2-i JF8BBBAHU. Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad. Gemengde berichten. Ao. lcSTG. 20e Jaargang. No. 961. nekenrimakins:. Over Poésie. SCRAGER 01 lil VI. Dit blad verschijnt op Woensdag avonddoch wordt met een bijvoegsel bevattende het jongste Schnger marktberigtden volgenden avond verzonden aan hen die zulks verlangen. Brieven franco aan den uitgeefster Abonnementen op dit blad worden door alle Paus per jaar S.Franco per post f 8.60, Afzonderlijke nummers f 0.07J ADVERTE-më.v van een tot vijf regels f 0,75; iedere regel meerder ƒ0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Naar volksheil zonder deugd te dingen. Is arbeid aan een rots te biêu. Postdirecteuren en Roekhandelaren aangenomen. Het hoofd van het Plaatselijk bestuu» der Ge meente Schaüen, brengt bij deze ter kennis van de ingezetenen dier Gemeente, dat het Kohier voor de Belasting op het personeel dienst I87J (2 kwartalen) op den 16 Februarij jl. door den Heer Provincialen Inspecteur van Noord-Holland is exe cutoir verklaard, en op heden aan den Heer Out vanger der Directe Belastingen binnen deze Gemeente ter invordering is ter hand gesteld. leder ingezeten die daarbij belang heeft, wordt alzoo aangemaand om op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te geven, ten einde alle geregtelijke vervolgingen welke ait nalatigheid zou den voortvlocijen, te voorkomen. Schagen den 18e Februarij 1876. Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur voornoemd. G. J. MULLER. (Vervolg en slot.) Ik geloof dat ik het beste zal doen mij in het verdere gedeelte mijner beschouwing op eeu eenigzins ander terrein te bewesten-. l>e gelijkslachtigheid der dichtkunst, toonkunst, schilderkunst, beeldhouw kunst is nu breed genoeg door mij als grond slag gelegd. De eisch van éénheid heb ik uit drukkelijk vooropgezet en daaraan toegevoegd de vordering, dat die eenheid spreke tot ons schoon heidsgevoel. Doch thans wil ik om mijne voorstelling van een dichtstuk en dichter voor mij zelf en iViijne lezers duidelijk te maken U uitnoodigen met rr.ij het verschil op )e sporen dat er bestaat tusschen het tot dichtkunst bezielde woord en het woord dat gebezigd wordt tot andere doeleinden. Ik wil zeggen, wat onderscheidt prosa van poësie, wat dichtkunst van welsprekendheid, wat helder heid en kracht van betoog van poétische schoon heid Proza wordt onderscheiden van poësie, niet zoo zeer door ieders bizon deren vorm, want er is poëtisch prosa en prozaische poësie, maar toch, voor het gezicht en het oor, grootendeels door den vorm. Men gaat niet zelden van het denkbeeld uit dat de poésie zich uiten mag in hortender taal dan het prosa; li cent'ia poëtica noemt men die vrijheid, die echter veel meer doet denken aan slordigheid dan bevalligheid. Gedwongen constrnc tiesverbasteringen van woorden; ongeoorloofde uitlatingen en nou veel minder geoorloofde over tolligheden onderscheiden het is maar al te waar onze poésie van ons proza. Dit mag zoo niet. In tegendeel, het dichtstuk moet zich joist onderscheiden door zuiverheid van taal, want het is eene voor het bal opgetooide jonge dame,- wier bevallig gazen gewaad evenzeer afwijkt van hare huiselijke kleeding als de poésie van het bal van de prosa van het huishouden. Hierdoor misstaat dan ook niet, neen wordt zelfs- gevergd een bloem in het haar, de kleurige sjerp, die gansche toestel van dentele kuischheid. Bij den dichter zal dit onderscheid ligt in het oog vallen, ook zelfs als hij zich in acht neemt tegen al te groote bloemrijkheid. Aangename, zoet vloeiende, jalaat ik bij het beeld blijven dat mij toevallig uit de pen is gevloeid, dansen de woorden, kiest hij bij voorkeur, tenzij de aandoening, die hij wenschte te verwekken beter door een stac cato te verkrijgen mocht zijn. Wat in pros spoedig gezocht wordt in verkeerden zin houdt in het vers niet ligt op in goeden zin gezocht te zijn. Nauwlettend geeft de dichter dus acht op de keuze zijner woorden, doch zoo hij hierin te berispen valt, kan hij, wanneer de juistheid van dictie en de welluidendheid der periode niet te veel te wenschen overlaat, mogelijk nog een tamelijk prosa geleverd hebben. Verder zij de dichter aandachtig op het metrum, dat hij bezigi, ofschoon goede prosa naar onze met-uing daarvan evenzeer afhankelijk is als een goel ge dicht. Doch gelijk ik zcide gezicht en gehoor onderscheiden proza van poësie door den vorm. Een grooier onderscheid ligt echter hierin dat bij poësie de gesproken taal zich richt lot gevoel en verbeeldingbij proza tot het verstand. Hierdoor ontslaat het zoogenaamde poëtische proza. Vergeefs z»l de dich'er zich inspannen bij de be handeling van een onderwerp dat onze verbeelding iuet treft en ons gevoel koel laat; wie het verstand wil treffen, diel te niet, want immer zal hij prosa schrijven. Ik sprak daar even van het onderscheid tusschen heldenheid en kracht van betoog en poëtische schoonheid. Het kan den schijn hebben alsof heiden in één vallen, want een helder en krachtig betoog kleedt zich meestal in schoone vormen en omgekeerd omhangt duisterheid van zin, zelden poëtische schoonheid. Ik zou het ver schil zoeken en meen dat het altijd zal kunnen herkend worden uit de betoogende kracht der periode; dit betoogende in het winnen der rede dan treedt de dichter af, maar komt de waar heid te voorschijn, door de opgewektheid van ons gevoel, staat zij plotseling voor ous bij liet licht der ontvlamde verbeelding, dan zegeviert de dichter,— Nog sprak ik van het onderscheid tusschen dicht» ennst en welsprekendheid. Ik gaf in den aanvang van dit opste.l te kennen, dat de redenaar dikwijls borgt bij den dichter, doch met een enkel woord meende ik levens het verschil aan te toonen dat tusschen heil bestaat. elsprekendheid vindt haar grootste kracht In liet goed gebruik der omstan digheden. Welsprekendheid is als ik het zoo mag uitdiukken, meer kunstenmaker dan kunste naar. Outstaan uit overtuiging gebiedt zij zich zelf als eerste plicht, zelf beheerscliing. De dichter daarentegen dit is misschien wel wat vreemd uitgedrukt; de dichter zingt als het ware voor zich zeiven, niet voor zijn hoorder en de voorbijgan ger vangt roet verwondering en gretigheid de woor den op, die als voor zijne ziel gesproken schijnen. De redenaar heeft een gehoor tegenover zich, dat hij kent, dat hij wil overmeesteren, dat aan zijne lippen zal hangen als hij zijn kunst machtig is; de poésie blijft als de echte kunst dikwijls onbe wuste openbaring, die zich verheugt daarin dat zij mag zingen, maar niet hierin, dat zij den krach tigsten invloed heeft op het menschelijk gemoed. Er blijven nu wellicht weinige dichtstukken over? mijne lezers 1 het w»kt meer mijne verbazing, dat pr nog zoo vele echte dichters zijn geweest I De harde hand der werkelijkheid schendt het dichter lijk waas der dingen, de strijd dien de menscli te voeren heeft tegen de praktische bezwaren van het leven, laat hem zelden zoozeer overwinnaar dat hij in zijne volle grootheid ontwaakt; toch heeft elke zielstoestand zijnen dichter gevonden en is er geene smart zoo diep of geene vreugde zoo zalig ooit gevoeld of zij heeft getrild op de snaren van de harp des dichters. Evenwel, onze tijd schijnt den dichterlijken geest niet voorspoedig te zijn. Mogelijk wel dat de geest der menschen zich tegenwoordig te eenzijdig br paalt bij de practische beteekenis der werkelijkheid en daardoor de zin van het waarlijk bestaande, voor het schoone en goede, op den achtergrond geschoven wordt. Gepasseerden Zaterdag werd Konings ver jaardag, te Schagen, door het uitsteken van vlaggen, op de gewone wijze herdacht; wat [de illuminatie betreft, (wat iets buitengewoons zou geweest zijn), ze mislukte totaal, doordien de spuitgasten spoedig genoeg bij de haDd waren om haar, voor zij geheel vnnr vatte, te blossen, wat voor de gemeente bij zonder gelukkig mag genoemd worden, want zij zou wel wat al tc schitterend kunnen zijn geweest. De overburen zvgen den rook uit liet dak slaan vnn het huis bewoond door KI. Sch. op de Hoog- zijtle, zij waars huwden hem en maakten alarm, de klok riep de spuitgasten bijeen en spoedig was ncii den brand die op zolder plaats had meester. De bewoner wordt van kwaadwilligheid verdacht; de officier van justitie doet op het oogenblik dat wij dit schrijven inspectie in loco, waarvan de uit slag in een volgend nummer zal worden mede ge deeld. Dienzelfden Zaturdag verloren twee menschen op noodlottige wijze den dood in het groot Noord— llollandsch Kanaal, nabij de Burgerhrug, in de Zij pc, e knecht van den veerman zou iemand (een werk man (overzetten, terwijl er eene stoomboot in aan- togt was, de schipper beweerde nog tijds genoeg ie hebben, om den overkant te bereiken doch de boot overvaarde het schuitje, er vloog een stuk uit, geraakte onderste boven, en de beide mannen verdronken. Bij de loting te Haarlemmermeer is voor een overledene aan de loling deelgenomen. Het nominer, dat voor deze getrokken is, zal vermoedelijk een vrij nommer zijn. Tegen de loting is protest aan- gcieekeud, met beroep op een Koninklijk besluit, bepalende dat ingeschrevenen voor de loting, bij overlijden van de lijst moeten worden geschrapt. Dezer dagen maakte te Maastricht een vrouw een voorbijgaand meisje er op attent dat haar gou den oorbelletjes los hingen en vroeg tevens, of zij ze ook wilde dicht maken, hetwelk door het kind bevestigend werd beantwoord, Toen het echter te huis kwam, bemerkte het, dut de oorbelletjes ver- Iweneti waren. «rWat wilt ge, dat we van middag zullen eten, manlief vroeg een jong vrouwtje aan haar echtgenoot. vEen vriendelijk lachtje van u is voor mij altijd voldoende.' vEen mooije grap, maar daar heb ik niets aan: dat vult de maag niet.' „Nou neem dit dan," zeide hij, terwijl hij haar een zoen gaf, waarop hij naar zijn kamer girg. Des middags aan tafel liet hij het zich goed sma ken. »Die biefstuk is uitstekend, vrouwtjeWat hebt ge daarvoor betaald?' r Wat gij mij van morgen gegeven hebt.' w Verduiveld, dat kunt ge wel laten.' Verrassend was de snelheid, waarmede de Turksche diplomatie heeft geantwoord op de nota van Graaf Andrassey. De bekende vijf punten dier nota ziju door de Porte aangenomen, met uitzon dering van het artikel, waarin bedongen wordt, dat de directe belastingen in de opgestane provin ciën geheven, geheel en uitsloitend moeien worden besteed ten voordeele van die proviuciëo. Al wekt die nooit vertoonde snelheid van beslaiten der Turksche regeering wantrouwen, zeker is het, dat de Oosiersche diplomatie eene schitterende zegepraal heeft behaald. De vrede is ten minste voor het oogenblik weer behouden en dat wel op eene, vooral ook voor Oostenrijk, gunstige wijze. De onlusten te Mechelen, blijken van zeer erns'igen aard te zijn geweest. De Antwerpsche vPrécurseui" deelt het volgende daarover mee Toen de Kaïholiektp, die na den optocht zich aan een tnaaliijd hadden vereenigd, naar buiten kwamen, gevoelden zij behoefte om aan hun ge voelets lncht te geven. Zij begonnen eenpari'» te roepen Weg met de Geuzen Bij het Kath. seminarie waren de staden'en geschaard en werd op bevel der priesters geschreeuwd Leve de Katho lieken eg met de Geuzen Dit was de uitdaging en het vuur kwam in het buskruid. Een massa

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1876 | | pagina 1