Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad. Gemengde berichten. Jfo 915. Negentiende Jaargang Bekendmakingen. Jagi en Visscherij. Yk- en üerijk ian Malen, ficwigtcn en Weeg- werkliigen. Levensverzekering. 1 Dit blad verschijnt op Woensdagavond; doch wordt met een bijvoegsel bevattende het jongste Schager marktberigtden volgenden avond verzonden aan hen die zalks verlangen. Brieven franco aan de uitgeefster. Abonnementen op dit blad worden door alle Prijs per jaar 8.-Franco per post f 8.60, Afzonderlijke nummers f 0.07 J AnvBRTRjrTiëN van een tot vijf regels f 0,75; ieder regel meerder f 0,15. Groote letters naar de ruimte die zij beslaan. Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen. ^aar volksheil zonder deugd te dingen Is aribed aan een rots te biên. De Burgemeester van Schagen brengt ter kennis van de ingezeten, dat de aanvragen ter bekoming van jagt- en vischacten en van kostelooze vergunnin gen tot uitoefening der visscherij, voor het saizoen I875j76 ter Secretarie dezer gemeente voor de belanghebbenden ter invulling verkrijgbaar zijn,da gelijks (Zon eu feestdagen uitgezonderd,) des voor middags van 9 tot 12 uur. Schagen 6 April 1865. De Burgemeester voornoemd, G. J. MULLER. Burgemeester en Wethouders van Schagen. Gelet op het besluit van heeren Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van den Sden Maart 1S75 No 28 provinciaalblad No 16. Brengen ter kennis van de ingezetenen dat de herijk van maten, gewigten en weegwerktuigen die, volgens art: 17 der wet van 7 April 1869 (Staats blad N. 57) kosteloos geschiedt, binnen deze gemeente zal plaats hebhm in het locaal van Jan Noë Junior Wijk 15 no. 61 op Vrijdag den 16 April 1S75, des voormiddag, van 8 tot 1.2 ure, en des namid dags van 3 tot 6 ure; en op Zaturdag den 17 April daaraanvolgende, des voormitldags van 8 tot 10 ure. Schagen, 6 April 1875, Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. J. MULLER. De Secretaris DENIJS. De deelneming in levensverzekeringen is hier te lande nog altijd niet zoo groot als dit behoorde. Ten ileele is het contract niet genoegzaam bekend; ten deele bestaan er vooroordee'en tegen, die, onder het volk herhaald, de algemeene verspreiding tegenwerken. De gewone vorm van levensverzeketing is die, waardoor men het ligt ook in het woord het financieel nadeel dat door ons over lijden zou te weeg gebracht worden, voorkomt. Voor ieder weldenkend man moet het een heilige plicht zijn om bij zijn leven te zorgen, dat hij niet in armoede zijne naaste betrekkingen achterlaat. Dit kan alleen gebeuren door opleg van geld en langs dezm natuurlijken weg bereikt men het doel ook bij de levensverzekering. Het daardoor verkregen voordeel is ook enkel door spaarzaamheid verkregen. Hierdoor is de waan ontstaan dat men zich zeiven best kan redden en de hulp van eene levensver zekering ontberen kan. Want redeneert men de opgelegde en zelfbeheerde verdiensten geven in de eerste plaats op zich zelf een dadelijk genot en de aanwas van kapitaal zal bovendien veel sneller zijn bij eigen beheer dan wanneer men zijn contributie stort in eene levensverzekeringskas. Maar men ge voelt dat men dus redenerende het groote voordeel der levensverzekering over het hoofd ziet. Wat toch is onzekerder goed dan het leven en het is juist die onzekerheid, welke geheel wordt weggenomen. Bezit men eigen kapitaal, zoodat de toekomst van vrouw en kinderen financieel verzekerd is, ook wanneer het hoofd aan het gezin ontvalt, clan is natuurlijk de grond niet aanwezig, welke het deel nemen aan eene levensverzekering gebiedt, maar hoevtlen deelen dit voorrecht niet en zijn verplicht om van hun inkomen te leven met de zekerheid, dat zij bij hun sterven aan vrouw en kinderen niets zullen nalaten. Men kan die kwelende en verontrustende zekerheid niet wegnemen door alleen jaarlijks iets over te leggen, want wie waarborgt ons het leven? Blijven wij leven eene lange reeks van jaren dan beslaat bij jaarlijksche vermeerdering van kapitaal de gegronde verwachting, dat wij zelf een kapitaal zullen gevormd hebben, hetwelk bij ons verscheiden den steun onzer betrekkingen zal helpen uitmaken, maar nog eenmaal, wie waarborgt het leven? Indien de man het 2e, 8c, laat ons nemen het 10e jaar na zijn huwelijk sterft, mist hij den tijd om aan zijn edelaardig plan uitvoering te geven. Deelgenoot echter in eene levensverzekering betaalt hij eene bepaalde som en verzekert hij zich eene bepaalde som bij zijn overlijden, wanneer dit ook voorvalle. De ongunstige kans is dan een lang leven en wie zou tegen dien kans opzien Gerust kan de zoodanige de toekomst tegengaan, want de dood kan hem niet meer verrassen. Liefdevolle zorg voor vrouw en kind doet hem waken tot over zijn graf en nooit kan hem het leven verbitterd worden door de akelige gedachte dat aan den zijden draad van zijn leven het gehee'.e maatschappelijk bestaan hangt zijner naaste betrekkingen. Aan dit rechtstreeksch voordeel knoopen zich vele anderen vast. Men is gedwongen om te sparen en de meesten zullen erin slagen om eene dubbele premie over te houden en de eene zelf te beleggen. Men heeft daarentegen ook meer vrijheid verkregen om van toevallige voordeelen zich en de zijnen toeval lige genoegens te verschaffen, wanneer men over de toekomst gerust kan zijn. Hoe velen in onzen burgerstand, die met gemak eene kleine premie jaarlijks konden uitzuinigen, sterven er in de kracht van hun leven en brengen door hunne zorgeloosheid hunne dierbaarste betrekkingen tot den bedelstaf. We roemen dikwijls zoo luide onzen tijd en onze eeuw, maar versmaden het om de beste gaven daar van aan te nemen. Verzekering tegen gevaren is het groote middel hetwelk wij thans kennen, om die gevaren af te snijden. Wij kunnen ons verze keren tegen brand, ziekte, dood, en wij blijven meestal de gebonden slachtoffers daarvan. Bij men- schen die geen fortuin hebben behoort de premie een er levensverzekering de eerste post op de begroo ting te zijn. Men moet zich niet te bezorgd maken, zeggen enkelen. Wanneer iemand gedurende zijn leven zijn. plicht gedaan heeft, dan kan hij bij zijn sterven gerost zijn hoofd nederlrggen. Het is God verzoeken, zeggen anderen, en eene ijdele poging om met zwakke raenschelijke kracht den Heer van leven en dood de wet te geven. Wat het eerste betreft: ook als wij ons tegen dit gevaar verzekerd hebben, blijven er genoeg bezwaren over, tegen welke wij ook geen beter middel kennen, dan met wat hoop en vertrouwen de toekomst tegen te gaan. Maar naar ons inzien is hier geen kwestie van hoop en vertrouwen. Te hopen en te vertrouwen, dat wij lang zullen leven om een zeker doel te bereiken, hetgeen ook zonder dat binnen ons bereik ligt koint neer op een ver zaken van het middel dat het doel verzekert. En wat het beroep betreft op enze afhankelijkheid van het hoogste wezen en onze onbevoegdheid om tegen een dreigend gevaar ons te beschermenwij die onze kinderen op school zenden om te leeren rekenen moesten geen vraagstukken van het gebied der rekenkunde brengen op dat van bespiegelenden godsdienstzin. Men verhaalt dat Franklin bij de ontdekking van den bliksera-aflijder twijfelde aan zijn, recht om den bliksun te gebieden en deze geduchte kracht der natuur schadeloos te maken en aan zich te onderwerpen, maar zeker is het dat hij dien twijfel overwonnen heeft. De mensch heeft niet alleen het recht maar is verplicht om door het juist gebruik van zijne vermogens en van wat die hem geleerd hebben zijne liooge roeping te staven en zon hem dan het recht ont zegd zijn om door een welberaamden maatregel aan den dood zijn scherpste smart te ontnemen Men meet zich niet voorstellen door dergelijke levensverzekering zijne betrekkingen rijk te maken. Dit is onnoodig en ondoenlijk. Wat wij wilden bevorderen is van meer bescheiden aard. Zekerheid dat wij aan kinderen, die zonder deze voorzorg bij ons overlijden niets zouden hebben, al is het maar f 1000.zullen nalaten, achten wij een grooten zegen. Niets te hebban is heel iets anders dan f 1000.— te hebben en wij hebben vaak om ons gezien, dat in die eerste f 1000.— de moeielijkheid lag. Waren zij er niet, men bleef arm; waren zij er, de weg tot welstand was open. Men schrijft nit Batavia dd. 8 Februarij: De Javaansche Courant van eergisteren bevat een telegram uit Atchin, van den 6den dezer, waaruit blijkt dat onze troepen steeds voortdringen. Den +o dezer waren weder 5 versterkingen genomen en Lnmprit, beoosten Langkroek bezet. Tegenstand schijnt eigenlijk niet te zijn geboden, want onze troepen telden slechts twee licht gewonden. Volgens bericht zou Iman Bagger A jer gesneuveld zijn. Het getal bentings in Atchin schijnt legio te zijn en de vijand is niet uit eeije stelling verdreven of hij legt terstond weder nieuwe verstrekingen aan. Kolonel Pel laat hem in'usschen thans weinig rust. Het krachtiger optreden.schijnt effect te hebben, want uit een kort rapport, dat in het officieels blad voorkomt, leest men het volgende: .Te Ana- laboe had de Radja met al zijn hoofden een bezoek aan boord gebracht, dat van onze zijde door een tegenbezoek aan wal gevolgd werd. De houding van dat staatje had over het algemeen stof tot te vredenheid opgeleverd. Het bericht van de inname van Longbatlah had daar een diepen indruk ge maakt. Een advocaat, een dief in zijn huis betrap pende, zegt: wacht, schavuit, de justitie zal je mores leeren. Weet je wat valt de dief hein in de rede daar ik toch toevallig bij n ben verzoek ik u mijn advocaat te wezen. Je hebt er wel erger door geholpen. Schoenmaker: Wel jongen, hoeveel kwade wijven zijn er in de buurt?. Jongen: .Wel baas, vier, als ge uw vrouw meerekent De jongen krijgt een erge oorvijg, (terwijl de schoenmaker zegt: .Rekel dnrft gij zoo van mijne vrouw spreken?") en roept liqileiide»Nu baas dan maar drie als ge uw vrouw niet meerekent. Een logementhouder te Parijs is dezer dagen tot geldboete en schadeloosstelling veroordeeld, om dat een in zijn hotel gehuisveste reiz'ger, die gelast had hem op een bepaald uur te wekken, niét gewekt is geworden en tengevolge hiervan later moest vertrekken, waardoor hij werd bena deeld. In de vorige week stond voor het ITof van Assises te Parijs terecht een Fratisch echtpaar, beschuldigd een negentienjarig meisje van 's Gra- venhage eerst aldaar tot ongebondenheid verleid en later aan het toezicht harer onde moeder onttrokken en naar Perijs medegevoerd te hebben. De man werd tot vijf, de vrouw tot zeven jaren tuchthuisstraf veroordeeld. Een boer te Haarlemmermeer, die van den veearts een .likkepot, voor zijn paard had gekregen, had de onvoorzigtigheid daaraan zelf te likken, niettegenstaande op het etiket .vergif, stond. Was er niet spoedig geneeskundige hulp opgedaagd, dan had hij zijn onvoorzigtigheid met den dood moeten bekoopen, want 't bleek later, dat de mid delen krachtig genoeg waren om 10 menschen te vergeven. Bij den landbouwer Castelein fe Jaarsveld is dezer dagen een kalf geboren met twee koppen en acht pooten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1875 | | pagina 1