90M0KB9AG
3
Algemeen Nieuws-, Advertentie- Landbouwblad.
Waarom waren onze voorouders
zoo gehecht aan den republikein-
schen regeringsvorm.
'M 723.
Vijftiende Jaargang.
Ao. 1871
ADVERTENTIEN worden voor dit blad aangenomen voor Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland door tusschenkomst van
de heeren HAASENSTEIN en VOGLERdie tot dat einde hunne kantoren gevestigd hebben te: Hamburg, Frankfort a/d Main
Berlijn, Leipxig, Dresden, Keulen, Stutgart, Weenen, Praag, Bazel, Zurich, St. Gallen, Geneve en Lausanne.
KENNISGEVINGEN.
p Tennis Harp en Pieter van der Oord;
van Dörnberg Heiden.
patenten.
SCHAGER COURANT.
Dit blad verschijnt op Woensdag avonddoch wordt,
met een bijvoegaelbevattende het jongste Schager-
marktberigtden volgenden avond verzondenaan hen
die zalks verlangen.
Brieven franco aan de uitgeefster.
Abonnementen op dit blad worden door alle
Prijs per jaar 3,—. Franco per poet f 8,60.
Afzonderlijke nummers f 0,07 J.
ADVBRTKjrnëx van een tot vijf regels 0,75; iedere
regel meerder f 0,15. Groote letters naar de ruimte die
zij beslaan.
Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen.
Naar volksheil zonder deugd te dingen
Is arbeid aan een rots te biên.
POLITIE Secretarie dezer gemeente kannen worden afge-
„„hlipke straat wevonden en haald de voorjaarspatenten, dienst 18J{.
0ft urie voor den daarop regthebbende terug j Wordende de patentpligtigen herinnerd dat de
ter Secretarie voor o 8 j A». r..t»n#»n „.«AnninV „..«„in-rl-r.
te bekomen een matten stoel.
H ooisteken.
Burgemeester en Wethouders van Schapen.
Gezien artt. 174 en 175 van het politie re
glement dezer gemeente;
Gelet op art. 176 lett. O der wet van den 29
Junij 1851 (Staatsblad JVf. 85);
Brengen bij deze ter kennis van de ingezetenen
dat door hen voor her jaar 1871 tot hooistekers
zijn aangesteld:
in wijk A. Pieter Stroomer en Meijert Meurs;
t B en C. Jan Meijer en Jan Scheuk;
r d Pieter Timmerman en Willem Kooij;
w E Arie Schenk en Jan Borst Jzn.
t G Jacob Stammes en Jan Groen.
Wordende teveus de belanghebbenden herinnerd
aan de bepalingen voorkomende in de hierboven
genoemde artt174 en 175.
Schagen den 26 Julij 1871. -
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
De Secretaris
van Bevervoorden.
Politie.
Burgemeester en Wethouders der gemeente
Schagen:
Gelet op art. 108 van het politie reglement
dezer gemeente;
Brengen hij deze ter kenniase van de eigenaars,
dat zij verpligt zullen zijn zorg te dragen, dat van J
af Maandag den 31 Julij, hunne eenden worden
vastgehouden en opgesloten.
Schagen 28 Julij 1871.
Burgemeester ed Wethouders voornoemd,
van Dörnberg Heiden.
De Secretaris
van Bevervoorden.
Burgemeester en Wethouders der gemeente
Schagen
Gezien art. 67 van het politie reglement dezer
gemeente
Brengen bij deze ter openbare kennisse, dat
ieder bruiker van een pand, huis, tuin of ander
perceel, verpligt is de straat vóór eu langs het
perceel liggende, behoorlijk schoon te houden van
gras, ruigte en vuilniswordende iedere bruiker
en bij ontstentenis iedere eigenaar tevens aange
maand zorg te dragen, dat binnen den tijd van 8
dagen, te rekenen van af heden, de straten gewied
en schoon geveegd zullen zijn.
Schagen 29 Julij 1871.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
van Dörnberg Heiden.
De Secretaris,
van Bevervoorden.
De Burgemeester van Schagen, maskt bekend
dat van af Maandag den 7 Augustus tot en met
Zaturdag den 19 Augustus a. a. (de Zondag uit
gezonderd), des voormiddags van 9—12 uren ter
afhaling der patenten persoonlijk moet geschieden.
Schagen den 1 Augustus 1871.
De Burgemeester voornoemd,
van Dörnberg Heiden.
In ons vorig nummer hebben wij getracht aan-
tetoonen hoe ver, wat den staatsvorm betreft, het
Nederland van de 19 eeuw dat der 17 en 18
eeuw te boven streeft. En toch kan het worden
bewezen dat onze voorouders met groote hartstog-
tel ikheid waren gehecht aan hunnen gmeenebeste-
lijken regeringsvorm. De vurigste oranjesgezin-
den zouden in 1747 en 1787, ook na de vol-
komenste overwinning door hun partij behaald te
ruggedeinsd hebben voor het denkbeeld om aan
den stadhouder de koninklijke waardigheid te ge
ven, en schoon de patriotten juist in onze tegen
woordige grondwet datgene zouden gevonden
hebben, waarnaar zij met zooveel ijver en harts-
topt streefden, zij zouden haar toch van de haud
gewezen hebbenomdat de dierbare naam van
republiek er in zoude vervangen zijn door het hun
zoo hatelijk in de ooren klinkende woord koning
schap. De zoo Oranjesgezin de Bilderdijk bezong
nog in 1781 in vurige gedichten, den edelen
heldenstoet, die in het glorierijkst gemeenebest
den stoel der vrijheid had gevest en de democra
tische Pieter Paulus en Simon Stijl prezen het
stadhouderschap aan, als de krachtigste en nood
zakelijke hoofdzuil van de republiek.
De naam van republiek werd dan met een bui
tensporige liefde bemind, zoo groot en diep ge
worteld was de afkeer tegen het koningschap dat
men in 1813 iu 't eerst niet met den naam van
koning, maar wel met dien van souvereinen vorst
dorst voor den dag te komen. Klaar van waar
toch die gehechtheid der Nederlanders voor zulk
een gebrekkigen staatsvorm, hoe konden zij dwee-
pen met zulk een ellendige organisatie, die hen in
alle hunne bewegingen moest belemmeren
Deze ingenomenheid vloeide voort uit verschil
lende bronnen. Vooreerst kleefden de roemrijkste
nationale herinneringen aan dien naam van repu
bliek de overwinningen van Prins Maurits en
Frederik Hendrik, van Tromp en de Ruiter waren
behaald ouder het republikeinschen vaandelaf
stand te doen van dieu naam, zou het niet gelijk
staan met verwerping van den roem der vaderen
Ten tweede streelde de Daam van republiek onte
genzeggelijk het gevoel van eigenwaarde in de
borst van bet volk. Terwijl men in andere lan
den alom moest spreken van de legers, de vloten,
de geaanten des konings, koo de minste timmerman
en schoenmaker bij ons spreken van onze legers,
onze vloten, onze gezanten, ieder deelde dus in
den roem en de magt der republiek en gevoelde
dat zoo het land in een koningrijk veranderde
dataandeel in roem en magt gTootendeels
verloren zoude gaaD. Ten derden voelde ons volk
in vergelijking van al zijne naburen, zich vrij en
en gelukkig. Uit ons standpunt beschouwd moge
die vrijheid beperkt schijnen, hoe gunstig stak zij
toch af bij den dwang waaronder al zijne naburen,
gebukt gingen.
De aristocratie mogt bij ons wat heerchzuchtig
en inhalig zijn, het leven en de goederen der in
gezetenen waren er alle gevealle tegen haar moed
wil en luimen veilig. Die aristocratie is bij ons
ook nooit in oligarchie of heerschappij van weini
gen ontaard.
De groote hoeveelheid van personen die er in
deelden, de verschillende klassenwaar zij uit be
stond maakte den druk gering. De talrijke adel
en de landprovinciënpatricische families in de
groote steden en de burger-families in de kleine
plaatsen allen deelden in dat gezag. Misschien was
er in de geheele republiek geen persoon te vinden
die niet op dezen of genen bloedverwant kon wij
zen, welke in meerdere of mindere mate in de
regering deelde. Dit wijd en zijd vertakte der
aristocratie maakte haar veel minder hatelijk dan
anders het geval zoude zijn geweest. En zelfs
de langste volksklasse, al was voor haar de toegang
tot de magist raatszetels zoo goed ais gesloten, kon
zich toch troosten met het denkbeeld dat diens
ondanks de hoogste eereposten binnen haar hereik
lagen, of waren niet Piet Hein, Tromp en de
Ruiter, juist uit die klasse voortgekomen De
aristocratie mogt schandelijk inhalig en ligtvaardig
te werk gaan in het vergeven van ambten en het
besteden van 's landspenningenzij zorgde toch
van den anderen kant dat de handel eu nijverheid
overal vrijelijk konden uitgeoefend worden en bo
ven alles dat de regtspraak zooveel mogelijk on
partijdig was. De waan dat al deze voorregten
het noodzakelijk gevolg van den republikeinschen
regeringsvorm waren deed de ingenomenheid daar
mede vaak tot een soort van dweeperij overslaan.
Teu laatste de aristocratische regeringsvorm der
vereenigde provinciën gaf het volk wel de zoo zeer
begeerde vrijheid, maar ontsloeg het van de moeite
om zelve daar iets voor te doen. De eenvoudige
boer zeide: niet ik moet voor de Heeren—staten
waken, maar de Heeren-staten moeten voor mij
waken, en hij drakte daarin de heerschende denk
wijze van het volk uit.
Wat wij tegenwoordig de oude repnbliek als de
zwaarste grieve toerekenen, namelijk uitsluiting van
de volkskeuze, dat was misschien een der sterkste
oorzakenwaarom het volk dien regeringsvorm
zoo zeer beminde. Ons volk houdt uiet van kie
zen, houdt er niet van zich te belasten met de
gedeeltelijke verantwoordelijkheid van het bestuur.
Het houdt er van om te mokken en te morren
over de fouten der regering, maar ze te voorko
men door het kiezen van verstandige regenten,
daartoe heeft bet weinig genegenheid. Wie onze
natie in haren arbeid maar rustig laat voortgaan,
is veelal in haar oog de beste regent. Deze ver
keerde hebbelijkheid werd onder de republiek nog
gevoed door den goeden uitslag, waarmede onder
haar bijna altijd oploopen en oproeren bekroond
werden. Maken de regenten bet wat al te bont,
dachten onze voorouders, welnu, dan slaan wij bij
hen de glazen in, dan dreigen wij met plundering
en dan wordt alles weer beter. De republikeinsche
regeringsvorm was dus in overeenstemming met den
afkeuringswaardigen demagogischen geestwelke
ten allen tijde bij een aanzienlijk deel des volki