ftOffOKROAG 23 JVU Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad. .m 878. Achttiende Jaargans;. Ao. 1874 Bekendmakingen. ERRATUM. in wijk C; Jan Horst en Aric Erix Junior, moet zijn JAM BOKST en JAN DL BOLK. G. J. Muller. van Bevervoorden Gemeente belastingen. Gemengde berichten. SCHAGER COURANT. Dit blad verrschijnt op Woensdag avonddoch wordt met een bijvoegsel bevattende het jongste Schager- marktberigtden volgenden avond verzondenaan hen die zulks verlangen. Brieven franco aan de uitgeefster. Abonnementen op dit blad worden door alle Prijs per jaar f 3,—. Franco per post f 3,60. Afzonderlijke, nummers f 0,071. ADVERTRNTiëN van een tot vijf regels f 0,75; iedere regel meerder ƒ0,15. Groote lettert naar de ruimte die zij beslaan. Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen. Naar volksheil zonder deugd te dingen Is arbeid aan een rots te biên. In de bekendmaking van Burgemeester en Wet houders van Schagen, dd, l t.lulij 1.1. (betreffende de aanstelling van HOOISTEKERS) staat Burgemeester en Wethouders van Schagen; Gezien art. 103 van het politie reglement voor deze gemeente; Brengen bij deze ter algemeene kennis dat van af heden, de eenden binnen deze gemeente zullen moeten worden vastgehouden df opgesloten, op de boete bij het politie-reglement bepaald. Schagen, den 21 Julij 187+. Burgemeester en Wethouders voornoemd G J- Muller. De Secretaris, van Bevervoorden. Burgemeester en Wethouders van Schagen; Gezien art. 219, 2e en 3e alinea der wel van den 29e Junij 1831 {Staatsblad no. 85], regelend»; de zaïnenstelling, inngting en bevoegdheid der gemeente besturen Brengen ter kennis van de ingezetenen dat de REKENING dezer gemeente over het afgeloopen dienstjaar 1873 ter Secretarie voor een ieder ter Irzing is nedergelegd, van af heden tot en met den 5e Augustus e. k., van des voormiddags 10 tol des namiddags 2 ure, en hetzij iu druk, hetzij in afschrift, tegen betaling der kosten alge meen verkrijgbaar is gesteld. Schagen 21 Julij 1874. Burgemeester en Wethouders voornoemd De Secretaris, Wij ontvingen van den schrijver een overdrukje uit de op 22 Juni 11. verschenen aflevering van de Bijdragen tot de kennis van het staats, provinciaal en gemeentebestuur in Nederland, houdende een voorstel lot tegemoetkoming aan de gemeenten voor het gemis der uitkeering van het i gedeelte in de opbrengst der personeele belasting. Wij kunuen ons met dat voorstel kvralijk ver eenigen. De afschaffing der gemeerte accijusen bij de wet van 7 Juli 1865 wordt ook door den heer Grebbe toegejuicht. Geen wonder; hare wensche- lijkheid en noodzakelijkheid is door den Minister Thorbecke bij de b-haudeling dier wet, eene lo gische voortzetting van de bepalingen der gemeente wet in belastingzaken onwederlegbaar aangetoond. Bij deze geheele stof moeten echter de grondwet telijke bepalingen in het oog worden gehouden. De wet geeft algemeene regels ten aanzien der plaatselijke belastingen, zegt art. 142 der grond wet en daarmede moet in verband blijven art. 140 hetwelk aan den raad opdraagt de regeling en het bestuur van de huishouding der gemeente. De wet van 1865 hield door afschaffing der plaatse lijke belasting op den verbruik en door de bepa ling dat de gemeentebesturen over der Rijks personele belasting konden beschikken ter bestrij ding hunner uitgaven de regels der Grondwet ge heel in het oog. De Minister Thorbecke ontkende gvenwel bij de verdediging der wet hare bezwaren niet. Ir. de Eerste Kamer ving h j zijne rede met deze woorden aan: „ik denk dit wetsontwerp niet met ophef te verdedigen noch den maatregel als een pronkstuk van wetgeving voor tc stellen." De wet had de bezwaren van eiken overgangs maatregel. Wat de Minister wilde gaf hij duidelijk tc kennen. Hij wilde een nieuwe Rijks directe belas ting (later voorgesteld in de inkomstenbelasting) ten einde zonder gevaar van in werking op Hen census de personele belasting als Rijks belasting te kun nen schrappen. 11 ij wilde deze tol eene gemeen tebelasting hervormd hebben ingericht naar plaat selijke omstandigheden en behoeften en zou daar door aan de gemeenten een der redelijkste en re- gelinatigtst vloeiende belastingen geschonken hebben. In alle geval bieef de wet van 1865 een zuiver finantiele wet en bereidde zij zoo voor het Kijk als de gemeenten eene hervorming van het belas tingstelsel voor. De verwerping der inkomstenbe lasting beeft die plannen gedwusboomd, doch slechts voorloopig. Evenmin als wat de wetgever der gemeentewet bedoelde kan tegengehouden worden en de afschaffing der gemeente accijnsen met nood zakelijkheid volgen moest; evenzeer is na de wet van 1863 tegen te houden eene verandering van hel belastingstelsel waarbij eene nieuwe Rijks di recte belasting wordt ingevoerd en de personele belasting gemeente belasting wordt. Naar ons voorkomt is du? in de eerste plaats de afschaffing der accijnsen bij de wet van 1865 ceue weldaad; is hare bepaling voor zoover zij den afstand van der personele belasting toelaat overeenkomstig aau de Grondwet en bereidt zy een regelmatigen toestand voor. liet voorstel van den heer Grbkbr heeft eene geheel andere strekking en beweegt zich niet op financieel terrein. Hel zwaartepunt van dat voor stel ligt in de ontlasting van de gemeenten door het brengen van van de kosten der gemeente huishouding ten laste van den Staat. Mei niet, de kosten der geheele gemeentehuishouding maar toch hare voornaamste posten. J der kosten van het onderwijs, van de politie, van de schutterij en van het traktement van den Burgemeester wil hij brengen ten laste van den Staat en acht daardoor de belangstelling van bet Rijk en de gemeenten over en weder te verlevendigen. Het betoog dat ouderwijs, policie, schutterij en Burgemeester voor een gedeelte Rijksbelang is is zeer zeker door den schrijver geleverd. Dit was ook niet moeilijk want het ligt voor de hand dat elk gemeentebelang Rijksbtlang ts. Maar hebben we oneelijk, wanneer we beweren dat een dergelijk voorstel iets anders is dan eene financiële regeling. Zal men wanneer men der kosten breugt ten laste van het Rijk, ook niet tevens van de verantwoordelijkheid voor de zaai op bet Rijk overbrengen? De schrijver maakt zich naar ous inzien, wat gemakkelijk af van de beschuldiging dat zijn voorstel in strijd is met de bepaling van art. 149 der Grondwet, als hij de bewering dat zijn voorstel de gemeeute au tonomie aa irandt eenvoudig «en groot woord noemt. De wet van 1865 laat de betrekking tusscheu den Staat en de gemeenten geheel onaangerand maar de heer Grebbe stelt eene volkomen nieuwe gemeentewet voor. Onderwijs, policie enz. wordt van eene gemeentezaak, Rijkszaak, want hij diu voor betaalt, gaat de zaak meer aan dan hmn, die voor j betaalt. Is het denkbaar dat eene ge meeute het Rijk verplichten kan tot de heffing van belastingen, welke de gemoute wetge«er voor gemeente instellingen non lig acht. Toch moet dit ge beuren of en dit is wel het waarschijnlijkste, do rfgeling zal geheel van het Rijk uitgian; de kosten worden vastgesteld en het bedrag bepaald niet in den gemeenteraad maar in de mi-iistriele hureaux. Da t vervalt alle zelfstandigheid der gemeente en daarom honden wij de redding die He heer Git-kok aan biedt onvereenighaar tnet elk g»meenteleveu. Op ondergeschikte punten willen wij niet komen. De afschaffing der zege',belasting op de reg'steis van den burgerlijken stand achten wij met den schrijver allerwenscheüjkst. Met de eene hand te nemen, wat de andere moet weggeven kan geette inkomst genoemd worden. Ook willen wij voor bijgaan wat hier en daar van den Minister Thor becke gezegd wordt, wiens karigheid, in een staats man plicht, wel wat al te veel als eette bekrom penheid beschouwd wordt. Doch liever, al duurt het overgangstijdperk wat lang zullen wij ons de wet van 1S65 tnet hare gebrekkige finan ciële regeling getroosten dan eene otnkeeriug in onze staatsinstellingen, welke of ten dienste van iedere gemeente de inkomste t van den Staat, vor dert of de belangen van elke gemeente onderge schikt inaakt aan de eischen van een Staatsbegrnoting. Aan den heer Mr. J. Heemskerk Az. is de formatie opgedragen van een nieuw ministerie. Door broeijiug van hooi is jl. Dondeidag voormiddag de boerenhofstede, toeuehoorende aan den In-er Hoogendijk woonachtig aan den Helder, gelegen in de gemeente Anna Paulowua, geheel afgebrand. Voor de jl. Donderdag te Alkmaar gehou den harddraverij met paard en kar waren 2 4 me dedingers. De prijs, een zilveren theeservies, is 'tehaald door T. Schilder, in de Beemster; de le premie, een zilveren tahaks|>ot, vuurcomfoor en portuijnkuu, met zilver gemonteerd, door A. de Graaf, te Watergraafsmeer; de 2e premie, een prachtige pendulr, door G. Reiuders, te Zunder- dorp, pikeur G. L. Lampe. Men meldt van Sittard, dd. 19 Juli: Sluik handel wordt iu Limburg bij voortduring op groote schaal gedreven. Zoo hebben de tnaréchaussées De Bruvn en Wentzel, gestationeerd te Gennep wederom een smokkilaar betrapt die 12 liter geilisteleerd ter sluiks trachtte in te voeren. Bij eene daarop gevolgde huiszoeking vonden de Rijks ambtenaren en nwréchaiissi^es in de woning van den smokkelaar niet minder dau 102 liter Prui sische jenever en likeuren. Aan de ambtenaren van de velddienst gelukte het, iu den nacht van Vrijdag op Zaturdag jl., op eere bende van niet minder dan acht personeu eene hoeveelheid van 40 liter spiritus en gedis tilleerd aan te halen. Twee der sluikeis vieleu in handen der ambtenaren; de overigen wisten door de vlucht te ontkomen. Een der-gearresteerden is naar Sittard overgebracht en zal, behalve wegens sluikhandel, ter zake van feitelijk verzet terecht gesteld worden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1874 | | pagina 1