De verborgenheden der mijnen,
„de ondervinding alleen
„geeft vertrouwen in een middel."
de wiaterkoning-
Voor eensluidend afschrift:
J ean—tant—inieux.
,,leve dï vogels!"
Burl. Stand der gemeente Haring arspel
nion Line stoomschip Yicksbnrz, dat op weg was
van Montreal naar Liverpool en dinsdag, 1 Jnni
in het ij» gezonken is. De geredde manschappen
werden den oden Jnni opgenomen. Zij waren bijna
omgekomen door lijden en ontbering, doch beginnen
te herstellen. Zij deelden een schrikkelijk verhaal
van lijden mede. Verscheidene booten, met een
groot aantal personen er in, werden te water gelaten,
doch het grootste aantal van de zich op de Yïcks-
burg bevindende personen kwam om, zonder de
booten bereikt te hebben. De Vicksburg is te
midden van het ijs gezonken; en de boot, toen
deze gevonden werd, was omgeven door ijsbergen
en ijsvelden. Van de andere booten heeft men nog
niet gehoord. Van de 6 personen, die gered zijn,
waren de voeten, en beenen zoo gezwollen, dat
men hen de laarzen van de voeten snijden moest.
Zij lijden nog aan de gevolgen hunrer doorge
stane ellende, doch beginnen langzamerhand te
herstellen.
James Clomley, een der geredde manschappen
deelt de volgende bijzonderheden mede:
Wij verlieten Quebec op Donderdag morgen 27
Mei. De scheepsbemanning telde CO personen. Er
waren 8 salon—pasagiers, 5 heeren en 3 dames,
en ongeveer 20 tusschendeks-passagier», waaronder
4 vrouwen. Het weder was schoon tot ten 9 ore
van zondag morgen, 30 Mei, toen wij bij een ijs
veld kwamen en er spoedig door omgeven waren.
Het vaartuig bleef stil liggen tot daglicht, toen wij
weder voortstoomden met slechts weinig ijs in het
gezicht. Maandag avond ten half tien ure, werden
de zeilen ingenomen. Het vaartuig werd stil ge-
honden in zwaar ijs. Ten 12 uren voeren wij op
het ijs. Dinsdag 1 Junij, ontdekte men dat tus
schendeks vol water was en dat de vuren in de
machineloods door het water uitgedoofd waren. Men
maakte daarop toebereidselen, om de booten te
water te laten. De kapitein gaf het scheepsvolk in
de hooten bevelen, en zeide hun, dat St. Johns
op 120 mijlen afstands in eene noordwestelijke
richting lag. De eerste boot sloeg om. Het schip
zonk omstreeks ten 10 ure. In de tweede boot
bevonden zich de eerste stuurman en ongeveer
een dertigtal personen. Na het zinken van het
vaartuig zag O'Brien den kapitein en eenige perso
nen drijven op een baal hooi bij het wrak. Wij
konden hun niet te hulp komen. Wij bleven omstreeks
twee uren in gezelschap der andere booten, en
verloren ze toen uit het gezicht. Wij hadden in
onze boot ongeveer 3 gallons water, 40 pond on
gerookt vleesch, 14 pond met zout water doorweekt
brood en een kompas. De berichtgeier dacht, dat
over de 40 personen en de kapitein inet het schip
omgekomen zijn.
De stoomboot Vicksburg was van ijzer, werd het
beste vaartuig der Dominion Line geacht en was
van 2,500 tonnen last. Haar waarde wordt geschat
op 325,000 D.; volledig verzekerd in Engeland.
De lading bestond uit 52,446 bushels tarwe, stuk
goederen en 92 stuks vee. De agenten Tor-
rance Co. zeggen, dat er slechts 15 tusschendeks-
passagiers aan boord waren. Men heeft geene nadere
bijzonderheden vernomen.
Vrijdag middag werd te N'ieuweschans,
onder toezicht der politie, een wonderlijke schoon
maak gehouden. Een bejaard man, A. d. B.,
wonende sinds 12 jaar alleen in ern kamertje
zonder dat zijn huisraad ooit was schoongemaakt.
Hij leefde van het opzoeken van afval, en dat
alles, al dien tijd in zijn wor.ing opgeborgen,
begon met de warmte een geur te verspreiden,
die den buren aanleiding gaf bij het Burgelijk
bestunr te gaan klagen, 't welk dan ook besloot
groote schoonmaak te houden. Daar kwam wat los;
van onderen tot boven, op den zolder en in de
Hebt gij er nog wel ooit over nagedacht, wan
neer gij eeu stuk steenkool op uw haard wierpt,
hebt gij nog wel ooit gedacht over de geschiedenis
van dat grove en toch zoo kostbare voortbrengsel
Weet gij het tot welk een prijs van ellende en
lijden het uit de i ngewanden der aarde is voort
gekomen,om aan uwe verkleumde ledematen die
heilzame warmte te schenken? Indien gij er on-
kuodig van zijt, dan zal deze geschiedenis er u mede
bekend maken. Zij behelst, onder de meest een
voudige inkleeding, de verborgenheden der mijnen,
in al hunne waarheid. Er is geen enkel feit in, dat
niet uit zekere bronnen is geput, en dat niet dui
zendmaal in de steenkolenmijnen van België, En
geland en Frankrijk is voorgekomen.
1. ERN* REDDENDE EN EEN BBHOBDENDB E5GEL
Eenige jaren voor den tijd, waarop ons verhaal
beg nt, bestond er in Engeland, digt bij de stad***,
eene der fraaiste landschappen, welke men zich
kan voorstellen. Het was niet p:ttoresque zoo als
in Zwitserland of Italië. Hier aanschouwde het oog
geen spitse bergen of ijzingwekkende afgronden,
maar vrolijke en lagchende heuvels, bedekt met
boomeu van onderscheiden groene kleur, digt en
zacht gras, breede beeken, waarvan het zuiver en
helder water door de weiden heen liep en ten rijk
borduarsel om dat groene tapijt vormde: liefelijke
kamer, was alles volgepakt met vodden, touw,
«tukken bont, glas, oude bezems enz., zoodat er
reeds 4 boerewagens vol zijn uitgedragen en men
nog niet weet, hoeveel er nog wel in is. Het»
mooist was echter, dat tosschen dien rommel ook
nog eenige zakjes met geld werden gevonden,
soort bij soort netjes ingepakt, en dat men denkt
nog meer te vinden. In een trommel vond men
zoogenaamd paa«chbrood, dat naar zijn zeggen
daar reeds 9 jaar had in gelegen. Volgens later
bericht, waren reeds 27 takjes en portemonaies
met geld gevonden, tot een gezsmelijke bedrag
van ongeveer f 200.
JEAN—TANT—MIEUX'S
ideén over de bescherming der insecten—etends vogels,
BIJEENGEZOCHT EN VERTAALD DOOR
Abr. M. VAN HAEFTEN.
1. Indien men geen nesten uit
haalde, zouden er vrij wat meer vogels zijn en
bijgevolg minder insectenlarven, miuder rupsen en
minder insec en, die de bladeren, bloemen vruchten
en hel zaad aantasten, de bosschen en den
oogst verwoesten, onze wijngaarden doen kwij
nen en afsterven.
Deze ontzettendeverwoestingen zullen toenemen,
tot dat eene strenge wet de vervolgers der
insectenetende vogel* straft.
2. Let wel op dezen regel, lezer!
Hoe minder vogels er zijn, die de insecten
vernielen, des te meer insecten zullen er wezen,
die deu oogst verwoesten.
3. „Den gendarme tc vermoorden, die jacht
maakt op dieven, dat is deu dieven beschermen
dat weet gij;
„De dieren te dooden, die jacht maken op in
secten, dat is de insecten beschermen, weet
dit!"
zij de wijnbergen van Frankrijk; morgen wel
licht zal ook het overige Europa haar van meer
nabij leeren kennen.
Uw gouvernement heeft eene som van 300,000
francs uitgeloofd voor het beste toegepast middel
tegen die lnis; maar gij hebt het toen gezegd
„Of men ook al voor de 20ste maal tabak, zwa-
«veldarap, arsenicum, petroleum en wat al niet,
«aangeeft, men stelt toch geen vertrouwen in die
«middelen
Mooi gezegd, mijnheer! En daar de onder
vinding mij geleerd heeft, dat, om de insecten
te verdelgen, men de vogels sparen moet, meen
ik op de 300,000 francs aanspraak te mogen ma
ken en ik zon deze aanspraak doen gelden, waren
het slechts 300,000 wijnhuizen.
Niet waar, mijnheer, het zou goed wezen, indien
men meer van het NUT DEK VOGELS ware
overtuigd? Welnu, doet het daarvoor; uw
woord, waarnaar inen luistert, kan het wellicht
mogelijk maken, dat er spoedig eene wet tot stand
comt tot bescherming der vogels. De kleintje* onzer
kleinen zullen dan talrijk genoeg zijn, om te kunnen
waken voor een goeden oogst van He kinderen uwer
kinderen: dat is hunne roepinz.
Uw zeer dienstw. dienaar
4. In Amerika, Duitschland, Oostenrijk, België,
Zwitserland, Engeland en elders boete,
gevangenisstraf voor hem, die insfeteu-e-
lende vogels vervolgt. Men heeft gelijkeen en
kele luis verwoest de rijkste streken: ziet slechts
naar de verwoestingen vau den Pliylloxera in de
fransche wijnbergen!
5. Ziehier de ZWALUWhoe weinig verschei
denheid; een onvermoeide vervolger van insec
ten, 1000 per dag
Ziedaar de MENSCH: wat een verscheidenheid:
Goliath, zóó sterk, Newton, die in den hemel
la*, Attila, de gresel van het menschdom; maar
kracht, wetenschap en barbaarse h-
heid vermogen bijna niets tegen de insecten.
Ik ga me weer in den tijd verplaatsen, toen de
dieren spreken konden. Ik ga voort. Lees
slechts
De kleinste vogel van Frankrijk,
DE WINTERKONING,
aan den heer secretaris van
het grootste genootschap der
wereld.
Mijnheer de secretaris!
De Phijlloxera is op een druivenblad uit Amerika
in Frankrijk overgedacht. Zoo zegt men ten minste:
weet men het waarlijk
In den grond is elke wortel eene schuil
plaats voor deze luis, die boven den grond
zich vermengd bevindt met het stof, 't welk de
wind doet opstuiven, als gevleugeld insect
drijft zij mede met den wind en zij wordt wegens
hare kleinheid niet opgemerkt. Thans verwoest
woningen stondeu bier en daar in het landschap
verspreid; welvaart heerschte er in de omliggende
dorpen, en het lied der landbouwers vermengde
zich dikwijls met het gezang der vogelen.
In het begin der 19e eeuw werd er op eenigen
afstand van deze zoo frissche en groene oorden,
een steenkolenmijn ontgonnen. Oogenblikkelijk ver
anderde liet aanzien van het landschap. Koodwolken
verspreidden zich door het luchtruim als een luijer
des doodsde echo's weerklonken niet dan van
het geluid van kettingen en ijzers, welke voor de
machines werden aangebragt; de wegen waren
overdekt met mannen van een vreemd, woest uil
zigt en schrikwekkende leelijkheid; eene spook
achtige kleeding en eene onbekende taal, die zij
voor zich a'leen geschapen hadden, en die zij onder
elkander spraken, voltooiden deze zonderlinge we
zensdie vreeroden waren de mijnwerkers.
De boeren beschouwden die soort van wilden
met angstige vrees, en daar zij er een afkeer van
hadden om digt bij hen te wonen, ruimden zij
hun zachtjes aan het land geheel en al in. Voor
hun vertrek echter, waagden enkelen, gedreven
door de aantrekkingskracht, welke een voorwerp
van schrik toch altijd uitoefent, zich tot op deu
rand der put, die den ingang der steenkolenmijn
vormt. Geen hunner dacht er aan, om in dien af
grond af te dalen, maar zij deden eenige vragen
aan hen, die er dagelijks in nederdaalden en stonden
7. Door de insecten-etende vogels te
jescherraen. beschermt men den landbouw
8. „Dood aan de schadelijke in
sect e n!"
Flink zoo! maar dan ook
Volksblad.
MARKTBERIGTEN.
Schagen 1 Julij. Aangevoerd 2 Paarden f 160
310 48 stuk Rundvee. O-sen f a StiVre
f 90 a 140 Geldekoeijen f 120 a 270 Kalfko^ijen
f 180 a 250 llokkelingen f 35 3 60 Nuchtere
Kalveren f 5 a 18 320 Schapen f 16 a 19 ve'te
dito f 26 a 33 Lammeren f 8 a 13 Overhouders
f a Bokken en Geiteu f 1 a 5 60 Var
kens f 12 a 19 Biggen f 6 a 8 Konijnen f 0,15
a 0,70 25 Kippen f 0,50 a 1,10 Eenden f a
Duiven f a Gans-Eijeren f
a Zwanen fa Boter f 1,20 a 1,40
Kaas f 0,40 a 0,50 per kilo. Kip-eijeren f 3, a 3,30
Send-Eijeren f 3.50 a 3.60 per 100 stuks.
Purmerende, 13 Julij Boter, f 135 a
,45, 84 Paarden. 151 vette Kalveren f 70 a 90
ets. per N. P. 16 Nuchtere Kalveren f 6 a,
18 per stuk 112 vette Varkens 48 a 56 ets. per
P. 10 magere Varkens f 10 a f 14, 182
Biggen f 6 a 9, 932 Schapen eu Lammeren
vip—eijeren 3.25 af Eendeijeren f 4.
Ingeschreven van 5 12 Julij 1S75.
GEBOREN: 5 Julij Jan, zoon van Pieter Brug
man en Trijntje Melger Swerver.
ONDERTROUWD: Geene.
GEHUWD: 11 Julij Corpelis Bood jm. oud
23 jaren wonende te Barsingerhorn en Maartje
Berkhouwer jd. oud 24 jaren wonende te Haring-
caispel.
OVERLEDEN: Geene.
verbaasd bij de vermelding der verschillende ge
varen, welke de mannen moesten uitstaan, die
dagelijks te strijden hadden met aarde, water,
lucht en vuur, welke al hunne krachten schenen
in te spannen om hen te vernietigen.
Van het eerste oogenblik af, dat de mijnwerker
rijn voet plaatst op de b a n n e, of zwevende mand,
welke hem iD de ingewanden der aarde doet neder
dalen, ?s zijn leven in een voortdurend gevaar.
Gedurende zijne afdaling staat hij in de eerste plaats
bloot voor het gevaar om tegen de andere mand,
aan te botsen, welke tot tegenwigt dient voor die
waarin hij zich bevindt. Men stoot die met den
voet van zich af; maar als deze bcwegiDg hem,
die haar uitvoert, doet wankelen, als hij, om zich
staande te houden, fijne hand tegen den vochtigen
wand der put vastklemt, dan glijdt zijne hand uit,
begint het zwevende middel van vervoer te draaijen
en stort de onvoorzigtige reiziger in de diepte
neder. Heeft hij kracht en voorzigtigbeid genoeg
om zich in een goeden stand te houden, dan is
hij nog Diet veilig, want het touw of de mand
kunnen breken. Daarenboven zijn de pulten, die
inwendige goed bezorgd moesten zijn, dikwijls in
zeer slechten toestand, en zoodoende is soms een
klein steentje, dat loslaat, door de snelheid van
zijn val, voldoende om een mensch te dooden.
Op deze geTaren volgen andere in de mijnen.
De instortingen der gewelleo, het nedervallen der