Gemengde berichten.
Schuldig of niet schuldig?
Die kliek, waarvan Kappeijneen Jonek-
bloedt ds hoofdmannen zijn die tegen eiken
maatregel iets in den weg weet te stellen, die
tot in het oneindige redeneert en aller o orde el
benevelt, telt de B r n ij n Kop» niet onder zijne
leden, //et zou onbillijk zijn hem aansprakelijk te
stellen voor de kwajongensstreken der anderen.
Zijne rechtmatige reputatie als economist et; zijne
bezadigdheid in meening en karakter zullen hem
steeds tot een sieraad van de Kamer maken. M ie
bij deze verkiezing, onder zalke ernstige omstan
digheden aangegaan, want onze regeerings poMiek
zal voor gernimen tijd van den uitslag afhangen
het aftredende lid herkiest, heeft aan geen partij
zucht geofferd maar eene goede keuze gedaan. Deze
man beteekent iets en on"leent die beteekenis niet
aan de kleur, die men hem toeschrijft, //et is naar
onze overtuiging noodzakelijk de Kamer te zuiveren
van de uit partijzucht opgevijzelde middelmatigheden,
ze mogen dan geprezen worden door liberalen of
antiliberalenzij behooren plaats te maken voor
mennen wier streven het is, niet om maar wat
te praten, maar o-n iets te doen en die tot dit
laatste de bekwaamheid hebben.Wij laten ons hierbij
niet door partijzucht leiden de Bruin Kops
is geen partijman. Gij zult in het bijblad geene
heftige ontboezemingen van hem vinden, noch een
woord van eene andere strekking dan om het
onderwerp, hetgeen behandeld wordt toe te lichten
en om die behandeling zelve te brengen tot een
doel. Geen man van woorden en vooral van groote
woorden spreekt hij alleen wanneer hij iets te
zeggen heeft en is hij daardoor een der invloed
rijkste leden der .Saneer.
De Tweede Kamer vertegenwoordigt het Neder-
landsche volk en opdat deze fictie meer en meer
waarheid worde, treedt om, de twee jaar de helft
der leden af. Oit geschiedt niet zoo zeer om den
kiezer in de gelegenheid te stellen, over eene ge
dane keuze op nieuw te oordeelen: de behoefte ver
anderen, de begrippen zetten zich uit, en elk tijd
perk heeft zijne eigene eischen. In de laatste jaren
heeft dc Kamer zij, de. vertegenwoordigster
des volks meer en meer in de volksschatting
verloren en de liberale partij is door haar ouder-
ling gekibbel daarvan grootendeels de oorzaak.
Immers steunt zij nog op hare overmacht in getal,
wat baat dit, Zoo men met die overmacht, niets kan
uitvoeren Altijd droomt zij zich nog in den tijd,
toen zij besturen kon: het is gebleken, dat zij
niets uteer vermag. Doch hare onvruchtbaarheid
ligt niet in eene verouHing harer waarheid, maar
hare vertegenwoordigers zijn veroud. Daarom ver
langen we in het geheel nieuwe keuzen. Maar dit
geldt ons district niet. Wanneer door welke partij
ook, de namen van 80 personen werden opgeschreven,
aan wie het maudaat van volksvertegenwoordiger
moest worden toegekend, zou dien van de Bruijti
Kops op geen der lijsten ontbreken.
De onverschilligheid bij verkiezingen, ook in dit
district steeds groot, het bewijs voorde ongelukkige
stelling, dat wij zelfs van ons A'iesstelling in 25
jaar tijd nug niet rijp zijn geworden, tnake ditmaal
jtlaatsvoor algemeene deelneming. Ieder die geholpen
heeft om d e B r u ij n K o p s in de Kamer te
brengen, kome op om hem in de Kamer te huuden.
Menigeen die bij zijne verkiezing voor zijn libera
lisine beducht was, zal dit liberalisme, werkzaam
voor allen, hebben leereu hoogachten.
Tervolg van No. 921.
In do maand Augustus van het jaar 1812 stond
Becroy, na den afloop van den blordigcn slag bij
Smolen8ko, als kapitein van de grenadieis der garde
met een deel van zijn regiment, aan het einde der
Rtad, waar de meeste gevallen waren, om de gewon
den weg te doen brengon. Het was bijna donkeren een
talrijk gespuis plunderde op het slagveld. Becroy be
merkte tot zijne verwondering op cenige afstand een
man in de uniform van een fransch luitenant, die
op don grond geknield en ijverig bezig was om een
gesneuvcldo den zak te ledigen. Becroy was veront
waardigd, dat een officier zoo schandelijk handelde,
doch deze was zoo ijverig met plunderen bezig, dat
hij niet bemerkte, hoe men htm waarnam. Becrov
narn lem i aauwk. u ig op; zijne ranke gestalte, zijne
in het oog loopei.de gelaatstrekken, eene versehe,
nog bloedende wond in de regter wang, dit alles ver-
eenigde zich, om hem den booswicht onvergetelijk te
te maken. Zoo Becroy tin dit oo&enhlik een geweer
bij de hand had gehad, zon hij zonder bedenken op
hem geschoten hebbendoch hij had slechts zijn
degen bij zich en was zelf aan het been gewond.
Toen hij luid begon te schreeuwen om zijne soldaten
te roepen, sprong de plunderaar op, en liep zoo snel
mogelijk weg. Becroy gaf zijne soldaten bevel hem
te achtervolgen, doch te vergeefs, de man ontsnapte.
Daar hjj hem echter aan andoren beschreven had,
werd hij in den nacht gevangen genomen en aan
eene wacht in bewaring gegeven. liet kwam uit, dat
dezo mensch werkelijk ten luitenant der fracsche
armee was, met name Antoine Leitscndat hij. hoe
wel nog zeer jong, niet slechts in dezen veldslag
dapp.-r gevochten en eene wond in het gezigt ont
vangen, maar ook bij Tele vroegere gelegenheden uit
gemunt had. Becroy's getuigenis was zoo bepaald en
naauwkeurig, dat Leitsen zonder twijfel den volgen
den morgen zou gefusilleerd zijn, zoo hjj niet in den
zelfden nacht ontvlugt was. Daarna hoorde men niets
Schoon wij ongaarne bij verkiezingen ons partij
stellen, althans niet door persoonlijke aanbevelingen,
mochten wij voorat na ons vorig hoofdartikel den
schijn niet op ons laten rasten als had de gestelde
candidatnnr van den heer Mr. de Bruijn Kops
■iet onze volle sijmpathie. Wjj bevelen integendeel
die ten zeerste aan.
In de voorgaande week hield deafd. Schagen
en omstreken» van de vereeciging ter bevordering
van het volksonderwijs in Nederland, te Schagen een
algemeene vergadering, waarin het reglement vast
gesteld, en een bestuur benoemd word.
Bij hel bespreken der aanstaande verkiezing van
een lid der Tweede Kamer in dit district waren
de aanwezige leden eenparig van gevoelen, dat de
candiJatuur van het aftredend lid, den heer d e
li r u ij n Kops algemeen krachtig behoort te wor
den ondersteund.
Zaterdagmorgen is te 's Gravenhage overle
den Jhr. Mr. C. van Foreest van /feilo. De over
ledene was gedurende vele jaren lid der Vertegen
woordiging, hetzij in de Eerste of Tweede Kamer.
De antirevolutionaire partij naderende, behoorde hij
eigenlijk meer tot de conservatieve partij, wier be
langen hij consequent heeft gediend.
Al* groot grondbezitter stelde hij veel belang
in alles wat den landbouw betrof, hij was dan ook
lid van onderscheidene polderbesturen en water
schappen en zijn gemis zal vooial in dit deel van
Noord-//olland diep worden gevoeld.
Vrijdag is in eene vergadering van den ge
meenteraad van Zutfen ontslagen de rentmeester
van het oude en nieuwe gasthuis (krankzinnigen
gesticht; aldaar, B. Slijster. wegens een tekort in
de kas van het gesticht. Zaterdagavond is hij door
de Justitie in arrest genomen.
Bij de directie der maatschappij tot exploi
tatie van Staatsspoorwegen zijn klachten ingekomen
van een reiziger, die door het treinpeisoneel in een
coupé, 2e klasse geplaatst, waarin reeds zes reizigers
aanwezig waren, terwijl hem in een andere coupé
waarin slechts ren enkele reiziger was gezeten, door
den hoofdconductear een plaats geweigerd werd,
op grond dat die reiziger verlangde alleen te zitten.
De ditecleur—geneaaal heeft daarop de ambtenaren
aangeschreven, dat dergelijke practijken, uil weikeu
hoofde ook bedreven, zullen worden gestraft, wan
neer de betrokken beambte zich niet zal kunnen
verantwoorden met redenen aan de belangen van
den dienst ontleend. Inspecteurs en adjunct-inspec
teurs zijn uitgenoodigd ten strengste dergelijke
misbiniken tegen te gaan.
Een Groningerlandsche burgervader zond on
langs de volgende boodschap aan een ondei wijzer van
wten ZEd. Achtbare vermoedde, dat hij zich met
„couianteiigeshrijl" had opgehouden: n Beschuldigde
zorge er voor dal dusdanige berichten uit deze ge
meente niet meer in de courant geschreven wurden,
op straffe van de ongenade des burgemeesters.»
Als de Turksche sultau weer ecu grootvizier noodig
heeft, verdieut deze burgemeester ter aanbeveling.
Volgens een correspondent van de Econo
mist uit Weeucn mag ineu in Oostenrijk en /Ani
meer van Leitscn. totdat mijn vriend in Euègne Lan-
creville den plunderaar van Smolensko had herkend.
Ik verhaalde daarop mijn vriend zonder bedenken
wat ik van den diefstal in het huis van de Merac
wist. Wij kwamen tot de gevolgtrekking dat Lancre-
ville aan de misdaad deel genomen had. Wij hielden
bet dua voor enzen pügt, om den heer de Merac be
kend te maken roet het ware karakter van dezen
huichelaar, dien hij op eene zoo onbedachte wijze
in zijn huis had opgenomen, om daarna Lancrerille
aan do politie over te leveren. Derhalve begaven
wij ons naar de Merac's huis, dien wij over de lang
durige, onverklaarbare afwezigheid van zijn zoon ee-
nigzins ongerust vonden. Voor wij hem de reden van
onzo komst blootlegden, deelde hij ons mede, dat de
ger.s d'armes iemand hadden aangehouden, die zich
Picrrc Brosse noemde, en die bij het eeiste verhoor
roods bekend had, dat hij aan den diefstal deel had
gehad. Obrist verhaalde daarop aan Mijnheer de
Merac zijne geschiedenis, en doelde hem de gronden
mode, wnirom hij meende dat Lancrerille en Leitsen
één en dezelfd^ persoon was, wairna ik berigt gaf
van alles, wat ik van den diefstal wist. Dit scheen
den heer de Merac in zijn geloof aan Lancreville's
onschnld tc doen wankelen; en toch was hij niet
genegen, cm hem bepaald schuldig te noemen; hoe
wel bij gccne gronden voor zijne verdediging kon
aanvoeren, verzocht hij ons toch, geen stap tegen
Lancrerille te doen, voor dat hij met hem gesproken
had.
Wij stonden in twijfel of wij 'deze bede moesten
afslaan of opvolgen, toen Lancrerille zelf binnen trad.
Dit verraste ons allen Lancrerille alleen bleef rustig
en koel. Hjj wendde zich tot Mijnheer de Merac
en zcida:
Ik hoor dat Pierre Brosse is gevangen gezet:
gij moet mij nu dadelijk een gesprek onder vier
oogen toestaan.
De Merac Terliet terstond de kamer. In zijne
afwezigheid riep Obrist nit
Voorwaarde onbeschaamdheid van dezen mcnscit
garije een goeden oogst verwachten, iets dat zeer
gelukkig is, daar de crisis (de Krab,) nog steeds
hare noodlottige gevolgen doet gevoelen. In 1874
toch zijn de rechtsgedingen tegenover het voorgaande
jaar met 45 pCt. verineèrderd. liet aantal faillis
sementen beliep in 1874 in Weenen niet minder
dan 580 en dit jaar zijn de faillissementen nog teel-
vuldiger; in de twee eerste maanden van 1875
zijn er reeds meer faillietverklaringen voorgekomen
dan in het geheele jaar 1870.
Na 1875 zijn in Weenen alleen 8000 kleerma
kers ontslagen: zij die nog aan 't werk zijn ver
dienen niet meer dan 5 gulden 's weeks. 400
werklieden in leerartikelen zijn geheel zonder werk
en 1800 werken slechts 3 dagen in de weck,
van laatstgenoemden zijn er 700 in Brünn en 670
in Praag, gemiddeld die slechts 3 gulden verdie
nen. //et aantal werklieden in metaalwaren is met
4000 venninnerd; hun loon, dat vroeger lot 15
Kulden beiiep, is thans gedaald op 7 gulden.
11etzelfda is bij de timmerlieden en metselaars het
geval. Werklieden in gouden, zilver en jeweeleit
zijn meest allen zonder werk en zijn uitgeweekeu
naar Duitschland vooral naar herlijn en Plons-
heim en Kuslanil. Twee derde gedeelten der
werklieden in manufacturen zijn ontslagen; de
loonen van hen die in Boheme. Moravie Silezië
nog aan 't werk zijn loopen niet hooger dan 2
galden in de week. Op alle handelskantoren, bij
alle banken, spoorwegondernemingen en dergelijke
is het perso-neel ingekort, zelfs de scheepvaart op
den Donau heeft geleden -
In de Neoe West-Preiissisebc Millheilungen
komt het volgende verhaal uit het leven van von
Bisinajck voor. Toen hij nog landjonker was, ge
beurde het dan hij met pen vriend, zekere hfer
von G. op de snipperijacht zijnde, in ecu moeras
sig land geraakte. De heer von G. die tamelijk
zwaarlijving was, zonk eensklaps tot aan zijne ar
men in den modder. ,»/A-lp, help! schreeuwde de
erg verschrikte jager, terwijl bij zijn best deed
om er zich uit te werken, doch te vergeefs,
v Beste ifisinarck, help mij toch, ik verdrink in
dien vervloekten inodderpoi-iVon G. zonk steeds
dieper, terwijl Aisinarck, die ieileren voet gromis
kende, hem langzaam en bedaard naderde en in
middels het tiisscheiiliggende terrein onderzocht.
vLaat toch die vervloekte snippen varen riep
von G. in doodangst en red mij er uit, ik heb
het smerige water bijna in mijn mond!» ,,/u beste
G. antwoorde Bisinarck, die nog eenige schreden
verwijderd was, op kalmen tcon gij kunt er
niet meer uitgeen mensch kan u redden, maar
het zou mij spijten als gij nog langer in dien
poel moest lijden; weet ge wal ik doen zal om
u de ellende van te stikken te besparen? Ik zal
u een lading schroot door het hoofd jagen, dan
sterft ge toch spoediger en eervoller." vEen je
gek!" riep de ander, terwijl hij wanhopig met
handen en armen aan zijue bevrijding werkte»
ik heb evenmin lust oui te worden doodgeschoten.
Voor den duivel, help me dan toch Zeer bedaard
legde Bisinarck het geweer aan, mikte en zeide
w/Zoudt u slechts een oogenblik stil, dan is het
spoedig voorbij. Vaarwel beste vrieu I, ik zal alles
uw vrouw getrouw uiededeelen."
Thans spoorde de doodsangst den armen G. tot
de uiterste krachstiiispanning aan; hij kwacn werkelijk
uit deu modder en stond weldra op liet drooge
is onuitstaanbaar en mijnheer de Merac is zeer to
beklagen I
De Merac en Lancrerille keerden tot ons terug
de eerste was zeer bedroefd.
Ik ben oen ongelukkig vader, waren zijne eersto
woorden.
Wij wisten niet wat to zeggen.
Mijne beeren, ging de Merac voort het zou nut
teloos zijn, tegen u stilzwijg,n te gebruiken: mijn
zoon heeft mij beroofd. Dezen vriend, zich tot Lan
crerille wendend, was ik vroeger de redding der eer
van mjjn ongelukkigea zoon verschuldigd en ook nu
heeft hij al het mogelijke gedaan om hem te weêr-
houden. Kan ik derhalve uwe beschuldigingen gelooven?
Obrist zweeg besluiteloos, Lancrevillo echter zeide
langzaam en niet waardigheid
Ja, mijno hoeren, ik ben Antoine Leitsen en
was in den slag van Smolensko. Ja, Obrist Becroy,
gij zaagt mij inderdaad den zak van een gesneuvelden
makker ledigen, doch niet om hem te plunderen, maar
om mij meester te maken van eenigen papieren, dio
mijn leven en dat van velen mijner makkers in gevaar
hadden kunnen brengen. De tijd van gevaar is voorbij
en ik kan gerust verklaren, dat ik toen lid was van
eene zamenzwering, waarvan de plannen en ontwer
pen door den officier dien ik plunderde, en onze
secretaris was, medegedragen werden. Tot mijne vlugt
waren eenige mede-zaamgezworenen behulpzaam. Ik
keerde niet naar Frankrijk terug, maar heb onder
een valschan naam nagenoeg geheel Europa doorreisd.
Eindelijk kwam ik in mijn vaderland weder, doch ik
vreesde in de beginne onder mijn waren naam op te
treden; kort geleden reisde ik naar Parijs, waar het
mij door bemiddeling mijner vrienden vergund werd
te blijven, zoodat ik weder als Antoine Leitsen zal
optreden. \S at al het overige betreft, zoo kan ik u
naar mijn vriend, mijnheer de Merac, verwijzen. Al
leen verzeker ik u, dat ik u uwe krenkende, hoewel
onverdiende achterdocht van harte vergeef.
Becroy was zeer verwonderd, en ik gevoelde mij
zeer beschaamd. Mjjnheer de Merac had zich intus-