De Terogkoasl, Ingezonden. kiezing van drie raadsleden blijken geven, waardige leden op prija te stellen. Men meldt uit Zaandam: De toepassing van den hoofdelijken omslag heeft in de Nederd. Herr. gemeenten te Oost- en West- Zaandam tot vele reklames aanleiding gegeven. In de Oostzijde waar geen vast stelsel gevolgd is, waren de reklames grooter in aantal dan in de Westzijde, waar men den hoofdelijken omslag der borgelijke gemeente tot leiddraad beeft genomen. Hoewel aan verreweg de meeste klachten wegens te hoogen aanslag is te gemoet gekomen, hebben eenige van de aanzienlijkste ingezetenen toch gemeend hun lidmaatschap te moeten opzeggen; twee dames hebbeu dit per denrwaarders-exploit gedaan. Ter waarschuwing verdient vermelding dat te Avenhorn een span fraaije paarden overleden is, nadat zij gedronken hadden nit een knip, waarin het bekende wasrhiniddel tegen de wormen onder de schapen opgelost was. Omtrent de onderzoekingen in de doistere zaak van dobbelen moord te Hage, wordt aan de Friesche Ct. bet volgende geschreven: »Uit goede bronnen vernemen wij, dat het feit betredende den moord van mevr. v. d. Konwen reeds door &n der gevangenen als medeplichtige is bekend. Men moet wel respect krijgen voor zoo'n duizendoogige, onvermoeide Nederlandsche politie. Uit vroegere berichten weet men, dat een der thans gevangen genomenen vroeger in het Badhuis te Scheveningen diende, Hat hij in nadere betrekking was gekomen inet een voormalige vrouwelijke bedien de van mevr. v. d. Kouwen, dat zij zaraen vertrokken- naar de Kaap, daar een hotel tegen comptanle betaling hadden aangekocht en onlan g s van daar waren aangekomen te Botterdam, en in die stad een bierhuis, insgelijks tegen comptan'.e betaling, in eigendom hadden gekregen. Nu, dit alles was aan de aandacht der politie volstrekt niet ontsnapt, hoewel misschien de bedrijvers van de bewuste daad in de inecning verkeerden, dat de moord reeds was doodgezwegen en verdere nasporingen toch tot geenerlie uitkomsten zouden leiden. Dit was echter buiten den waard gerekend Hoe werd nu de zaak onderlegd door *Je politie? Zie liierl Een bediende uit het bierhuis moest de dienst verlaten, en nu wist de policie iemand in hare plaats te stellen, zonder dat de eigenaar eenig kwaad ver moeden had. Fcn ongehuwd politie—beambte knoopte kwanswijs liefdesbetrekkingen aan en wist zoodoende achter zoo vele geheimen te komen, dat de over heid eindelijk genoegzame gronden meende gevonden te hebben, om het personeel in verzekerde bewaring te nemen. Een drietal als burgers vermonde politie—agenten veischenen in het bierhuis en vroegen een glas bier; inaar, terwijl de hospes den eerste het bier pre senteerde, werd hij op heizelfde oogenblik door de beide anderen met forsche handen gegrepen en geboeid. Dat de maatregel, hier genomen, voorzichtig en veilig was, bleek bij later onderzoek. In de lade toch onder het buffet vond men twee geladen revolvers en een karabiju, insgelijks geladen Vervolg van 927. Slot. Het was ir.iju eigene schuld, voegde hij er bijik had u.ijzelve in een zwak oogenb'ik niet genoeg beliecisclit. Nu moest ik de daaruit voort spruitende gevolgen maar ondervinden. En nog was deze les niet ernstig genoeg voor mij, maar ik viel nog lager. Graaf Z. kreeg uiij zoo zeer in zijne inagt, dat ik toestemde hem te volgeu. Wij verlieten in alle stilte het verblijf van Justinus en begaven ons naar eene postkoets, die ons op eenigen afstand wachtte. Het was een zoele, benaauwde zomeravondgeen boomblad schuifelde heen en weêr. Geheel het uit spansel voorspelde een naderend ouweder, en in weérwil dat het donker was, zweefden wolken gelijk aan g'oeijein^ koper statig daarheen, doch bleven ten laatste geheel stil liggen. Ik zat aan de regterzijde in het rijtuig. Graaf Z. zat nevens mij en omstrengelde mij met zijn arm. Vol gedachten over den stap, dien ik vol- voerpe, bleef ik peinzend zitten, toen eensklaps een felle violetkleurige bliksemstraal naar omlaag slin gerde, cn op eenig; passen vau ons rijtiug neder- schoot. Het is onmogelijk dat wij uitstappen melieve zei de graaf, want, Justinus zal ons zekerlijk ver volgen. Voort dan, antwoordde ik. En de paarden snellen voort, telkenmale stei gerende voor de golven vnurs, die over den weg kronkelden en ons allen dreigden te vernietigen. .Maar van achtervolging konden wij niets bemer ken. Ten langen laatste hielden wij stand voor een fraai lusthuis aan den zoom van het Z.woud. Half door 't geboomte verscholen, waarvan de regen JiQg bij straaltjes afdroop, verhief het zich, als eeu der verblijven, waar rust en vrede te midden der Het »U. D." deelt de volgende episode uit een gerechtzaal mee. De rechter tot een dienst meisje, door daar meesteres aangeklaagd van diefstal. 'Gij beweert dezen zakdoek niet gestolen te hebben, en bekent tocb, dat gij hem nit den zak van uw meesteres genomen en in uw koff*r geborgen hebt' Het dienstmeisjeSedert ik bij mevrouw in dienst kwam, bemerkte ik dat mijn koffer dikwijls met een valschen sleutel werd geopend en doorzocht. Ik vermoedde, wie het deed, maar om zekerheid te hebben, nam ik den zakdoek, en legde hem er in eo gij ziet, mijnheer de rechter, dat mijn vermoeden gegrond was." Burgers van Schagen! Langzamerhand nadert de maand Augustus, de maand, waarin Schagens burgerij, de laatste jaren, gesteund door geldelijke bijdragen der gemeente gewoon is, feest te vieren. Verleden jaar echter, is onze feestdag waarschijn |ijk teil gevolge der Meifeesten doch zeer zekerdoor de weinig betoonde belangstelling der ingezetenen geheel ten kostte der gemeente gekomen, van daar stellig dat hij veel minder van beteekenis is geweest, dan voor de belangen onzer gemeente wenschelijk is. Welk neringdoend burger niet, trekt zijn voor deel van het komen der vele vreemdelingen in de plaats ede timmerman, schilder enz.' zegt misschien wat heb ik er aan, mij ko*t het mijne lieve duo- heitjes en winkeliers, bakkers, slagrrs en voural kasteleins maken goede zakendit is wel zoo op Hen dag zelf, doch zij hebben bel hunne dan vroe ger gehad, door dat zij alles in orde hebben moeten maken, om de vele vreemdelingen behoorlijk te kunnen outvangen, of krijgen het later wanneer deze of gene burger, door de goede zaken, die hij gemaakt heeft, er alligt ruimer over denkt, om tot verfraaijing van eeu en ander over te gaan, dan anders wel het geval zoude zijn op den dag zelf kunnen zij hunnen dubbeltjes vrolijk zoek brengen, terwijl anderen op genoemde dagen dapper op hun post moeten blijven, hebben zij dus niet meer genot, en kunnen zij, als zij willen, niet meer pro. fileren dan menig ander neringdoend? leder op zijn beurt dus, laten wij allen eenparig opsteminen, om, even als vroeger inde maand Au gustus het geval is geweeet, kan het zijn, een paar vrolijke dagen te maken, doch dan burgerij voor het oogenblik eens flink uwe beurzen opengemaakt, mogelijk ja stellig! komt het uitgehaalde er la'er weer dubbel in terug. Alvorens echter tot het inzamelen van gilden over te gaan, koint eerst met ons, die zich tot eene voorloopige commissie hebben gevormd op Zondag den elfden Juli des bvoiiHs ten zeven ure in de zaal van den Heer A. Knikker en laten wij daar uit ons allen eene dèfinitive commissie benoe men, die zich verder wil belasten met het boven. natuur heerschen. Aan die denkbeelden begon ik mij over te geven, want de harlstogten, die in den laatsten tijd mijn binnenste beroerd hadden, vereenigd met de daardoor veroorzaakte voorvallen deden mij naar rust en eenzaamheid haken, waar van ik voorheen niet wilde welen. Maar eigen wil bezat ik niet meer. Graaf Z. had mij tot zijne JiatTBi-ssE verkozen. Ik moest, dacht mij, daaraan toegeven, daar ik uit vrijen wil hem naar zijn ver blijf gevolgd w is. Zoo verliep er een jaar en ik werd weder moeder, doch even als de vorige keer ontviel mij mijn kind. Mat Justinus betreft, ik vernam dat hij in een tweegevecht door een nieuwen aanbidder van Aurelia die, blijkens toen door mij ingewonnen berigten, zijne nicht niet was, en wier afkomst achter de schermen des schouwburgs inoest gezocht worden gedood wss geworden, terwijl zij met dien man de wijk naar elders had genomen, na alle waarde vau Justinus ontvreemd te hebben. Toen ik den droevigen afloop van dit drama vernam, dat ik, bijaldien mijne eigene ondervinding niet voor de waarheid er van gepleit had, in de romanwereld zou gezocht hebben, kon ik toch' mijne tranen niet weerhouden, want eenmaal, daar was ik van verzekerd, bad Justinus mij hartstogtelijk liaf gehad en slechts door de behaagzucht eener andere ijde- le vrouw was hij mij ontrouw geworden, hetgeen op rijn eigen verderf nitliep. Doch in graaf Z,heeft de Voorzienigheid ook mij gestraft. Een groot jaar ging alles goed met hem, maar na dien tijd begon zijne liefde of laat ik liever zeggen, zijue hartstogt allengskens te verflaauwen. Bij wijlen deed hij mij niet onduidelijk opmerken, dai het hem aangenaam zou zijn indien hij mij missen moest. In den beginnen hield ik mij, als gaf ik daar geen acht op, maar ten laatste begon hij zoo tegen mij uit te varen, dat ik hem even zoo moede weid en door handenarbeid voortaan genoemde en met de organisatie der festiviteiten Belang- en niet belanghebbenden, en vooral gij laatste komt vooral op om met ons het belang zoo niet van U zelf, dan toch van anderen te helpen bevorderen, en helpt ook met ons den ouden roem handhaven van de FEESTEN IN SCHAGEN'. JOIh. DEXIJS. LIGTUERT. C. DE FRIES. Jb. STAMMES. G. JfEURS. Bij vonnis van het Kantongerecht to SCHAGEN van den 26sto JUNIJ 1815 zijn veroordeeld de navolgende personen. 1 K. K. slagter te Barsingerhorn ter van ijk— overtreding tot betaling eener geldboete van f 10 of subsidiaire gevangenisstraf van eeneu dag. 2 W.v. d.W. broodbakker te Dirkshorn als voren. 3 C. v. S. verwer te Zijpe. als voren. 4 A. K. kastelein te Winkel. als voien. 5 P. D. koopman te Oude Niedorp als voren. 6 K. W. kastelein te Oude Niedorp als voren. 7 A. d. M. c. s. arbeiders te Batsingerhorn ter zake van bet te zaïnen en in vereenigeu visschen met een keernet ieder tot betaling eener geld boete van f 5. of subsidiaire gevangenis straf voor 1 dag. 8 J. S. koopinau te Zijpe ter zake van het la ten loopen van vee op gronden tut het Noord— Hollaudsche Kanaal behoorende tot betaling eener geldboeten van f 10. of subsidiaire gevangenissraf van 2 dagen. 9 J. B. broodbakker te Haringcarspel ter zake van het laten loopen van vee op eens anders in den oogst staanden grond tot betaling eener geldboete van f 3. of subsidiaire gevange nisstraf van 1 dag. 10 P. G. koopman te Haringcarpel als voren. 11 W. VV. tapper te Callmitsoog als no. 8. 12 P. V. arbeider te Zijpe al> no. 10. 13 C. H. bakkersknecht te Zijpe als voren. 14 D. P. Az. landman te Nieuwe Niedorp als voren. 15 T. W. arbeider te Zijpe als voren. 16 B. K. jagerskneclit te Zijpe ter zake van het feit in no. 8 vermeld, tot betaling eener geldboeting van 20 of subsidiaire gevangenis straf van 4 dagen. 17 J. G. boerenknecht te Valkoog c. s ter za ke van het maken van burengeruchten ieder tot betaling eener geldboete van 5.50 of subsidiaire gevangenisstraf van 1 dag. 18 J. S. Tz. arbeider te Zijpe ter zake van het zich bevinden in kennelijk beschonkeu toestand op de openbare stiaat te Schagen, tot betaling eener geldboete van J 3. of subsidiarie gevan genisstraf van 2 dagen. 19 P. P. arbeider te Schagen ter zake als voren ot betaling eener geldboete van f 6 of sub sidiarie gevangenisstraf van 3 dagen. 20 J. K. koopman te Alkmaar als voren tot betaling eenêr geldboete van f 1 of subsidiarie in mijn onderhoud wilde voorzien. De school, die men het menschelijk leven noemt bad mij zooveel geleerd en in zulke juiste trekken aangetoond hoe veranderlijk de aienschen zijn, zelfs wanneer het de heiligste zaken geldt, dat ik, door ondervinding eenigzins gebeterd, mij voornam, den weg die op mijn ongeluk uitliep te verlaten Ik verliet den graaf en begon ijverig aan mijn doel te werken. Maar opnoemen zal ik u niet wat het zeggen wil, wanneer men eenmaal zijn goeden naam ver loren heeft, dien terug te krijgen. Velen waren met mijn levensloop bekendzij waarschuwden anderen voor mij en zoo breidde zich langzamer hand aller verachting voor mij uit. Den verneder- rendsle arbeid nam ik, om in mijn levens onderhoud te voorzien, op, doch geen enkelen keer dat verzeker ik u bij al wat heilig is, kwam het voornemen bij mij op, om een bestaan te vinden door «oor geld liefde te huichelen, welke ik niet gevoelde. Zoo zwierf ik langen tijd dan hier dan daar rond eu bereikte dezen morgen de stad weder, waarin ik het eerste levenslicht aanschouwde. Eu toen de duisternis viel, begaf ik mij naar het hnis mijner ouders, met het voornemen om hunne vergiffenis af te smeeken, die zij mij, na mijn ongeluk, indien ik teiug kwam, hebben toe gezegd Maar de moed ontbrak mij. In radeloosheid wilde ik mij zelve het leven benemen toen gij goede vrouw, door Gods bestiering als een reddende engel op mijn pad verscheent En hoe liep het met Ciara af? De weduwe, die aan baar ten duidelijkste be" wezen had, dat het niet alleen door geld is, da' men hit lijden van ongelokkigen verzacht, maar pat de liefde daar de hoofdrol in vervult, raadde het meisje aan, naar hare ouders terug te keeren- Vooraf ging zij daar eerst been, hield de beide Heden voor, hoe ongelukkig hunne dochter was

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1875 | | pagina 2