J 3 3TEBRMBH Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad. 907. Negentiende Jaargang. Ao. 1875^ Bckcii:!iii.ik.iti£cti. Tijdsbcsclioiiwiiigcu. G e 111 e u 2 d e berichten. Vrijwilligers voor de Nationale Militie. Grondbelasting. Aanbesteding Tan Romontpaarden. Dit blad verschijnt op Woensdag avond doe i wordt met een bijvoegsel bevattende het jongste Schsger— in irklberigtden volgenden avond verzonden ann hen die zulks verlangen. Brieven franco aan de uitgeefster. Abonnementen op dit blad worden door alle 1'kijs per jaar 3,—franco per post 3,oU. Afzonderlijke nummers f 0,07$. AnvEKTKsncN van een tot vijf regels f 0,75 j iedere regel meerder /"0,lö. Groote letters naar d« ruimte die zij beslaan. Naar volksheil zonder deugd te dingen Is arbeid aan ecu rots te biên. Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen. Ingezetenen, welke genegen mogten zijn vrijwil lig te dienen bij de Nationale Militie, worden bij deze opgeroepen, om zich in de maand Februarij, op een werkdag, des voormiddags van 10 tot uur, te vervoegen ter Secretarie dezer gemeente, vergezeld van twee ter goeder naam en faain staan de meerderjarige ingezetenen, die de vereischtc verklaring kunnen afleggen en het op te maken getuigschrift onder! eek enen. De vrijwilligers voor de militie moeten zijn: ongehuwd of kinderloos weduwnaar eu ingezeten, ligchainelijk voor de dienst geschikt, ten minste 1,56 el lang eu op den I Januari] van het jaar der optreding als vrijwilliger het 20ste jaar inge treden zijn en het 35ste jaar niet hebben volbragt. Zij worden, voor zoover zij daartoe geschikt br- voiiden zijn en er gelegenheid bestaat, ingelijfd bij het korps hunner keuze. Behalve het bovenbedoelde getuigschrift zullen zij moeten overleggen: lo. liet bewijs dat zij ann de pligten der militie, voor zoover die te vervullen waren, hebben voldaan 2o. indien zij gediend hebben, een bewijs van ontslag en een getuigschrift van goed gedrag, afgegeven bij den kominandant van het korps, waarbij zij laatstelijk hebben gediend. (Dit getuigschrift kan bij dien kommandaut wor den aangevraagd). 3o. inJ'en zij minderjarig zijn, een bewijs van toestemming van hunnen vader of voogd. Die voor de militie is ingeschreven wordt «lechts als vrijwilliger toegelaten voor de gemeente, in welko hij ingeschreven is, tenzij hij geene vtrplig- tingen ten aanzien van de militie meer te vervul len hebbe. Schagen, den 9e Februarij 1875. Burgemeester en Wethouders voornoemd G. J. MULLER. De Secretaris DENIJS. De Burgemeester van Schagen, brengt naar aanleiding van art. 15, 2e lid van de Wet van 26 Mei IS70, (Stsbld no 82) ter kennis van de belanghebbenden dat door hem ter Secretarie de zer gemeente, gedurende dertig dagen ter inzage is nedergelegd eene opgave van uitkomsten van meting en schatting bedoeld bij de arlt. 15,23 en 43 van voormelde wetvan welke nederlig- ging op heden afkondiging is gedaan. Schagen, den lOen Februarij 1875. De Burgemeester voornoemd, G. J. MULLER. Burgemeester en Wethouders van Schagen. Brengen ter kennis van belanghebbenden naar aanleiding van eene aanschrijving van den commis saris des konings in deze provincie, dat ingevolge de door den minister van oorlog gegeven bevelen, op den 16e Febrnarij a. s. dei middags ten 12 uren, in het openbaar zal worden aanbesteed de levering 545 remontpaarden en wel door de hoofd administratie van het le regiment hussaren te Leiden, 90 stuks 0 2e 0 00 Venlo, 60 0 0 3e 0 00 Haarl. 80 0 0 4e u 00 Zutph., 110 0 0 regiment veld artillerie 0 Utrecht, 140 0 0 0 rijdende 0 0 Amersf., 65 0 De voorwaarden, waarop de aanbesteding zal plaats hebben liggen ter visie voor belanghebbenden aan de Provinciale Griffie van Noord—Holland te Haarlem. Een derde van de te leveren paarden zal van inlaudschen oorsprong moeten zijn. Schagen, den lfte Februarij 1875. Burgemeester en Wethouders voornoemd. G. J. MULLER. De Secretaris, DENIJS. Standbeeld voor Thorbecke. Door niemand meer dan ons wordt de partijzucht betreurd die de oprichting van een standbeeld voor den grootsten Nederlandsclicn staatsman des nieuwen lijds tegenwerkt. Alleen armzalige kleingeestigheid kan die partijzucht goedkeuren en toejuichen, maar toch gt-looveu wij dat die tegenwerking eene nuttige zijde heeft, vooreerst toch staat de man, wicn het geldt, te hoog dan dat zijn roem door deoprichting van een standbeeld kan verhoogd wordeu. Ten tweede strekt die tegenwerking oin de zoo wat in gesluimerde rijmpathie der groote liberale partij voor li aren gestorven leider weder optewekken. Ten derde en laatste kan het vo >r vele liberalen eene nuttige aanmaning zijn om ten opzigte van hunne houding tegenover Thorbecke de hand in den boezem te sieken, want wij vragen toch, wie waren in de laatste jiren van Thorbeckes leven zijn felste tegenstanders, waren het niet juist sommige liberalen, die hem de meeste struikelblokken in den weg wierpen f Waren niet Jotickbloet, Limburg Broawer en van Houten zijn persoonlijke antagonisten ge worden? Waren niet het vaderland en de neder landsche spectator de organen van dien wreveligrn tegenstand geworden? Mogen de liberalen, welke dien tegenstand of aanmoedigden of stilzwijgend toelieten, zich thans zoo ergeien aan den legens'and, welke opkomt van de zijde der conservatieven? Toans nu het een levenloos standbeeld geldt, dat toch, zoo als wij zoo even zeiden, dea roem van den staatsman niet zal verhoogen, gaan er -dres>en bij adressen uit iedere geineeute o:n tegen den partijzucktigen tegenstand te protesteren. Goed zool Ma.ir toen Multatuli in hekelend grafschrift bij grafschrift de nagedachtenis van den overledene [het schijnt, volgers het gevoelen van sommige toongevers van dezen tijd zoo'11 echt humaan werk om een doodeu leeuw te Schoppen,] aanrandde, wat deden toen de liberalen? zij kochten het dtel der idtenwaarin die grafschriften vooikwamen. En de liberale directeurs van leesgezelschappen haastten zich natuurlijk in de eerste plaats om dit deel, waarin zooveel hatelijks van Thorbecke werd gezegd, zich aanleschaff» n. En de heer Vostnarr schreef toen juist voor de Vorstenschool een opgeschroefde lofreden, die natuurlijk voor goed alle critiek den kop incest indrukken. Wij vragen hebbeu dan de liberale zooveel reden den conser vatieven hun tegenstand tegen de oprichting van een standbeeld voor Thorbecke zoo boog aauterekenen Herman Linden in Shakespeare. Wij hoorden Herman Linden en bewonderden hem in velerlei opzigten, toch gelooven wij dat or.s publiek verkeert doet op die mar, als 1 op een wonder van zijn tijd te zien. De man heeft eeu overschoon orgaan, maakt allersierlijkste gestes, kent zijn Shakespeare goed van buiten en beeft bem klaar blijkelijk goed bestudeerd, maar verder stelle men zijne waarde ook niet. Tegen zijn genre is veel te zeggen. Als tegen de natuur strijdende kan men het noemen dat een persoon achter elkander 10 of 12 verschillende karakters mo.-t voorstellen. Dit heeft het groote nadeel dat de voordrager door het maken van groote contrasten tot de ver beelding der toehoorders moet spreken. Hierdoor doet bij Shakespeare dikwerf o iregt. Zoo b. v. stelt hij in Macbetb nooit den wilden hartstochtelijken hoofdpersoon van dat stuk voor, de altijd bedaard blijvende Ladij Macbeth, zoo daar entegen in de Juüus Caesar tegenover den kalmen Brutus den wild opvliegenden Carsius. Nu is het niet waarschijnlijk dat Ladij Macbeth, ie de dichter (onovertreffelijke kunstgreep) hate wroeging als slaap-waudelaarstcr doet openbaren, in wakenden toestand altijd zoo bedaard zal zijn geweest, o>.k is het hoogst onwaarschijnlijk dat Cassius zijn stern zal hebben uitgezeten met zijn beide aamen gezwaaid /.al hebben toen hij Brutus trachtte te overreden om deel te neincnaun hel'complot legen zijn weldoener, van Cassius is dit te minder waarschijnlijk daar Caesar hein zegt: ik ben bang voor den man, hij is bleek, hij lacht of hij zingt nooit, rn-eint geen diVl aan vermaken. Zulk een in zich zelf gekeerd man kan wel, als men hem op de toouen trapt (zoo als in het vierde bedrijf) opvliegend zijn, maar zal den nijd, die in zijn boezem huist niet met brui sende rtroonien, maar drop voor drop in het hart zijns vriends overgieten. De opgeschroefde loftui tingen in de couranten, ach I doen het pobliek veel kwaad. Dat publiek maakt zich w js dat het nu Shakespeare begrijpt. Neen! wil menden grooten man begrijpen, tnen leze zijn stukken in huis, des noods met behulp van de noodige ophelderingen. Ach bij het w ild gt schreeuw der couranten raakt de huiselijke studie, die toch de grondtn k voor onze maatschappelijke beschaving moet rijn, meer en meer op den achtergrond. Uitgaan, uitgaan is de leus. Handen met geld over te hebben om, nrtisten le hooren, maar hang te zijn om geld uittegeven tot aanschaffing tan nuttige boeken, drijft (le gezindheid onzer burgerij niet meer en meer daarheen? en wij vreezen dat ook de opgang van Linden daartoe zal leiden. Jonckbloets geschiedenis der ne- derlandsche letterkunde. Een jong schildt-r bood zich ons ee ns ten leidsman aan bij de bezigting eens museums van schilderijen. Op alle meesterstukken van eeuigzius deftigen aard, zij mogten dan zijn van Kafael, Titiaan, Murello, Rembrand), Rubens en van Dijck had de man iets aantemerken, van al wat er schoons en verhevens in deze stukken was, zweeg hij. Daarentegen dwong hij ons telkens en telkem stil te staan bij ieder stuk van eenig/ins twijfel achtig kieschen aard, op ieder schilderstuk waarop lichtekooijen of lichtmissen voorkwaim 11, wees hij ons, en vertelde daarvan alle bijzon lerh-dm. liet behoeft niet gezegd te worden dat wij niet bijzon der gesticht uit het museum kwamen. Een ze:fde gevoel overviel ons bij de lezing van Dr. Jonckbloets geschiedenis onzer letterkunde, Al wat eeuigzius defiig klinkt in Hoofd, Vondel, Bilderdijk en van der Pal.u wordt gelaakt, maar alles wat inaar eeuigzins naar het losse leven in Rreero, Laugendijk eu Auselijn riekt, wordt ge prezen. Het kan zijn dat deze beschouwing van Jen Heer Jonckbloet op rijpe studie is gegrond, maar om den zedclijken zin onzer natie achten wij haar bepaaldelijk verderfelijk. Op zondag den 7 dezer maand had te Oud- karspel eene gebeurtenis plaats die gelukkig t«t de hoogst zeldzame behoort. Ten Riadhuize aldaar wrrd het huwelijk vol trokken tusschen Aart Boot en Xeeltje K o o ij nauwelijks was de huwelijksacte door de jonggehuwden, de getuigen eu deu ambtenaar van den Burgelijke stand in orde en voldoende ge- teekend, of de pas gehuwde vrouw werd eensklaps ongesteld, en Da weinige oogenblikken gaf de, zoo even le voren, nog gelukkige bruid, den gerst zoodat zij die als bruid ten raadhuize verscheen als lijk werd weg gedragen, en de voor even weinige oo genblikken gelukkige Bruidegom moest als weduw naar, het lijk zijner zoo kort gehawde gade volgen een en ander wekte groote verbazing in de gemeente Blijkens een bij het Departement van Ko!o»

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1875 | | pagina 1