te dingen Is arbeid aan een rots te biöu. Abonnementen op dit blad worden door alle F 3E Burgemeester en Wethouders der gemeente Schogen; Gezien de beschikking van den heer Commissaris des Konings in Noord—Holland van den 25sten April 1871 M 185, 2291 (Verz. M 28.) Gelet op onderscheidene bepalingen der wetten op de personeele belasting en op het regt van patent. Brengen door deze ter kennis van de Ingezetenen. 1. Dat de uitreiking van de beschrijvingsbillet- ten betrekkelijk de belasting op het personeel zal aanvangen op den 4en Mei aanstaande 2. Dat, overeenkomstig 2 van art. 29 der wet op de personeele belasting, benoemd ziju om als tegenschatters van de zijde der belastingschul. digen te dienen, ingeval van herziening, achter- volgens het bepaalde bij art. 322 der wet van het aangegeven bedrag der huurwaarde of aantal deuren en vensters of haardsteden de heeren 1. Willem Koggeveen Dirkzoon; 2. Cornelis Ni- colaas Vlaming. 3. Dat de uitgifte van de verklaringen voor het regt van patent dienst 1871/1872 zal aanvangen op den 4den Mei aanstaande en dat niet de weder ophaling dier verklaringen op den 16den Mei daaraanvolgende met uitzondering van de patent- pligtigeii vermeld onder „Ij: 37 tot 40 van tabel 14 (tappers enz.) aan welke de bedoelde verkla ringen, welke binnen drie dagen na de bezorging zullen worden afgehaald. 4. Dat zij, die bij het bezorgen of terughalen der beschrijvingsbilletten voor de belasting op het personeel en van de verklaringen betrekkelijk het patentregt mogten zijn overgeslagen, zich in geen geval op zoodanig verzuim mogen beroepen, maar integendeel gehouden zyn om de vereischte en behoorlijk ingevulde verkeringen voor of uiterlijk op den 31 Mei e.k. in te dienen, ten kantore van den outvanger der directe belastingen, alwaar de biljetten ter invulling steeds verkrijgbaar zullen zijn. 5. Dat de dag waarop de patenten voor de pa- tentpligtigen vermeld in V 37 tot 40 van tabel 14 (tappers enz,) ter afhaling gereed zullen zijn, nader en in tijds zal worden aangekondigd, doch dat deze patenten, ingevolge art 2 der wet van 24 April 1843 (staatsblad .1* 16) niet mogen uitgereikt en de bedoelde patentpligtigen (tappers enz.) deze hunne beroepen niet mogen uitoefeuen alvoreus hunnen verschuldigden aanslag wegens het patentregt dier beroepen, over het vorig dienstjaar ten volle en dien over het nieuwe dienstjaar voor de helft te hebben betaald, waarvan een ieder, bij de afhaling van het patentblad, door vertoon van de vereischte kwitantien zal moeten doen blijken. Wordende eindelijk een ieder, herinnerd, dat de noodzakelijkste inlichtingen betrekkelijk eene be hoorlijke invulling der beschrijvmgs billetteu, zoo voor de personeele belasting als het patentregt, op die billetten afgedrukt zijn om door belangheb benden te kannen worden geraadpleegd, Bnrgemeester en Wethouders maken de ingezete nen in het bijzonder aandachtig: lo. Op de wijzigin gen, welke in de twee eerste paragraphen van art. 27 der wet van 29 Maart 1833 (staatsblad „fis 4 bij artikel 7 derzelfde wet van 1809, zijn gebragt loidende die paragraphen als volgt: 1. Die na den 15 Mei een perceel in gebruik neemt is voor dit perceel de belasting naar de 4 eerste grond? l i gen, voor den tijd des dienstjaars, die nog over is, verschuldigd 2. Aan den belastingschuldige die in den loop des diensljaars een perceel verlaatzonder daarin eenige roerende goederen of iemand in zijne dienst achter te laten, wordt ontheffing verleend van zijn aanslag naar de vier eerste grondslagen voor den tijd des dienstjaars, die nog over is, indien daarvan door hem, binnen den tijd van eene inaand, volgende op die, waarin hij het per ceel verliet, tegen bewijsschriftelijk aangifte is gedaan, ten kantore des ontvangers, op een aldaar kosteloos verkrijgbaar biljet. De ontheffing wordt ook verleend over het drie maandelijksch tijdvak waarin het perceel werd ver laten, indien de belastingpligtige daarna, doch in den loop van dat zelfde tijdvak, een ander perceel waarvoor hij belastingpligtig is, in gebruik neemt. Bij overlijden van den belastingpligtige treden zijne erfgenamen in de zelfde regten en verpligtingen. De aangiften, volgens het eerste en derde lid ingediend worden als gewone bezwaarschriften aangemerkt en behandeld. 2o. Op hunne verpligting om bij hunne bezwaar schriften, ingevolge art. 1 der wet van 4 April 1S70 (staatsblad no. 60), over te leggen een du plicaat van het betrekkelijk aanslagbiljet, tegen be taling vnn 5 cent bij den ontvanger verkrijgbaar gestelJ. Schagen den 1 Mei 1871. Rurgmeeester en Weth. voornoemd De Rurgemeester, Van Döroberg Heiden. De Wethouder, C. de Pater. Hebben wij te veel gezegdtoen wij in ons voorlaatste nummer beweerdendat de bloeitijd der nederlaudsche vrijheid met 1843 eerst regt begonnen is? Wij gelooven dat niet. Welke een aantal hinderpalen, zijn sinds dat jaar aau land- 1 bouw, nijverheid, scheepvaart uit den weg ge- 1 ruimd. 't Is waar de hinderpalen, die voor 1343 aan handel en nijverheid in df-n weg stonden, moesten dienen, zoo als men liet uoera leia het belang van de inlandsche industrie en land bouw, maar zij waren daarom niet minder hin derpalen. Oin graan op een nederlandsche markt te bren gen, moest men uog in 1S47 het bewijs leveren dat het op nederlandsch grondgebied was geteeld, het was een maatregel genomen in het belang van den inlandschen landbouw, maar toch hoe werd er ooze graanhandel door belemmerd. Het is waar de schaalregten waren reeds in 1847 ver vallen maar die afschaffing was toch het gevolg van denzelfden geest, die een jaar later de grond wetsherziening wist te bewerken. In 1850 werd onze scheepvaart van knellende banden ontslagen. In 1856 werd met de af schaffing van het accijns op het gemaal de zoo gewigtigenijverheid der meelbereiding gemakkelijk gemaakthet jaar 1365 schonk volledige vrijheid aan alles wat tot de veenderijen betrekking beeft. Het ligt buiten ons doel dat thema verder in bijzonderheden te behandelen, anders zonden wij nog kunnen wijzen op de cultuur van de mee krap, op sommige visscherijenop de jagtin alle welke takken van nijverheid er in de laatste 25 jaren ontegenzeggelijk meer vrijheid is geko men. De vrijheid heeft om in stand te blijven zoo wel noodig een goede onafhankelijke regterlijke inagt waarop men zich beroepen kan als bestu rende ligchatnen, die de belangen der ingezetenen behoorlijk ter harte nemeu. Bezaten wij onder den regeringsvorm voor 1848 betere waarborgen voor de onafhankelijkheid der regterlijke magt dan thans Het tegendeel is waar. Laat een liefheb ber van nasnuffelen eens in het oude staatsblad natellen welk een getal van nummers daarin voorkomt, dat ten opschrift voert, conflict. En wilt gij weten wat men onder de benaming van conflict verstond, het was een uitdruk kelijk verbod van de zijde der regering aan de regterlijke magt, om uitspraak te doen in een aanhangige zaak, die volgens haar gevoelen van Rdministralieven aard was. De willekeur der re gering trad dus geheel in de plaats eener onaf hankelijke regtspleging. Het is waarook die schandelijke willekeur had reeds eenige jaren voor 1843 opgehouden, maar het is toch niet minder waar, dat de regering voor dat jaar telkens nei ging gevoelde om in den ouden poel terug te zinken. Wil de vrijheid gewaarborgd zijn dan moeten nevens eene onafhankelijke regterlijke magt ook de noodige staatsinstellingen aauvezig ziju, welke de belangen des volks ten harte neinen en hoeveel beter zijn wij in dit oprigt er na 18 43, dan voor dat jaar aan toe. Hebben wij niet onze beide Kamers, onze Provinciale Staten, onze gemeente raden, onze Kamers van Koophandelallen door liet volk zelf gekozen gekregen. In elk dier ligchamen vindt het volk een ge trouwe tolk vau zijn belangen. Bj de minste aanranding vau eene zijner vrijhedenzal elk hunner met kracht zijn stem verheffen. Kunt gij dan haast betere waarborgen voor de vrijheid ver langen? Doch de beste beschermster der vrijheid is welligt echter de vrije drukpers, en zijn wij ten haren aanzien na 1343 achteruitgegaan? La ten de jaarboeken onzer criminele en correctionele regtpleginx spreken en zij zullen getuigen dat voor 184H herhaalde malen om de minst gewigtige verwijten aan de regering gedaanvervolgingen tegen anders achtenswaardige personen werden ingesteld. Zij zijn waarschijnlijk nog niet gewischt uit het geheugeu van velen, die herhaalde vervolgingen, ingesteld tegen de Amhemsche en Kampercou ranten, om van anderen niet te spreken, daaren tegen is sinds 1848voor zoo verre ons bekend is, slechts eene drukpers-vervolging van de zijde der regering en dat nog wel onder een zeer reactionair bewind (onder het ministerie van Hall tegen de Asmodée in 1856) ingesteld. De vrijheid vau drukpers is dus sedert 1348 meer geëerbiedigd dan vroeger. F.n op hoe vele wijzen werd de vrijheid van doen en handelen ook bij standen op welke de dwang anders het meest drukte gewaarborgd. Of werd de wijze van be noeming en ontslag der officieren van land- en zeemagt niet bij de wet geregeld, werden deze daardoor niet onttrokken aan de ministriele wille-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1871 | | pagina 1