Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad.
OOff&KRBMS
IS dfUKM.
M 873.
Achttiende Jaarganz.
Ao. 1,874
Bekendmakingen.
Patenten.
Een van slijter in wijnen en sterke dran-
en, tapper, kroeghouder en koffijhuishou-
der voor het dienstjaar 1874(75 ter secretarie
knnnen worden afgehaald des morgens van 9 tot
12 uren, onder overlegging der kwitantie wegens
de voldoening van de helft van den aanslag.
G. J. Muller.
Schutterij.
Patenten.
G. J. Muller.
van Bevervoordpv.
A f k o ii (1 i x i n gr.
Heeft besloten.
Onze burgerlijke wetgeving.
SCHAGER COÜRAHT.
Dit blad verrschijnt op Woensdag avonddoch wordt
met een bijvoegsel bevattende het jongste Schager-
marktberigtden volgenden avond verzondenaan hen
die zulks verlangen.
Brieven franco aan de uitgeefster.
Abonnementen op dit blad worden door alle
Naar volksheil zonder dengd te dingen
Is arbeid aan een rots te bièn.
Paus per jaar f 3,Franco per post f 3,60.
Afzonderlijke nummers f 0,07 J.
ADVRRTKNTiëN" van een tot vijf regels f 0,75; iedere
regel meerder f 0,15. Groote letters naar de ruimte die
zij beslaan.
Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen.
Burgemeester en Wethouders van Schagen, bren
gen bij deze ter kennis van de belanghebbenden,
dat de patenten tot uitoefening der beroe-
Schagen den 10 Junij 1874.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
De Secretaris,
van Bevervoorden.
Burgemeester en Wethouders van Schagen
Gelet op art. 11 van het Koninklijk besluit van
den 21 Maart 1828 (staatsblad No. 6) en dc ar
tikelen 10 en IJ der wet vuu den 11 April 1827
(Staatsblad No. 17);
Brengen ter kennis van de ingezetenen
lo. dat de alphabetische naamlijst van al de in-
schrevenen binnen deze gemeente, van af be
den tot en met den 13e J u n ij a.s. des
voormiddags van 10 tot 12 uren, ter Secre
tarie voor een ieder ter inzage is nederg' legd.
2o. dat do 1 o t i n g zal plaats hebben ten Raad-
huize, op Vrijdag den 19e Junij aanst-,
des voormiddags ten 10 uren.
Schagen, 8 Junij 1874.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. J. MULLER.
De Secretaris,
VAN BEVERVOORDEN.
liet hoofd van het plaatse] ijk bestnnr der
geireente Schagen, brengt bij ueze ter kennis van
de ingezetenen dier gemeente, dat het kohier
van het Patentregt over het dienstjaars 1873|74
vierde kwartaal op den 8 Junij jl. door den heer
Provincialen inspecteur in de Povincie Noord—Hol
land is executoir verklaard, en op heden aan den heer
ontvanger der Directe belastingen binnen deze ge
meente ter invordering is ter hand gesteld.
Ieder ingezeten die daarbij belang heeft, wordt alzoo
aangemaand om op de voldoening van zijnen aanslag
behoorlijk acht te geven, ten einde alle geregtelijke
vervolgingen welke nit nalatigheid zonden voortvloei-
jen, te voorkomen.
Schagen, den 12 Junij 1874.
Het hoofd van het plaatselijk bestuur voorn.
G. J. MULLER.
Burgemeester en Wethouders van Schagen bren
gen ter kennis van belanghebbenden, dat de PA
TENTEN aangevraagd in de maanden
FEBRUARI/, MAART en APRIL 11.
(4e kwartaal, dienst 1873[74) aan de plaatselijke
Secretarie in persoon kunnen worden afgehaald van
af heden tot en met Zaterdag den 20e Junij
aanst., des voormiddags 9 tot 12 ure.
Schagen 16 Junij 1374.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
De Secretaris,
BURGEMEESTER on WETHOUDERS van Scha
gen doen to wotondat do Raad dier gomeento in
zijno vergaderingen van den 3Ion Maart on Ion Junij
1874
tot aanvulling van- on onderscheidenlijk
tot godooltolijko on gohoolo wijziging van
do hierna volgonde artikelen voorkoinondo
in- het politiereglomont voor dio gomoonto
vastgesteld don 13on Maart 1867 voort-
durond geldend verklaard don lion Maart
1872.
Artikel 96a.
In do vaarten van SCHAGEN naar T O L K E
zal op verbeurte eonor bocto van drii ouir
dek, met vaartuigen niet anders mogen worden
gezeild dan al lóón mot fok- of half gestreken zeil.
Bij windstilte, ter heoerdoeling van do politio, is
bovenstaande bepaling niot van toopossing.
Artikel 119.
Hot is verboden
lo. zich in kennelijk beschonken toestand op de pu
blieke straat of op den openbaren wog to bo-
vindon
2o. om in zoodanigen hoschonken toestand oen rij-
of voertuig mot één paard of moer {«aarden be
spannen te besturen
3o. op do publioko straat of op den openbaren weg
ouzedoiijko liederen to zingen.
Artikel 120 vervalt.
Artikel 121.
Iodcro overtreding van art. 119zalwordon gostraft
met eeno boete van éts tot drie ouldes.
Artikel 133.
Zoo monigmalo do Burgemeester dit noodig acht
zal door oon daartoo geschikt persoon of door twoo
zoodanige personen do toestand van hot w o 1 v o e,
binnen don omvang der gemeente worden opgenomon,
ten eindo na te gaan of er onder dat voo ook schurft
of andor besmettelijk ongemak aanwozig is.
Zijndo dezo verordening aan de Gedeputeerde Staten
van Noord-Holland volgens hun berigt van den lOen
dezer No. 42 in afschrift medegedeeld.
En is hiervan afkoudiging geschied waar hot be
hoort don 15en Junij 1874.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
G. J. MULLER.
De Secretaris
VAN BEVERVOORDEN.
Onze Staten Generaal heeft, naar wij gelooven
door het zoo gereedelijk aannemen van de voor
gestelde gedeeltelijke wijzigingen in onze burgerlij
ke wetgeving een alles bebalven verstandig werk
gedaan verzakende de levenswijsheid, die er uit
sommigen van Jezus gezegden ademt, heeft zij
nieuwe lappen op een oud kleed gaan naaijen en
den ouden wijn metn ienwen aangemengd, waardoor
het te vreezen is dat het geheel zal bedorven wor
den. In de viertien dagen van hare werking geeft
de toepassing der wet op de uitbreiding van de
bevoegdheid der kantongeregten al aanleiding
tot zooveel moeijelijkheden, dat zij naar het ge
voelen van allezinsbevoegden reeds nu veroordeeld
is, en wij vreezen dat een zelfde lot aan de andere
wijzigingen zal ten deel vallen. Terwijl onze Twee
de Kamer met onvruchtbaarheid schijnt geslagen,
waar het groote dringend noodige hervormingen
betreft, haast zij zich te veel met de kleine weiten;
is als of zij aan dc uatie wil zeggen
,,Ik hen toch zoo kwaad niet als men mij voor-
„stelt, ik neein toch ook wel tusschen heide iels
„aan, zie maar hoeveel wetjes er in het Staatsblad
„prijken, zie ik ben toch eene ware vertegenwoor-
„digster der natie, die natie is klein in getal en
„ook ietwat klein in zed. lijk gehalte, daarom voe-
„gen haar geen groote, maar kleine wetten. Een
„groot werk als h. v. een hervorming van ons be-
„lastingstingstelsel, van onze militie, van onze Heg
eerlijke magt, van onze verouderde strafwetgeving
„wel neen I dat gaat niet aan, dat gunnen de leden
„niet aan onze Ministers, daar moeten zij zelve, eens
„aan de gewone tafel gezeten, de eer van hebben,
„•naar kleine wetten, ja dat gaat, met die wetjes
„houdt men het volk, die goedzak van een vcut
„te vreden." Maar toch gelooven wij dat dit geheel
buiten den waard is gerekend, de natie laat zich
door die kleine wetjes niet paaijen, zij vraagt drin
gend groote hervormingen, en zoo onze tegenwoor
dige Kamer die niet kan geven, dan zal zij voor
eene hetere moeten plaats maken. De kleine wet
ten, de kleine wijzigingen hebben het groote na
deel dat zij ons te midden van eene verouderde
wetgeving laten, die vaak met onze zeden en denk
beelden in strijd is. Is het niet ergerlijk dat wij
nog altijd zuchten onder eene van Napoleon af
komstige strafwetgeving, dat sommige overtredin
gen gestraft worden door ordonnantiën van Lodewijk
XIV afkomstig. Wat zouden onze vaderen gezegd
hebben zoo iemand hun voorspeld had, dat hun
nakroost iu sommige zaken zoude gehoorzamen aan
bevelen van den door hen overwonnen doodvijand
En toch onze Kamer schijnt vrede te hebben met
dien toestand, daar zij alleen lust heeft in kleine
wetjes. Het zoo gereedelijk aannemen van de
voorgestelde wijzigingen iu de burgerlijke wetgeving
zal waarschijnlijk te weeg brengen dat er van eene
radicale hervorming nooit iets zal koinru en toch
zulk eene hervorming wordt met iederen dag nood
zakelijker. Want wie zal het ontkennen ook deze
wetgeving is niet meer op de hoogte van onzen tijd.
De schprpe critiek door verscheidene reglsge-
leerden, onder anderen door Professor Opzoomer
op haar toegepast, brengt hij haar het aankomend ge
slacht meer en meer in discre-Jiet. De taal en
stijl zijn dikwijls zoo onzuiver en onhollandsch mo
gelijk. En zal onze geheele regtsgeleerde wereld,
zal onze studerende jongelingschap altijd dat beeld
van een veelal mislukte wetgeving voor oogen moe
ten hebben? Zal de regter uitspraak moeten doen
naar een wet wier bepalingen somtijds in lijnregten
strijd met zijn begrippen van regt en billijkheid
zijn? En zal dat kunnen plaats hebben zouder
dat de fijnere zijden van ons volkskarakter er
schade bij lijden?
Wij willen de vaststellcrs van onze burger
lijke wet niet hard vallen, zij hebben gedaan wat
zij kondeu, hnn taak was een der moeijelijkste
die er te denken is. De frausche wetgeving te
volgen en zich toch van haar vrij te maken, was
het doel dat zij voor oogen hadden, en in ver
scheidene opzigten zijn zij daarin ook geslaagd,
maar toch bij dat pogen moeten wij soms onwil
lekeurig denken aan het bekende beeld uit den
iEoeas van Yirgilius. Het door een pijl getroffen
hert wil de in zijn vleesch gedrongen schicht ont
vlieden, maar waar het ook vlugte waar het zich
ook henen wende het kan niet vrijkomen van het
doodend werktuig, vaster en vaster blijft het in
zijn ingewanden steken.
Bij al zijn afkeer van den C. N. heeft onze
wetgever hem toch bijna altijd te veel op den voet
gevolgd, bijna nergens dorst hij de wieken viij