0TOKBB&S
Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad.
'Jiï. 948
Ao. 1875
Hckciulmakingeii.
Koloniën*
Gemengde berichton.
Negentiende Jaargang,
Koepokinëating en Herinënting.
Dit blad verschijnt op Woensdag avonddoch word'
met een bijvoegsel bevattende het jongste Schager
marktberigtden volgenden avond verzondenaan hen
die zulks verlangen.
Brieven franco aan de uitgeefster.
Abonnementen op dit blad worden door alle
Paus per jaar 3.Franco per post f 3.60,
Afzonderlijke nummers f 0.0 7 f
ADVEiTESTiëM van een tot vijf regels f 0,75; iedere
regel meerder ƒ0,15. Groots letters naar de ruimte die
zij beslaan.
Boekhandelaren en Postdirecteuren aangenomen.
\4
Naar volksheil zonder deugd te dingen
Is arbeid aan etu rots te biên. f> fi
Burgemeester en Wethouders van Schagen;
Gelet op art. 18 der wet van den 4e December
1872 (Staatsblad no. 134.)
Brengen ter algemeene kennis dat op Vrijdag
den 26e dezer des namiddags van 2 tot 3 ure,
door den geneesheer C. S. Timmers ten zijnen
huize aan eeu ieder de gelegenheid zal worden
gegeven tot kostelooze inenting en herinënting.
Schagen den 23 November 1875.
Burgemeester en Wethouders voorn.
G. J. MULLER,
De Secretaris.
DENIJS.
Burgemeester en Wethouders der gemeente
Schagen,
Gelet hebbende op art. 265 der Wet van 29
Junij 185 L (Staatsblad no. 85);
Brengen ter openbare kennis, dat het door den
raad vastgestelde suppletoir kohier van den hoofde
lijken omslag, alsmede dat voor de belasting op
de honden, voor het loopende dieustjaar, geduren
de acht'dagen, en wel van Woensdag den 24e
dezer tot en met Woensdag den le December
aanstaande, ter secretarie dezer gemeente, voor een
ieder ter lezing zal nederliggen.
En is deze afgekondigd en aangeplakt, waar znlks
te doeu gebruikelijk is.
Schagen den 23e November 1875.
Burgemeester en VVethouders voorn.
G. J. MULLER.
De Secretaris,
DENIJS.
Zoo als van vele zaken, zou ook van Koloniën
het geinis eerst de waarde van het bezit leeren
kennen. Indien onze handelsbetrekkingen niet ge
steund werden door onze hoedanigheid van Ko
loniale mogendheid i indien het veld voor onzen
staatsdienst beperkt was binnen de grenzen van
ons land, zou er minder welvaart en ook minder
eerzucht in Nederland zijn. Geen familie of zij
heeft betrekkingen in Oost—Indie en daar alle
maatregelen de strekking hebben om Indië nader
tot ons te brengeu en bet wederzijdsch belang te
▼erhoogen, zal op den duur hij die naar Indië
gaat, niet gezegd kunnen worden te expatrieeren.
Dit opent toekomstig een altijd groeiende gelegen
heid voor jongelieden, wier kapitaal enkel uit be
kwaamheid bestaat, om op eervolle en winstgevende
wijze die bekwaamheid te plaatsen. Doch afgescheiden
van materiele voordeelen, in zoo ruime mate de
gevolgen der betrekking met bet heerlijkste land
ter wereld, verheft die betrekking het standpunt
van den Nederlander. Eene koloniale mogendheid
toch heeft verplichtingen ten opzichte barer koloniën
welke een allcrgunstigs'.eu invloed uitoefenen op
het zedelijk karakter des volks. Ook voor hen die
Indie niet kennen is het zonneklaar dat de Indische
maatsshappij rust op ois gezag en dat de welvaart
die op Java heerscht onmiddelijk in duigen zou
storten, zoo het Nederlandsch bewind zich terug
moest trekken. «Indien wij Indië morgen verlaten
moesten zoo moet de kolonel Warren in
1845 van de Engelsche heerschappij gezegd hebben
zou het eenige monument van onze heerschappij
zjjn een groote hoop ledige champagne flesschen
en bierkruiken.* Dit woord is in de Tweede Ka
mer aangehaald bij de behandeling der Indische
begrootiDg. Men erkende er bij, dat sedert 1845
in Britseh Iodie veel voor de ontwikkeling der
bevolkifig is gedaan, maar toch, men gaf de vrees
te kennen, dat trots een paar spoorwegen en te
legraaflijnen ons monument op Java, niat veel
fraijer zou zijn als de ttekening van Kolonel Warren.
Hij, die zoo sprak, sprak onbillijk. Want als eerAe
bate van ons gezag komt in aanmerking Java's
tegenwoordige toestand. Ook hier zou het gemis
het bezit doen waardeeren. Het gaat niet aan den
zegeuenden invloed van ons bestuur te verkleinen,
omdat het weggenomen geen spoor eou achterlaten.
Het moge niet de hoogste verdiensten zijn, maar
bet is een stellige verdienste van ons gezag, dat
het weggenomen, op Java een chaos zou achterlaten.
De Javaan zelf is daarvan grootendeels de oorzaak.
Lijdelijk als bij is, behoeft hij den steun en den
prikkel van den Europeaan om zich uit zijne wer
keloosheid op te richten en de wezenloosheid, waartoe
hij verzinken zou, zoo zij» leidsman zich terugtrok
is niet hoofdzakelijk te wijten aan de ondeugdzaam
hei d der leiding.
De begrooting voor Nederlandsch Indië, dezer
dagen in de Kamer behandeld en aangenomen, greft
trouwens het bewijs dat de Nederlanders meer in
Indië doen dan chapagne en bier drinken. Zij
bewijst tevens in menigerlei opaigt, da' Indië
niet geregeerd wordt om slechts een tegen
woordige» toestand te handhaven, maar met het
oog op de toekomst van ons volk. Wij zouden wel
een monument achterlaten, zoo het noodlot Java
van ons scheidde. Het aanleggen van havens, het
stichten van scholen, het bouwen van krankzinnigen
gestichten, de vrijmaking van den inlander, zijn
geen onderwerpen van bespreking meer, de hand
is gelegd aan den arbeid. Door geen enkel feit
evenwel is de beschavende invloed van het Neder-
landsche gezag op Java duidelijker gebleken dau uit
de omstandigheid dat een inlander te Delft het
radicaal heelt verkregen van Indisch ambtenaar.
Voor Java is noodig de leiding van Europiscke
beschaving maar de Europiscke beschaving kan het
eigendom zijn van deti Javaan. Het is een hersens-
schimmige vrees dat wij door die beschaving te
bevorderen ons eigen graf zoudeu graven, Wellicht
zou na verloop van eenige eeuwen de Indische
maatschappij op die wijze in een Europieclie kun
nen bervortnd worden, maar voorloopig zullen
voorbeelden als het aaugehaalde wel uitzon
deringen blijven. Ook zelfs e<>u Indie bewoond door
eeu werkzaam en ontwikkeld volk een grooter
parel zijn aan onze kroon dan het tegenwoordige
Insulinde. Maar inderdaad, die opheffing onzer
noodzakelijkheid, is uiet sterk te duchten. De
toekomst van Noord Amerika en Australië, waar
wij den Europeaan terugvinden, maar in gunstiger
omstandigheden dan in de oude wereld, kan nimmer
die van Java zijn, waar een Indische Slaat, onder
bescherming van onzen invloed, slechts mogelijk
blijft.
De godsdienstige onverdraagzaamheid heeft niet
nagelaten ook bij de jongste discussiëu in de tweede
Kamer dit groote werk des vredes en der beschaving
aan te vallen. Men beeft in naam van den gods
dienst gevorderd proselietesmakerij ten behoeve vau
het Christendom. Men heeft de lichtvaardige stelling
uilgesprokeu dat geen weivaart, geeu beschaving,
geen zedelijkheid mogelijk was dan ontsproten onder
het licht ouzer theologie.
De regering heeft pal gestaan tegen dezen aandrang.
Wij zullen het voorbeeld van Karei de Groote
niet volgen en het Mahomedanisme niet bestrijden
met de wapens die bet gebruikt. Wij zulleu den
Javaan laten sterven op de wijze die hij verkiest.
Wij zullen een zaak des harteu niet overmoedig
uitgeven voor een zaak des verstands en niet
spreken van wat wij geiooven maar slechts van wat
wij weten en van wat nattig kan zijn voor het
onwetende kind dier heerlijke Streken. Daartoe
strekken de inlandsche scholen dke steeds met
ruimer hand in onze bezittingen verschijnen en
waarvoor als eerste wet zal gelden dat ieders gods
dienstige overtuiging zal moeten geeerbiedigd worden
Zoo handelende, drijft ons niet ongodsdienstigheid
of onverschilligheid omtrent het godsdienstige maar
toonen wij geleerd te hebben van de geschiedenis
die elke inkwisitie in eigen zwaard heeft doen
vallen en nader te staan aan dat Christendom
hetwelk begrijpt dat elke vorm waariu meu God
dient godsdienst is. Die vorin veredelt zich door
de steeds voortschrijdende ontwikkeling vau den
geest, die aanbidt; die geestesontwikkeling bevor
derend, werken wij aan onze taak, maar het voor
werp onzer aanbidding kunnen wij niet nader brengeu
tot den Geest, daar dit slechts onze God eou zijn
en niet die van den Oosterling. In een woord, zoo
min als wij dulden dat ons een godsdienst worde
opgedrongen, kan dit ergens ter wereld geduld
worden.
De heer K. A. Heeroma, hoofdonderwijzer
te Callarilsoog is, als zoodanig benoemd te Huis
duinen, gemeente Helder.
Vrijdagmorgen b'j betrokken lucht zijn de
de beide veerschepen van Heerenveen op Amsterdam
iu volle vaart, ruim een uur buiten Heerenveen,
op elkander gevaren. Het bevrachte schip van
Wijntjes heeft de reis kunnen vervolgen, doch het
leege schip vau Zijlstra moest op de helling gebragt
worden. De schade vooral aan het laatste schip is
aanzienlijk,
Een vreeselijke ontploffing heeft Woensdag
avond in de kolenmijn „Marihaja", op den rechter-
Mansoever bij Seraing, plaats gehad, waarbij behalve
het aantal gedooden, dat nog niet opgegeven kon
worden, ruim honderd wtrklieden gewond eu eenigeu
hunner ze:r zwaar gewond zijn. Op het oogenblik
der ontploffing waren, naar men zegt, een 20ütal
in de mijn aan het werk. Iu één gang heeft tneu
reeds 10 lijken gevonden; in een anderen gang,
die echter nog niet te bereiken was, vreesde men
7 of 8 lijken te zullen vinden. Donderdag ochtend
zijn weder 7 lijken naar boven gehaald en men
vreesde maar al te zeer er nog meer te zullen
vinden. De controle over de lampen heeft uiet
naauwkeurig kunnen plaats hebben, daar vele
werklieden die ze droegen iu de paniek van het
eerste oogenblik zon snel mogelijk gevlucht zijn.
Het aantal slachtoffers zoowel als de geleden scbadw
kon Donderdag nog niet worden opgegeven. Een
gerechtelijk onderzoek in loco is terstond door het
parket en den rechter van iustructie te Luik in
gesteld.
De wrakken welke aan den hoek van Hol
land zijn aangespoeld zijn afkomstig van den Schoener
Yokohama, jdie in den nachts van Zondag op
Maandag op de West strandde en totaal verbrij
zelde. Van de bemanning is niemand gered. Twee
lijken zijn aangespoeld en herkeud als die van
een stuurman eu eeu raatroos. Het strand ligt als
bezaaid met ateenkulen, waarschijnlijk afkomstig
van een iu de jongste stormen op deze kust vergaan
kolenschip.
Het Hof van Zuidholland kamer van Cor-
rectioneele appellen, heeft bij arrest van Woensdag
vernietigd bet vonnis der Rechtbank te s' Hage,
gewezen in de zaak van den Heer Th. Pinco,
beklaagd, van onbevoegde uitoefening der tand
heelkunde. Het Hof opnieuw recht doende heeft
uitgemaakt, dat het plomberen, afvijlen, vastzetten
of trekken van tanden en kiezen geen machinale,
maar wel tegelijk chirurgicale handelingen zijn,
waartoe de beklaagde als deutiste mecbaniciën niet
bevoegd was.
Hij is mitsdien veroordeeld tot eene geldboete
van f 150 of subsidiare gevangenisstraf vau veer
tien dagen.
In velband met den moord op den bosch-
wachter te Steiu gepleegd, is reeds een persoon in
hechtenis genomen. Het is gebleken, dat de ver-
slagene eerst een schot op zekeren afstand moet
hebben ontvangen, terwijl een wond aan het hoofd
schijnt aan te duiden dat de dader, Da zijn
slachtoffer neergeschoten te hebben, door het plaatsen