Algemeen Nieuws-, Advertentie- Landbouwblad. 1 21ste Jaargang. No. 1014 Gemengde berichten. Ao, 1877. Bekendmakingen. ISTationnle Militie. Eerste zitting van tien Militieraad. JAGT en VISCHERIJ. \oor Vaderland en Vorst! OIRAUT Dit blad verschijnt op Woensdag avond doch wordt met een bijvoegsel bevattende het jongste Schager mnrktberigtden volgenden avond verzonden aan hen die zulks verlangen. Brieven franco aan de uitgeefster Abonnementen op dit blad worden door alle Prijs per jaar 3.Franco per post f 3.60, Afzonderlijke nummers f 0.07J ADVERTKNTiës van een tot vijf regels f 0,75; iedere regel meerder /"0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Postdirecteuren en Roekhandelaren aangenomen. Naar volksheil zonder deugd te dingen Is arbeid aan een rots te biên. Burgemeester en Wethouders der gemeente Schagen brengen ter kennisse van de lotelingen van de ligting van dit jaar, dat. de Militieraad van het 8de District van Noord—Holland de eerste zit ting zal houden te Hoorn en wel voor zooveel deze gemeente betreft op Dingsdag den 13 Maart 1877, des voormiddags ten 10- ure. In deze zitting wordt uitspraak gedaan omtrent de verschenen vrijwilligers voor de Militie; de lotelingen die redenen tot vrijstelling hebben ingediend de lotelingen in de a'tt. 55 en 56 der Wet op de Nationale Militie bedoeld; alle overige lotelingen. Volgens art. 88, in verband met artikel- 91 der bedoelde Wet, moeten voor die zitting ver schijnen lo. de vrijwilligers voor de Militie; 2o. de loteling die vrij telling verlangt wegens ziekelijke gesteldheid of gebreken, of gemis van de gevorderde lengte. Schagen, den 27 Februarij 1S77 Burgemeester en Weihouders voornoemd, G. J. MULLER. De Secretaris, DENIJS. De Burgemeester van Schagen brengt ter kennis van belanghebbenden het navolgend besluit: De CoirmissaTis des Koninga in Noord—Nolland. Gezien het besluit van Gedeputeerde staten dier Provincie van 14 Februarij 1877 No. 3: Gelet op art. 11 der wet van 13 Junij 1857 (Staatsblad No. 87). Brengt ter kennis van belanghebbenden: 1 dat de jagt op eenden voor dit jaar in Noord Holland zal worden gesloten op Zaturdag 10 Maart aanstaande met zonsondergang, r.a welken tijd ook het kooijen niet meer zal mogen worden uitgeoefend, zullende de kooieenden opgesloten of gehokt moeten zijn tot l Mei aanstaande; 2 dat de jag*. op ander waterwild voor dit jaar in Noord—Holland zal worden gesloten op 21 April aanstaande met zonsondergang. 3 dat het weisptl van kwartelen met steekgaren of vliegnet zal mogen worden uitgeoefend van l Mei tot 15 Julij aanstaande en 4 dat de visscherij, met uitzondering van die met aalkorven, aaldobbers en palingfuiken, van die niet het schepnet of de gebbe om kleine visch- jes te vangen tot aas voor de aaldobbers en van die op snoek in de gemeente Texel, voor dit jaar in Noord—Holland zal zijn gesloten van 1 April tot 15 Mei aanstaande. En zal dit besluit in het Provinciaal blad worden geplaatst en voorts in iedere gemeente van Noord-Holland worden aangeplakt. Haarlem, den 17 'Februarij 1877. De Commissaris des Konings voornoemd, Get. ROELL. Schagen 27 Februarij 1877 De Burgemeester voornoemd G. J. MULLER. Voor vele ingezetenen van onzen gelukkigen Slaat, zijn deze woorden holle klanken geworden zonder beteekenis. liet vaderland is volgens veler voorstelling niet meer dan eene bekrompere gedachte; wereldburgers begeeren zij tc zijn, vrij van bet particularisme der nationaliteit. De koning, en inzonderheid de consiilutioneele koning, is in hu» oog cene overstolligheid, eene •onbeseheidpnheid, in elk geval sinds 1848 een anachronisme. Niet twij felachtig dat deze overdrijving de terugwerking is eener andere overdrijving. De laaghartige vorsten aanbidding, vroeger een stelsel, is tot de particuliere industrie thans terug gebracht en liet 1'E t a t c' es t m o i is voor altijd een logen geworden. De oude God van Nederland, partijdig ingenomen voor zijn volk als die der oude Israelietonj is onttroond. Sints echter beter inzichten en edeler opvatting de onderstelling van een volksgod verboden, is de beteekenis van het schoone denkbeeld vaderland voor velen zoo ijl geworden, dat er weinig meer dan het woord van i« overgebleven. Wij herinneren ons hop, toen in de bange dagen van den Prui sisch. Franschon oorlog sprake was van een inun dat ie van een gedeelte van ons land, pprr lid der Staten van een onzer noordelijke provinciën zeggen durfde, vdan was ik liever Pruis,t dezelfde man, die kort daarna eene petitie ondersteunde tegen een voordracht der regeering waarbij de p'aaisvervanging voor de nationale militie werd afgeschaft. Indien bij een zoo hoog geplaatst persoon zoo zeer de beleekeni» van hét voor den edelen mehsch onmisbare denkbeeld vaderland verduisterd is, zeggen wij te veel, wanneer wij beweren dat vaderlandsliefde eene zeldzaamheid is geworden En hoe staat het met de liefde voor onzen vorst? In de nfgeloopen week bereikte onze koning zijn 60 levens-jaar. Natuurlijker wijze bracht ons dit de vraag in gedachte of de liefde voor Oranje even als van ouds nog altijd de kracht van Neder land was. ie zal deze vraag bevestigend beant woorden durven.Wiiar hij de vo'ksdenkbeelden hierover onderzoekt? Welke inistastingen ziet hij niet overal in de waardeering van de diensten der konings, in zijne betrekking tot liet land, in zijne roeping er. beteekenis. En hoe kan bij zoo verkeerde voorstelling der fiiten het oordeel anders dan verkeerd rijn? liet vaderland is voorzeker niet de bij uitsluiting door -Gods vaderhand beschermde plek en gelukkig is het dat juistere begrippen ons bevrijd hebben van den ziekelijken zelfwaan, dat Nederland hel hart der wereld zou zijn. Maar laat ons deze deugd der onpartijdigheid toch niet ovrrdrijven. Zeker is van een zuiver menschelijk standpunt aesproken, de splitsing in nationaliteiten onbeteckend en toevallig, maar in dien zin doet hel vraagstuk zich niet aan ons voor. Wij mogen wereldburgers zijn maar wij zijn toch ook te gelijkertijd niet alleen leden van een huisgezin en familie, maar ook bur gers van een stad, ingezetenen van een land. Terwijl ons wereldburgerschap te huis behoort in de sfeer der wijsgeerige denkbeelden, vinden wij onze be trekkingen als burget van stad en land terug in rechten en verplichtingen, waarvan wij de eersten zeker boog waarderen en zouden wij dan delaatsten ontkennen Ons land is niet dat van den Franschman; het onderscheidt zich daarvan door menige eigenaar digheid, het best verklaarbaar uit de verschillende behoeften van den volksaard. Die aan de vader landsliefde als deugd bestaan ontzpgt, moei de or- dankbaarheid tot deugd verheffen en mist in elk geval eene der grootste sieraden der raenschelijke ziel. Liefde toch geeft aan haar eerst hare waarde en waar zal die minder zelfzuchtig en toch meer vruchtdragend zijn dan waar zij ons roept tot toe wijding onzer kracht aan het welzijn des volks, de taak waaraan onze vaderen werkten, de heiligste roeping onzer zonen. En zou het zoo moeieüjk zijn de beteekenis van het koningschap lief te kiijgen Het is zoo noodig dat deze beter begrepen worde, want overal zien wij haar miskennen. Tot in de Tweede Kamer der Staten Generaal zelfs vestigt zich het wanbegrip dat in onzen Staat de Koning geene macht zou zijn. Volgens de voorstelling van velen zou de meerderheid der Tweede Kamer regeeren, wisselend met den dag, eenzijdig in haar belang. Niets is minder waar. De constitutie geeft den koning deel in de regeering. Geen wet zonder zijne medewerking en schoon aan die medewerking, de ministerieele verantwoordelijkheid is verbonden, zoo moet die verantwoordelijkheid echter volstrekt gescheiden worden van die der Kamer. Schoon verantwoordelijk is de koninklijke tnacht niet de dienaresse der Ka mer zelfstandig staat zij tegenover haar en het is verkrachten der grondwet, het is het prediken van revolutie, wanneer men de koninklijke macht ten onzent ontkent. Bovendien berust de uitvoerende macht uitsluitend bij den koning, ongetwijfeld geldt ook hier de verantwoordelijkheid van den Minister maar deze wordt juist op losse schroeven gesteld, waar de vertegenwoordiging haar overneemt. Elke benoeming is eene daad des Konings; de uitvoering der wet is zijn werk en nu moge de constitutie het middel aan de hand geven om langs wettigen weg den Koning te waarschuwen voor het gebruik zijner macht tegen de begeerte des volks, ontwij felbaar blijft de Koning liet vaststaand middenpunt van den Nederlandschen Staat. Wie de voordeelen van dit stelsel wil leeren kennen, vergelijke de geschiedenis der republiek met die van het koningschap van Willem den III. D(Wr familie regeering, naijver, verwarring; hier, eenheid in handeling; gelijkheid van allen. De oorzaken welke dit stelsel minder rijk aan goede vruchten maken, liggen niet in het stelsel zelve, maar in het protest dat er tegen wordt ingebracht door de miskenning der koninklijke macht. Wij zijn hierin nietplus roijaliste que le r o i. Langer dan 25 jaar reeds heeft de Koning als constitutioneel vorst, wat hij kon gedaan ten beste van het land wat hij niet kon doen vond veelal zijn tegenstand in de bestrijding der con stitutie door bestrijding zijner macht. Onze staatkundige toekomst is gewaarborgd waar het Nederlandsche volk blijft gelooven aan Vaderland en Vorst! Men verneen t, dat aan den heer Gardiner, den onbaalzuchtigen Engelschman, die met zijn vaartuig de laatste overblijfselen van het verblijf van Heemskerk en Barendsz. op Nova Zembla op spoorde en deze uit eigen beweging aan Nederland ten geschenke heefi aangeboden, vanwege de Ned. Regeering een gouden uiedalje zal vereerd worden. Te Apeldoorn is op 's Konings verjaardag vanwege Z. M. aan de armen wittebrood en koffie uitgedeeld. Naar aanleiding van de 60 verjaardag van Z. M. den koning, is nog Vrijdag, bij vrij gunstig weder, in den omtrek van het Alexandersveld door ht t granizoen der residentie een schitterende parade gehouden, die door eene talrijke volksmenigte werd bijgewoond. Een arme vrouw, die hare dagen in Red— Roch-Street, West Derby Road te Liverpool, in de grootste armoede en ontbering sleet, kreeg onlangs van een advokaat het bericht, dat een harer bloedverwanten'in Cheitenham, waarvan zij hoegenaamd geene verwachting meer koesterde, «ras overleden en haar een vermogen van 840.000) had nagelaten. Heden rood, morgen dood. Alzoo geschiedde het met mijne vrouw, die nog heden voor acht dagen over stoelen en banken sprong en gisteren reeds begraven werd; althans wat vergankelijk aan haar was. Gedurende ons huwelijk was zij een vrooüjke vrouw, die zich geen knollen voor citroenen liet verkoopeu. Daaruit kan ieder mijn smart be seffen; zoo jong, zoo aardig en nu reeds begraven. Wat is 's menschen leven? zeide ik in deze dagen voortdurend bij mij zeiven; zelfs gisteren nog, toen ik den doodgraver betaalde, die haar graf 'n orde houden wil. Zulk een vroolijke vrouw vindt men ongetwijfeld niet licht weder. Daarom

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1877 | | pagina 1