Algemeen Nieuws-, Advertentie- Landbouwblad.
M 716.
jVijfticndc Jaargang.
Ao. 1871
Tijdsbescliouwingen.
Middelbaar onderwijs voor
meisjes.
ADVERTENTIEN worden voor dit blad aangenomen voor Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland door tusschenkomst van
de heeren HAASENSTEIN en VOGLER, die tot dat einde hunne kantoren gevestigd hebben te: Hamburg, Frankfort a/d Main
Berlijn, Leipzig, Dresden, Keulen, Stutgart, Weenen, Praag, Bazel, Zurich, St. Gallen, Geneve en Lausanne.
Gemeente afkondiging.
Nationale Militie.
Onderzoek van verlofgangers te lande.
SCHAGER COURANT.
Dit blad verschijnt op Woensdag avonddoch wordt
met een bijvoegselbevattende het jongste Schagcr-
marktberigtden volgenden avond verzondenaan hen
die zulks verlangen.
Brieven franco aan de uitgeefster.
Abonnementen op dit blad worden door alle
Prijs per jaar 3,—. Franco per post f 3,60.
Afzonderlijke nummers /.0,07J.
ADVRRTETnëM van een tot vijf regels f 0,75iedere
regel meerder f 0,15. Groote letters naar de ruimte die
zij beslaan.
Naar volksheil zonder deugd te dingen
Is arbeid aan een rots te biên.
Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen.
15 *m
331 1
Burgemeester en wethouders van Schagen bren
gen ter kennis van de in die gemeente verblijf-
houdende verlofgangers der Militie te lande, be-
hooiende tot de liglingen van 1867, 1868, 1869, en
1870, voor zooverre zij vóór den 1 April 1871 in
het genot van onbepaald verlof waren gesteld, dat
zij zullen hebben tegenwoordig te zijn bij het on
derzoek, hetwelk zal plaats hebben te Schagen op
Maandag den 19 Junij 1871, des voormiddags
half elf ure, voor het Raadhuis dezer gemeente.
Burgemeester en Wethouders voornoemd, ver
manen allen wie dit aangaat om door in achtne
ming van hunne verpligtingen, zich voor onaan
genaamheden en straffen te vrijwaren.
Schagen 1 Junij 1871.
Rurgmeeester en Weth. voornoemd
Van Dörnberg Heiden.
C. de Pater Weth.
P a r ij 8. Verschrikkelijk is de toestand waarin
Frank rijks hoofdstad verkeert. Niemand meer kan
voorzien wat daar nog zal gebeurenhet einde
moet uitputting zijn. Jammerlijk einde! En toch
waar is de hand die het hollende ros lot staan
kan brengen en het bal et om blind den afgrond
in te springen, waarin het verdwijnt. Die wreede
onzinnigheid der laatste dagen heeft in Europa een
wrok doen ontstaan tegen Parijs: kan dit onweder
der driften geene hoogere werking op ons uitoefe
nen Wij vergoelijken de misdaad niet maar toch,
wij willen hare verklaring hebben. Het is een
schrale moraal wanneer deze zich bepaalt tot de
dankbare erkentenis dat wij niet ziju als dezulken.
Dat opgeven der rede is een algemeen menschelijk
vermogenoveral kan plaats hebben, wat in Parijs
thans gebeurt, maar behoeven wij te zeggen, dat
liet nergens gebeuren mag.
Gewoonlijk beeft het kwaad gelukkig niet dieu
omvang, welken het thans verkregen heeft, omdat
het loslaten van het verstand niet vaak gestraft
wordt door het toelaten van vrije werking, nood
zakelijk eindigend in volstrekten ondergang. Zoodra
de razende zich vertoont, staat de macht van het
verstand op om hem onschadelijk te maken.
Hier ligt de fout. Dit is uiet gebeurd in Frank
rijk en veel reden bestaal er om de schuld van dit
vreesselijk drama over te brengen van de ijlende
Parijsohe menigte op de regering zelve. Wij kun
nen niet iu de bewondering deeleu welke Thiers
toeschrijft aan Europa omtrent zijne houding tegen
het oproer. De gesloten vrede, het verband tus-
schen de regering van Thiers en Pruisen, de on
openhartige staatkunde ten opzigte van de voorbe
reiding van een uieuw politiek leven dat alles
maakt het gezag in Fraukrijk smadelijk.
Zekerlijk had de toestend niet kunnen vererge
ren zoo de oorlog tegen Pruisen was voortgezet
en Gambetta tegenover Favre gezegevierd had. Het
is duidelijk dat niet alles kon voorzien worden en
Thiers was de geroepen man om zonder dat dit
krenkend kon zijn voor bet Frankrijk dat moedig
feestreden had een vrede te sluiten, dien het noo-
dig had. Maar toen hij Gambetta liet vallen en
Favre koos, stond hij niet meer op een nieuw on
afhankelijk standpunt en werd de moed en vader
landsliefde die op nieuw zich ten strijde had wil
len gorden in hare eerzucht beleedigd.
Zijne houding tegenover Pruitseu beantwoordt
ook niet aan de eischen van het nationaal eerge
voel. Dat bieden en loven, ^strookte niet met de
roeping die hij had om eenvoudig af to rekenen.
Om een milliard te bedelen past niet aan een
Franschman: het prestige van het gezag dat alleen
op vaderlandsliefde kon gebouwd worden leed
hierdoor.
Het verleden moest vergeten worden: liet was
geen hooghartigheid maar het was het luisteren
geweest naar Frankrijks innfg nelverlangen. De
diplomaat heeft den man geschaad en aan een
man had Frankrijk behoefte. Zulk een man had
ook geen oogenblik geweifeld in de openbaring van
zijn meening omtrent den vorm, welken de nieuwe
toestand van Frankrijk, voor zijne regering nood
zakelijk maakte. Het eerste had dadelijk gebeuren
moeten. Frankrijk kan niet zijn in een onbestem-
den, ongeconstitueerden toestand.
Desniettegenstaande, bij de openhartigste woor
den, een talmen bij de daad, dat aan arglist den
ken doet. Is zulk een bestuur een dam tegen re
geringloosheid Zijn de maatregelen tegen het
oproer genomendie weifeling en zwakheid afge
wisseld door koelbloedige strengheid eu een ver
foeilijk bombardement niet voor een groot gedeelte
te beschouwen, als oorzaken van de krankzinnige
daden, door een zieltogende bende dollemannen
gepleegd
Dit is ook een dreigende wolk nog voor de
toekomst.
Het zal Thiers wel gelukken, daartoe in staat
gesteld door Pruisen, den opstand te onderdrukken.
Opgevangen aan Frankrijks grenzen, teruggezon
den door Pruissens troepen, zullen wel alle hoof
den der Commune binnen kort gefusilleerd zijn.
Maar wat dan Meent men dat in nieuwe schande
verbetering van oneer ligt Is het bestaan der
Commune, hare geschiedenis, haar val, eene ge
schiedenis van dwaasheid en razernij, al wat tegen
haar is gedaan, al wat tegen haar overstond als
gouvernement, heeft een even treurige rol gespeeld.
Wij houden den val van Thiers voor zeker. Geve
de hemel dat een vaderlandsch man zijn opvolger
zij; dat moest ook al weer een dictatuur noodig
zijn ter opbonwing van Frankrijk, die dictatnur de
taak moge zijn van een verlicht en eerlijk en
godsdienstig man. Hoe vele revolutien nog noodig
zullen zijn om daartoe te geraken, wij weten het
niet. Laat ons hopen dat de maat der jammeren
vol is en de weg thans reeds leidt naar een
toestand, die regel en orde herboren ziet. En
laat ons, wat ons zelven betreft, af doen al die
blinddoeken van bevooroordeel, partijzucht, domheid,
welke aan Nederlanders zoo vaak beletten een zaak
te zien in het licht des verstands.
Onze aard brengt wel niet mede een groote
aanleg voor buitensporigheden als de hoofdstad der
beschaving ons te zien gaf, maar toch wij zijn den
weg al op als wij de feiten niet langer controleren
met ons verstand en uit hartstocht, bijv. eene
openbare school, eene heidensche school
noemen.
Uit de discussie over het middelbaar onderwijs
in de Tweede Kamer gevoerd, gehouden na ons
eerste stuk over dit onderwerp, is gebleken dat de
minister Thorbecke een ander onderwijs noodig
acht voor meisjes dan voor jongens. Welke rigting
dit onderwijs te volgen heeft werd wel niet dui
delijk aangewezen doch de middelbare school, zoo
als die hier te land door de wet van 1863 gere
geld is, werd stellig veroordeeld voor meisjes. "Wij
zullen ons in het onderzoek dezer maar niet verder
verdiepen en even als de minister ons tot eene afwach
tende houding bepalen. Wij blijven bij het gevoelen
dat een onderwijs, hetwelk altijd nog voorbereidend
moet genoemd worden gelijkelijk van nut is voor
de vrouw als voor den man. Doch wij zullen zien
welke oplossing aan deze theoretische vraag door
de praktijk zal gegeven worden.
Onze taak echter hebben wij nog niet geheel
afgehandeld. Wij eindigden ons vorig stuk met
de opmerking dat het bezwaar uit een zedelijk oog
punt aangevoerd tegen een gemeenschappelijk on
derwijs van meisjes en jongens ons integendeel eene
zoo groote aanbeveling in het belang der zedelijk
heid in zich sloot, dat wij in een volgend artikel
daarvoor afzonderlijk wilden handelen.
In een hoofdartikel van het Nieuws van den
Dag werd een tijd lang geleden dezelfde meening
verdedigd. Het doet ons leed dat wij het stuk
niet meer bezitten. Een dagbladartikel heeft een
zoo vluchtig bestaan dat het gelezen weêr vergeten
wordt. Het behoorde tot de stukken van Gorter
en muntte uit als meest alle stukken, van die
bekwame maar thans voor ons immer rustende
hand, in levendigheid van voorstelling en een onver
gelijkelijke aaneenslniting van gevoelen en verstand.
De zedelijkheid zou eene afscheiding voorschrijven
tusschen meisjes en jongens Eene afscheiding
bij het onderwijs Dit kon er bij Gorter niet in
en wij kunnen het ook niet aannemen. Zou het
niet eerder in het belang der zedelijkheid zijn,
zoo jongens en meisjes elkander van eene verstan
delijke zijde konden leeren waarderen? De groote
aanleiding tot onzedelijkheid ligt naar ons inzien
in de afgezonderde opvoeding van de geslachten.
Waarom zou men, terwijl het jeugdig gemoed zich
nog slechts onbestemd uit en welwillendheid de
eenige openbaring is van den late ren hartstocht,
waarom zou men dan omgang tusschen meisjes en
jongens minder wenschelijk achten
Op dat tijdstip kannen zij elkander leeren ken
nen, beschouwd den eenvoud en de onschuld, later,
na hunne intrede in het maatschappelijk leven tot
elkander gebragt zal de een voor den ander een
raadsel zijn, terwijl de prikkel der begeerlijkheid
zich dan het luidst hooren laat. Vrouw en man
zijn slechts zelden voor elkander, wat zij konden,
wat zij behoorden te zijn. Het huwelijk is bij de
onvolledige kennis van elkander en bij het groote
overwicht dat de zinnelijkheid heeft in dezen gees
telij ksten aller banden niet zeldzaam een bron van
ongeluk. Wezenlijke verheffing zoo van man als
van vrouw heeft als voorwaarde dat zij van elkan
der leeren en terwijl wantrouwen in de mensche-
lijke natuur zich uitgeeft voor kennis der men-