Algemeen Nieuws-, Advertentie- Landbouwblad.
Eene klacht.
732.
Vijftiende Jaargang.
Ao. 1871
ADVERTENTIEN worden voor dit blad aangenomen voor Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland door tusschenkomst van
de heeren HAASENSTEIN en VOGLER, die tot dat|J einde hunne kantoren gevestigd hebben te: Hamburg, Frankfort a^d Main
Berlyn, Leipzig, Dresden, Keulen, Stutgart, Weenen, Praag, Bazel, Zurich, St. Gallen, Geneve en Lausanne.
KENNISGEVINGEN.
GEMENGDE BEKIGTEN.
SCHAGER COURANT.
Dit blad verschijnt op Woensdag avonddoch wordt
met een bijvoegsel, bevattende het jongste Schager-
marktberigtden volgenden avond verzondenaan hen
die zulks verlangen.
Brieven franco aan de uitgeefster.
Abonnementen op dit blad worden door alle
Prijs per jaar 3,—. Franco per post f 3,60.
Afzonderlijke nummers f 0,07$.
Advertkntiöv van een tot vijf regels f 0,75} Iedere
regel meerder f 0,15. Groote letters naar de ruimte die
zij beslaan.
Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen.
Naar volksheil zonder deugd te dingen
Is arbeid aan een rots te bién.
Brandweer.
Burgemeester en Wethouders van Schagen, noo-
digen uit alle hoofdlieden en spuitgasten, behooren-
de bij de brandspuiten No. 1 en 2, hun herken-
ningsteekeu (stokken, banden, pieken) in te leveren,
alsmede zij die daarvan nog niet voorzien zijn,
zulks op te geven, voor of op den 6en October
aanstaande van des morgens 9 tot 12 ure, ter
secretarie dezer gemeente.
Schagen den 25 September 1871.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
van Dörnberg Heiden.
De Secretaris
van Bevervoorden.
Burgemeester en Wethouders van Scbagen ver
zoeken alle die iets te vorderen hebben van deze
gemeente over 1870 of vroegere jaren, hunne re
kening in te leveren vóór of op 12 October aanst
waaronder ook begrepen worden zij die hunne
rekeningen bereids mogten hebben ingeleverd.
Schagen den 3 October 1871,
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
van Dörnberg Heiden.
De Secretaris,
van Bevervoorden.
Er is weder eene wetsverkrachting gepleegd door
minister Thorbecke door het Nieuws van den Dag
aan het licht gebragt. De minister is blijven han
gen aan den letter der wet voor het middelbaar
onderwijs, doch heeft haren geest onvervuld gela
ten. Het gansche artikel dat sprak van een toe
latings-examen heeft hij tot eene dwaasheid ge
maakt.
In een allerzonderlingst artikel, getiteld na GodI
verlaat mijn Neerland niet!" waarvan het zonder
linge vergoelijkt moet worden door het tweede ge
deelte van den titel veen droom" geeft de schrij
ver zijne verbazing te kennen over een couranten
berigt van dezen inhoud: de minister vau Binnen-
landsche Zaken heeft bepaald, dat bij de hoogere
burgerscholen leerlingen zich, zelfs na geheel on
voldoende examens, toch mogen laten inschrijven
voor klassen, waar zij het onderwijs bezwaarlijk
kunnen volgen. Laat ons zien wat daarvan is.
Eerst een woord over den vorm van het artikel.
De onbeleefdheid moet ons uit de pen dat het een
hoofdstak schijnt ait het feuilleton in datzelfde
blad opgenomen, waarin tot nu alleen gekken als
acteurs voorkomen. De schrijver heeft een bezoek
gebragt aan zijn vriend Musaeus met wien hij heeft
gepraat over ouden Jan en jongen Jan en die eene
eervolle betrekking bekleedt bij het middelbaar
onderwijs. Per spoortrein van zijn bezoek terug-
keerende raakt hij in een dommel. Het laatste
oogenblik van bewustheid was gewijd aan het ont
zettende berigt dat door ieder betaalde scbolea door
ieder konden worden bezocht.
Maar de verbeelding, de schilderes onzer droo-
men heeft aan een enkel beeld niet genoeg. Een
nieuw zoogenaamd volkslied, door den schrijver hst
vloek lied genoemd, omdat de uitroeping: o God!
sou dikwijls achter elkaar daarin voorkomt, een
onderwerp van gesprek met zijn vriend Musaeus
speelde hem door het hoofd. Dat vers, hetwelk
wij ook foei leelijk vinden; begeleidde de voorstel
ling van zijn droom. Een vriendelijk verlicht lo
kaal rijst voor het oog van zijn geest. Een aan
tal jongens of er ook meisjes bij waren weet
de schrijver niet recht meer krijgen muziekles.
Er wordt gezongen: Mijn God, mijn God! ver
laat mijn Neerland nietMaar het gezang wil niet
vlotten. Er is een leerling bij, die alles in de war
brengt. Die jongen kan alleen valsch zingen. Maar
hij zingt toch en dit is voldoende om de uitvoe
ring van het stuk onmogelijk te maken. Van eene
zangoefening kan dus niets komen en dit moet
geweten worden aan de toelating van dit valsch
zingende jongemensch tot de zangles.
In een tweede hoofdstuk wordt hetzelfde nog
eens gezegd. Thans echter paart zich eene tweede
melodie aan de vorige, dit maal echt duitsch, en
geen bastaard als het mijn God, mijn God, enz.
Aber so dümtn, dümm, dümm 1 Aber so dümm
klinkt het in zijn droom. Verschrikkelijk is ook
de mededeeling die Musaeus doet. Eerst sprak hij
kwam er een enkele, die door zijn valsch zin
gen ons alle genot bedierf, maar 't is bij een
niet gebleven. Toen het eene schaap over de
brug was, enz. Straks achtte men het niet eens
meer noodig zijn kind aan de proef te onder
werpen of het met vrucht ons onderwijs kon vol
gen. Wij moesten ze wel nemen, wij waren ge
dwongen, al zou ook de school daarbij te gronde
gaan, al zou ook de muziek in oneer geraken. En
ja, de school zal te gronde gaan. Wij zullen
niet meer kunnen wijzen op haar goede vruchten.
Men zal roepenhouwt dien boom omIk ver
wed hier raakt de vervoering van Musaeus
haar toppunt mijn schoonste ideetje, mijn ge.es
tigsten inval tegen eene oude sloftegen een
ministerieele uitspraak.
Waarlijkgeest is geene algemeene eige,nschap.
Verwend als wij waren door het dichterlijke vau
Gorter's geest hebben wij het Nieuws van den
Dag als een nieuws van den Dag begroet. Was
ook somtijds hetgeen als een edelgesteente flonker
de, bij betere beschouwing, enkel glas, toch was
het onmogelijk voor dien geestigen mensch zijn
lezer te [vervelen* Wij vreezen dat de poging
om hem na te volgen veel kwaad doet aan de
tegenwoordige schrijvers van zijn blad. Wij mee-
nen dat de klacht die het artikel inhoudt tegen
het beleid van den minister aan duidelijkheid, aan
ernst zon gewonnen hebben, zoo de schrijver zijn
eigen taal had gesproken. Valsch vernuft kan er
nog door, maar er moet altijd vernuft bij blijven.
En welke is nu de klacht De minister heeft
het gansche artikel dat van een toelatings examen
sprak tot eene dwaasheid gemaakt. In de wet op
het middelbaar onderwijs wordt van een toelatings
examen niet gesproken. De klacht is dus zonder
grond.
Op welke wijze ondersteunt de schrijver het
wenschelijke van een toelatings examen Door het
middelbaar onderwijs gelijk te stellen aan een mu
ziekles. Het volgen van een cursus dunkt ons
toch eene andere zaak. Wij vatten dat een val-
sche zanger een gansche uitvoering bederven kan,
doch in veel minder mate is het waar dat
wiskundige les aan deugdelijkheid verliezen zal,
wanneer onder de leerlingen een brekebeen zit.
Het motief van den minister is zoo helder moge
lijk. Het toelatings examen vordert de wet niet.
Daarom vorder ik het ook niet. Ik heb geen toe
latingsexamen gewild bij de wet, want de gelegen
heid otn onderwijs te erlangen, moet voor ieder
toegankelijk zijn. Ik mag en wil niet bemoeije-
lijken de deelneming aan dat onderwijs. Laat
ieder daaraan deelnemen zoo en Op die wijze als
hij dit noodig acht. Ik heb geen belang dan dat
mijn onderwijs goed zij. Ik begrijp dat éón klasse,
wil ieder leerling der klasse met vrucht dat on
derwijs bijwonen, een gelijken grondslag van ken
nis bij allen onderstelt. Ik zal dus gelegenheid
geven om aan de ouders het oordeel der onder
wijzers bekend te maken over hun kindver
langen zij dat oordeel niet, vereenigen zij zich niet
met dat oordeel, welnu, dat is hun zaak, ik mag
voor hen de school daarom niet sluiten. Ik vrees
niet dat dit schade zal toebrengen aan het onder
wijs.
Ik meen dat de ouders het belang hunner kin
deren te goed zullen kennen dan dat zij, zonder
noodzaak, eene gelegenheid zouden laten voorbij
gaan om het oordeel over de vorderingen van hun
kind te vernemen. Ik acht het niet noodig de
ouders te dwiugen om aan hun kinderen slechts
dat ouderwijs te doen geven, het geen ik voor
heil geschikt oordeel, want ik twijfel niet of zij
kennen hun eigen belang beter dan ik die ken.
Ik heb geene bevoegdheid om van mijn onderwijs
ait te sluiten: ik verklaar u niet bekwaam; ik
geef u alleen mijn raad; wilt gij een oordeel in
de wet gegrond, vraag het diploma aan de Com
missie, die daarvoor is; ik heb u niet te geven
als onderwijs, maar dit zal ik dan ook doen. Ik
beloof u niet weg te jagen naar den raad van
Musaeus. Stoort gij den gang vau mijn onder
wijs, mijne onderwijzers zullen dit gevaar wel
keeren.
eene
Te Nieuw Appelscha ging des morgens te
vier ure eene vrouw uit hare wouing, en had het
ongeluk in de diepe vaart te vallen. Op haar
hulpgeschrei kwamen haar man en beide zonen
toeloopen, en sprongen alle drie in de diepte om
haar te redden. Dit laatste mocht echter niet ge-
lakken; de vader en de oudste zoon zijn met
groote moeite weder op den vasten grond gekomen,
doch de joDgste zoon, een jongeling van 23 jaren,
is met de moeder verdronkeni
Als een bijdrage over ,,'t dure vleesch" en
„hoe men in dezen tijd eenvoudig veedieven kan
vangen," schrijft men nit Groningen het volgende:
„Veldwachter Franso wordt bij den burgemeester
geroepen, die hem bericht, dat er in den vorigen
nacht uit een weide bij 't dorp een schaap is ge
stolen; hij krijgt de orde meê: je komt me niet
zonder dien kerel terug, hoor!" Franso gaat op
surveillance, doorkruist alle wegen en stegen en
komt tegen den avond een hem bekenden arbeider
tegen, die naar huis gaat. De man scheen zoo wat te
kauwen of te knabbelen. „Halt!" zegt Franso,
„wat kauw je daar, allons den mond open!" Nu