BIJVOEGSEL
SCHAGËR C O Si A N T
BIIIOORENDE TOT DE
van DONDERDAG 15 FEBRUARIJ 1877.
Verwit tier GEHEUGDE KKRICIITEV
Ingezonden,
Een droom.
3
n
Een ongelnk, dat treurige gevolgen had
kunnen hebben, had Woensdag j.l. te Westzaan,
jtlaatr. Twee meisjes, die door do parapluis die
zij voor zich uithielden niet hadden gezien dat
de brug over de Nauernasche Vaart was opg<-
haald, hepen zorgeloos voort, en voor er tijd
was hen te waarschuwen, verdwenen zij in de diepte.
Gelukkig was spoedige hulp nabij, en mocht het aan
de vereenigde pogingen gelukken hen spoedig te red
den. De brugwachter Stadt, dio om aan de
overzijde te komen en hulp te verleenen de brug ecu
oogenblik neêr liet, was bijna onwillekeurig oor
zaak vau een ander onheil geweest, daar zijn doch
ter zich onder den evenaar bevond, tcwijl de brug
niet meer tegea gehouden, omhoog ging. Geluk
kig kwam zij er met eeu gekwetst oor af,
Een gul man. Nog een curieus adver
tentietje: De „dankbare kinderen" van zekeren lieer
Timmer te Zijbecarspel doen melding van de
40-jarige echtvereeniging van hun ouders. Uit
muntend. Maar nu gloeit des heeren Titnmers
gemoed zoozepr van sympathie voor zijn vakgenooten
dat hij vlak onder die kennisgeving de volgende
opheldering geeft:
Mij tl plan was, ieder veehouder uit te noodigen,
maar de plaatsruimte laat 't mij niet toe."
Eeuwig jammer, dat waar 't hart z66 ruim is,
diens woning helaas haar grenzen heeft.
liet aantal personen, die bij den watervloed
in den nacht van 30 op 31 Januari in de nabijheid
vau Weener (in Pruisen) zijn omgekomen, wordt
begroot op omstreeks 40. Den 8u dezer waren er
reeds 28 lijken uit het water opgehaald.'Ien gevolge
eener dijkbreuk, in de nabijheid van Leer, zijn 14
persoueu verdrouden.
Help! Helpriep ik ett wel zoo luid, dat
mijne goede vrouw wakker werd, en mij niet on
zacht wakker schudde. Krijg je die merrie weder,
zeide zij? ach, neeu I ik droomde zoo akelig. Toch
niet ran sterfte in de fumielle of dat een deur
waarder ons boeltje kwam opschrijven. Neen, veel
erger. Nog veel ellendiger. Ge weet, die Pruis,
welke mij een 14 dagen geleden in mijn artn,
zoo kneep, kwam weder met zijn flesch iu huis.
Hij riep me op, en beval de kachel te stooken,
papier en pennen te geven en mij dood stil te
honden. Ik beefde als een riet, ach dacht ik, had
ik nu maar een pistool, ik schoot den kerel voor
zijn kop, maar wie heeft altijd een pistool in
hois? Na lang en veel geschreven te hebben, vroeg
hij waar No 100 was. Ik wees het hem, en in
dien tusschentijd opende ik zijne flesch en liet
het vocht daarin cp mijn zakdoek luopen. Het
étiquette. zeide mij dadelijk: Brandewijn uit Sedan
1870. Hij kwam terug, trok mij weder aan de
ooren en zeide: ge zijt aan mijue flesch geweest.
Ge liegt het, zeide ik, genoeg zeide hij, over 3 jaar
zult gij met onze geheime, nog onbekende geweren
kennis maken. Nog 3 jaar kunt ge Hollander zijn,
uiaar dan zal ik jou gezwets en geschimp op ons
edel volk en onzen grooten HoofJinan, waarvan ik
de primus ben, duur betaald zetten. Ellendeling,
zwijg riep ik of ik vennorssel je kop met de blaaspijp.
Hij stond op, en zijn geharnasde borst, boezemde
mij schrik ik. Mannetje, zeide hij, ik prijs je va
derlandsliefde en gehechtheid aan uwen Koning,
maar ge leeft niet in 1570 en vervolgens, 't is
nu 1877. De goeden moeten nu met de kwaden
bet bekuopeii. Even als in 1570 jesuiten en vuil
gebroedels de baas wilden spelen, evenzoo wil die
partjj, vermeerderd met ultramontanen, de zaken
bij u en ons regelen. Uw land is te zwak en de
meerderheid uwer inwoners te onverschillig om
paal en perk hieraan te stellen, weina, nu aioeten
wij lusschen beide komen. Ik stel daarom 3 jaar
eu in dien tijd, inoeteu de zaken geregeld zijn of
w(j anneexereti uw land eu plunderen alle kloosters
eu verdrijven alle volksberoerders. Uittartend zag
ik hem aan, ja zeide hij, zie maar je wet op 't
onderwijs, wat is ze anders, zwakheid van karakter,
in de baud werking van jesuitenscholen, een hinken
op twee gedachten. Nu hitsen modernen, liberalen
ortodoxen en confessionelen elkander op, versnippereu
hunne krachten, en in plaats van één te zijn, gaat
de andere kliek stil zijn gang. De beste en voor»
naamste betrekkingen aan Uw bof, de voornaamste
leveranciers zijn buiten uw herijk en zij eten nu
de kersen en werpen u de pitten in het aangezicht.
Zal Holland altijd slapen, Holland dat zoo roemde
op Dordt 1618. De helft uwer bewoners zijn R. C.
die voor het 99honderdste trouw zweren aan hunne
geestelijken. Was dat zoo in 1570? Een man in den
Haag, groet ik gaarne. Ik geloof, dat hij heet Baron
van Lijnden, die inau durft de processieu in de
oogen zien. Zal hij lang, minister blijven? Neeu
in Griekenland zelfs werden de beste en de braafste
mannen met het schervengerecht uit hun land ver*
bannen. Doch vriendje, wij zullen beginnen met
het graven van een breed kanaal, dwars door uw
land naar Viissingen. Een man bij u, staat ons in
den weg, en die man kunnen wij met geen wapenen
bestrijden, die man, is de edelste de braafste en
de zelfopofferende liefde betooning zelf. Hij is de
eeuige van geheel Europa, want Azië heeft slechts
barbaren, Amerika huichelaars, Afrika menscheneters
en Australië gekken. Die man is de deugd zelve.
Het kanaal Suez had nooit zoo ver gekomen, als
hij niet de man was, die de zaken regelde. Viis
singen zou arm ten gronde gegaan zijn, als hij niet
spoedig tusschen beide was getreden. Uw handel
zoude spoedig dood geweest zijn, zoo hij niet, zijn
sterigeo arm bad uitgestrekt. Die man is staatkundige
maar ook financier. Die man leeft om wel te doen,
denkt slechts aan weldadigheid naar vermogen te
Amsterdam. Nu, die man, staat ons in den weg
en mocht het waarheid zijn, dat uw Koning be
danken zal, zie dan zouden wij gefopt wezen, zoo
uw geheele volk, hem tot Koning proclameerde.
W aarom, zeide ik, wel domkop, voerde bij mij toe,
die man zoude zelf de Kamers presideren, er zou
gewerkt en niet gefit en gekletst moeten worden eu
hij zou nolens, volens, alle dwarskoppen en inter
nationalen naar Afchin zenden, het lznd zuiveren