Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad. Negentiende Jaargang. 'Jtè 947 Ao. 1875. i\og iets over de ultramon-| tanen. Gemengde berichten. Dit blad verschijnt op Woensdagavond; doch wordt met een bijvoegsel bevattende het jongste Schager msrktberigtden volgenden avond verzondenaan hen die zulks, verlangen. Brieven franco aan de uitgeefster. Abonnementen op dit blad worden door alle Paus per jaar f 3.Franco per post 3.60, Afzonderlijke nummers f 0.0 7 i ADVERTmmës van een tot vijf regels f 0,75; iedere regel meerder /0,15. Groote letters naar de ruimte die zij beslaan. Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen. Naar volksheil zonder deugd te dingen 4 Is arbeid aan etn rots te biên. g 3 Wij hebben meer dan eens de vrees voor de ultramontanen eene hersenschimmige genoemd. Het ultramontanismns is toch eigentlijk niets anders dan ten spook der middeleeuwen, dat alleen eenige kracht uitoefent ten gevolge van de onhandige wijze waarop het door de verdedigers der moderne maatschappij wordt bekampt, het gaat toch met deze spokerij als met de hekserij, ook deze bleef in stand door de kracht der vervolging. Wie het boeksken bij de hand heeft rsadpleege eens de bataafsche arcadia van Heemskerk, in eene der be langrijke aanteekeningen, waarmede de geleerde schrijver dat werkje heeft aangevuld, heeft hij verscheidene voorbeelden van hekserij aangehaald, uit welke blijkt dat de beschuldigden zich werkelijk voor heksen en toovenaars hielden, zij dachten dat zij in waarheid een verbond met den boozen geest hadden gesloten. De gruwzame vervolging tegen de heksen en toovenaars bad de verbeelding des volks aangegrepen en deze ziekelijke verbeelding spoorde de ongelukkigen aan om dwaze en soms ook booze handelingen te doen. Eerst nadat eerst Wier en daarna Balthasas Beeker had aangetoond dat die hekserij alleen in de verbeelding des volks bestond, hield de heksen vervolging op en daar mede stierf van zelf het ontelbaar geslacht der heksen uit en met het spook van ultramontanis- mus zal het evenzoo gaan. Eerst dan wanneer men tot de overtuiging komt dat de ultramontanen een doel beoogen dat onmogelijk in onzen lijd kan bereikt worden, dat het middeleeuwsche tijdvak met al zijn gewrochten en uitingen reeds sinds lang dood en begraven is, zal de vrees voor het ul tramontanismus wijken. In de middeleeuwen be schouwde de kerk zich als het middenpunt van alle godsdienst, cultuur en wetenschap, zij vorderde daarom den voorrang boven al het andere en dus ook boven den staat. En zij had ten volle regt om het te doen. Wat waren toch die ruwe en ongeletterde vorsten die meestal niet lezen of schrijven konden tegenover de dienaren der kerk, waarvan er velen door beschaving uitmuntten. Door de kerk waren de schatten van de Grieksche en Romeinscbe beschaving met de leer van Jezus, was het dan ook in een onzuiveren vorm, in Europa overgebragt. Op de kerk ruste de pligt over die schatten te waken, zij kon het niet zonder zich als magthebbende te beschouwen, zonder den voor rang te eischen boven de mannen van ijzer en bloed, die aan het hoofd van de wereldrijke magt dikwijls stonden. Bij al de verkeerdheid die de kerk aankleefde omvattende zij toch het gebied, waarop humaniteit, vrijheid en beschaving het weligst groeiden. Geen wonder dat de verlichtsten altijd de kerk bovenaan stelden en alles dan alleen op prijs stelden, als bet de kerk eenige dienst kon bewijzen. Zoo schreef een der geleerdste en verlichtste mannen der middeleeuwen (Rhabanus) een soort van encyclopedie, waarin hij bijna ieder toeD be kende wetenschap behandelde, maar toch was in zijn oog de godgeleerdheid niet alleen de opperste wetenschap maar ook de som en het doel van alle weten en kennis. Alle andere wetenschappen zijn ten hare opzigte alleen hulpwetenschappen. Hij prees de beoefening der rbetorica asn om de redefignreu van den bijbel beter te verstaan, die van de dichtkunst om de juiste toonmast van de kerkelijke liederen te treffeD, die van de dialectiek om de eindbesluiten der ketters beter te kunnen wederleggen, van de rekenkunde om de geheimzinnige getallen van de heilige schriften beter te kunnen ontcijferen, van de geometrie om zich van de heilige gebouwen een goede voorstelling te kunnen vormen, van de sterrekunde ter wille van de kerkelijke calender, ter bepaling van de feestdagan. Zoo was ook bij de verlichtsten de kerk de uitgang, het middelpunt en het einddoel van alles. Bij zulk een toestand der gemoederen w»s de eisch der kerk van maatschappij en slaat om zich voor haar te buigen niet te stout, zij kon niet minder doen. Niets meer dan natuurlijk was het dat Gre gorius IX de demoediging van Keizer Hendrik IV vorderde. Toen Bismarck in zijn bekende rede voering zcide, wij zullen niet naar Canozxa (plaats waar die bemoediging plaats had) gaan, debiteerde hij eenvoudig eene aardigheid, die alleen door onze anticlericalen voor goede munt is opgenomen. Want Bismarck is te wel bekend en met den toestand der middeleeuwen en dien van onze dagen, om niet te weten dat het denkbeeld van een nieuw Canozza alleen in het hoofd van eukele dweepers kan opkomen. Een russis h staatsman zoude o. i. met evenveel regt van een Varno (plaats waar in 1440 de Turken eene beslissende overwinning op de Christenen behaalden) kunnen spreken ten betoogen dat hunne magt nog altijd te vieezen is, en dat het dus noodzakelijk voor de rust van Europa is, dat zij worden bedwongen. De kerk der middeleeuwen is even goed als de magt der Turken dood en begraven. Er is een groote overeenkomst tusschen de magt der kerk en die der Turken. Sinds de 16e eeuw zijn zij heiden steeds verminderd die hunner tegenstanders steeds vermeerderd. De ge sleldheid der Europesche maatschappij is te vast geworden dan dat zij eenigen aanval van een dezer magten meer heeft te vreezen. Men doet de ul tramontanen te veel eer als men den schijn aan neemt van werkelijk voor ben bevreesd te zijn. Door zulk eene houding versterkt uien zijn vijand in werkelijkheid. Het veiligst doet men het ul- tramontanismus als een spook der middeleeuwen te beschouwen, een spook dat alleen vreesachtige dienaars schrik kan aanjagen. De vetweiders te Deventer maken dit jaar slechte rekening. Het guste vee kochten zij ïu het voorjaar voorhooge prijzen in. Gedurende den zomer was er wegens de zoo lang geheerscht hebbende droogte zeer weinig gras in de weilanden, waardoor het vee zich zeer weinig ontwikkelde, en dientenge volge zijn er bijna geen vette koeijeu voorhanden. Half vette zijn er in menigte en deze zijn laag in prijs. Het meeste slachtvee is echter dit jaar zeer licht op het gewigt eu heeft daarenboven zeer weinig binnenvet. De vette runderen worden door de slagers van elders gehaald en daarvoor worden zeer hooge prijzen besteed. De meeste vetweiders hebben dit jaar zelfs geen weidegeld verdiend. Men schrijft uit Nieuwediep van 12 Novem' bcr Onder een grooten toevloed van nieuwsgierigen werden heden ochtend de 4 van hier met een vlet gevlochte kolonialen van het Noordsche barkschip Haabet, kapt. J. Sörensen, gedebarkeerd en onder sterk geleide naar het fort Kijkduin gevoerd. Kapt. Sörensen had hen den 18den October, daags na hnnne ontvluchting van hier, ter hoogte van de Haaks opgeviecht. Hun vlet was half vol water en zij waren meer dood dan levend van koude en gebrek nadat zij va t het noodige voorzien en van hnnne vermoeidheid nitgernst waren, verlangden zij voor het geval de Haabet naar een Holl. haven ging, met hun vlet het schip weer te verlaten zij wilden dan een ander schip tegenzeilen. Kapt. Sörensen die nit hunne militaire kleeding en uit huDne tegenstrijdige verklaringen dadelijk begreep, dat hij met deserteurs te doen had, gaf voor dat hij naar Christiana vertrok en hen daar aan wal wilde zetten; hij voarbaat schonken zij de kapiteÏD de sloep, die zij voorgaven hier gekocht te hebben Door aanhondenden tegenwind kon de kapitein deze haver» niet hereiken en was hij genoodzaakt drie weken lang deze ongenoode gasten aan boord 'e honden en van het noodigw te voorzien, Einde lijk liep hij het Vlie binnen om zich van provisie te voorzien, maar had bevorens zijne vier reisge zellen onder voorwendsel, beneden in het schip opgesloten, totdat hij hier binnen was gesleept. Zeker iemand met een gevaarlijk groote mond zeide aan tafel tot een ander: «ris onbegrijpe lijk wat ik van deze kleine vi«sch«n eten kan, ja 't is kolosaal, zeg ik u, 't is kolossaal. Gij moogt iet nu gelooven of niet, ik heb er zoo veel ver slonden als Sitnson fhilistijnen versloeg." «rDat wil ik graag gelooven, vermoedelijk ook met hezelfde werktuig.# In de Fransche kolonie St. Pierre et Mique. Ion (twee eilandjes bij New—Foundland) heeft in den uacht tusschen Donderdag en Vrijdag der vorige week een vreeselijke moord plaats gehad. De heer Irancois de 1'Escale bewoonde daar eene villa. Hij was inillionnair en had de gewoonte zijn geld altijd in zijn huis te bewaren. In genoemden nacht werd hij met zijn neef, diens vrouw en drie kinderen benevens een oude huisbewaarder door eenige schurken vermoord. De moordenaars heb ben een kolossalen buit medegenomen, Donderdag der vorige week is te Antwerpen een vreeselijk onheil voorgevallen. Een der kaze matten, welke in fort 2 ten behoeve der officieren wordt gebouwd, is ingestord. Acht personen zijn dientengevolge gedood, acht anderen heeft men levend doch zwaar gewond gered, dank zij de spoedige hulp die door de soldaten werd verleend. De baron gaat in zijn luin, om naar den tuinman te zien, en treft dezen, iu plaats van aan den arbeid, rustig slapeud onder een boom aan. Hij schudt hem uit den slaap wakker, en roept lem toornig toe „Kerel, gij zijt niet waard, dat de zon je beschijnt, zoo lui zijt gij.# Daarom heb ik mij ook iu de schaduw neerge legd,# antwoordde deze. De van Weenen naar Praag vertrokken trein van den Frans—Jozef-spoorweg tusscbeu Gopfritz en Scharzenau is ontspoord. De ramp moet worden toegeschreven aan kwaadwilligheid; de rail was op geheven, terwijl de schroeven er heel naast lageu. Er zijn vijf doodea en negen gewonden. Toen de Koning van Beijeren onlangs op zijn uitstapjes in een logement kwam, om in alle stilte en eenzaamheid een boterham te gebruiken, kwam de eigenaar van bedoeld logement met den aanzienlijken gast in gesprek en vroeg: »Maar, heer Koning, waarom trouwt gij toch niet? 't Wordt nu toch inderdaad tijd.# #Ja. antwoordde de Koning heel opgeruimd, #dat zou ik wel wil len, maar ik heb geen bruid.# »Ei watt# ant woordde de logemeuthouder, vals t daarop aankomt kijk, heer Koning, dan zon ik er dadelijk een voor n hebben, mijn dochter Mine.# De Koning schaterde van lagchen en verzocht, dat de vader haar eens mogt laten komen, waarop da vader de zwartoogige en zwartharige Marie uit de kamer haalde. Zij beviel den Koning hij uitatek eenigen dagen later kreeg zij door een adjudant des Konings een prachtig silveren kruit en de vader eej kostbare meerschuimen pijp. Het salicylzaur is nog geen jasr om zijne voortreffelijke bederfwerende eigenschappen beroemd of reeds schijnen zijne dagen geteld te zijn dooy de oodekking, dat het rThyraol# in nog groote; mate bederfwerende gistingbelemmerende en conser- veerende eigenschappen beeft. Het vThymol* wordt gevormd nit Thym-olie en komt in den handel in bladvormige kristallen voor. Het kookt bij 230o C. en smelt bij 44o C.; het lost moeilijk op en riekt dan als thijm. Eene Thymol-oplossing van 1(10 percent moet

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1875 | | pagina 1