Gemengde berichten. De erfgenaam van Hornegg. Bedankt voor het beroep naar Den Helder door l)s A\ A. van Kluijvc predikant te Sint Maarten en Valkoog, voor W'ieringerwaard door D*. A. Ten Have, predikant te Middelie; voor Scharwoude, door L)s. \V. de jVries, pre dikant te Hensbroek. Zekere Joosten, woonachtig op het Buiten Spaarne te Haarlem, is jl. Vrijdag avond gear resteerd, als verdacht van den moord op den gemeenteveldwachter van der Lijken. Na een langdurig verhoor van den verdachte en verschil lende getuigen is hij in arrest gehouden. Hij is tapper en tuinier en werd in hechtenis genomen op aanwijzing van een paar fabriekarbeiders, die hem 's morgens half vijf na den nacht van het misdrijf, met verwilderd voorkomen, in zijn schuitje zagen ter hoogte van het buitenverblijf van den heer Teding van Berkhout, waar de diefstal heeft plaats gehad. Deze arbeiders wonen in de buurt en wisten dat hij vroeger reeds veroordeeld weid wegens het ontvreemden van zwanen op datzelfde landgoed. De beschuldigde wist zich aanvankelijk vrij goed te verantwoorden. Immers, hij had gras gepacht daarin de buurt en was dien ochtend zijn schuitje gaan halen, dat hij daar 's avonds te voren had laten liggen. Zijn vrouw bevestigde dit. Zij waren gezamenlijk 's avonds om negen ure te rusten gegaan. Haai man was om vier, zij om zeven uur opgestaan. Het getuigenis dezer vrouw had echter weinig te beduiden, omdat zij, als koppelaarster, even eens ter kwader faam te boek staat. Uit verkla ringen van derden, die thans van verschillende zijden komen opdagen, blijkt dan ook. dat Joosten wel degelijk in den voornacht uithuizig is geweest- De ontdekking heeft zich aldus toegedragen Dinsdag ochtend kwam de waschvrouw bij Joosten om haar werk te verrichten, en merkte op dat Joosten in den duim was gebeten en zelf zijn kleederen bad gespoeld, terwijl zijne vrouw nog te bed lag. Op hare vraag hoe zijne kleederen zoo bebloed waren, gaf hij een ont wijkend antwoord; doch zijn dochtertje (die aan verstandsverbijstering lijdt,) zeide, «ja, vader was wel bebloed Deze vrouw heeft van een en ander aan de justitie aangifte gedaan, waaroj) Joosten gearresteerd is. Hij moet reeds zijn misdaad bekend hebben. De beten die hij voorgaf van een varken gekregen te bebben, duiden echter aan, dat zij door de tanden van een mensch moeten zijn toegebracht. De booswicht moet hebben bekend voornemens geweest te zijn bloembollen te stelen; deze echter niet vindende, heeft hij zich schadeloos gesteld met kuikens en wortelen. Van der Lijken ontmoette hem. terwijl hij zijn roof vervoerde, en vroeg wat hij daar had, waarop de dief antwoordde: «kijk maar in de zakken»; toen daarop Van der Lijken een onderzoek naar de inhoud dei- zakken instelde bracht Joosten hein de doode- lijke wonden toe. Van der Lijken moet zich dapper verweerd hebben, want de moordenaar ontving vier slagen, waarvan de blauwe striemen nog de duidelijke sporen waren. Waarschijnlijk is zijn broeder zijn inedejilichtige; deze ging echter op de vlucht, doch is gelukkig weder in handen der justitie vervallen. Jl* Vrijdag morgen werd het stoffelijk overschot van A, van der Lijken grafwaarts gebragt. Het werd gevolgd door familieleden, den burgemeester en den eersten wethouder van Bloemeudaal en op het kerkhof opgewacht door een groot aantal belangstellenden, zoowei in- als opgezeteneu der LX. .Neen, neen," viel Clotilde hem levendig ia de rede, „ga voort met uw verhaal, zog mij alles, op hot feit waarom alles draait, komen wij wel van zelf, en tot zoo lang heb ik wel tijd to wachten." „Welnu, dan ga ik verder. Het doet mjj zoo goed dat ik mijn hart eens uitspreken kanIn den namiddag van dienzelfden dag voerde mijn weg over een aanzienlijke hoogte, waarover de straatweg heen liep. Boven gekomen bleef ik, getroffen door do schoonheid van het vergezicht, dat men van daar op het dal van den Donau geniet, staan kijken, en tegelijkertijd kreeg ik een klein troepje dames en heeren in het oog, die een twintig of dertig voet links boven mij op een klein, met gras begroeid pla teau zaten te rusten, en aldus een zeer schilderachtige groep vormden. Zeker waren zij, om een nog ruimer vergezicht te hebben, zoo veel hooger geklommen. Terwijl ik die menschen daar nu zoo stond aan te gapen, wenkte een der dames, een beeldschoon jong meisje, met van leven en overmoed flikkerde donkere oogen, met de hand, terwijl ze riep, dat ik met mijn viool bij hen komen en eens een Czardas spelen zou Vlug klom ik de kleine helling, die mij nog van hen scheidde, op, ging op een wenk van een der heeren, midden in den kring staan spelen. Na een korte poos riep een der heeren lachend. „Is dat een Czardas, gij kleine schelm?" „Neen, :t is het lied van den dapperen van Speyk." „Van Speyk.' Wie is van Speyk?" „Wees toch stil, Berbert Hoor je niet, dat hij bezig is om Let je op zijn viool tc vertellen." plaats, die cene Lulde wenschten te brengen aan de nagedachtenis van den'man, in de uitoefening van zijn ambt zoo jammerlijk om liet leven gekomen. Aan de geopende groeve schetste het hoold der gemeente in roerende taal den a8 jarigen overledene als een liefhebbenden echt genoot, een teedermiuuenden vader en bovenal als een trouwen dienaar der gemeente- De bur gemeester deed met nadruk uitkomen, boe van der Lijken liet slagtoffer geworden was der boosheid, wegens ijverige en getrouwe pligtsbe trachting, eu hoe bij, wakker op zijn post, als een krijgsman op bet veld van eer gevallen was. Blijkbaar diep getroffen verliet de menigte de begraafplaats. Een Russisch veroordecldo weet nooit wat lot hem beschoren is, voor dat hij in Siberië is aangeland daar bij de uitspraak van het vonnis „dwangarbeid" niot bij gevoegd wordt in de „mijnen". Gelukkig diegene die geld heeft of invloedhebbende vrienden eu zich den tjjd tusschon zijne veroor- deeling en transporfatio ton nutte maakt, om zich eene borgstelling voor zijn persoon to verzekeren waardoor hij tot lichten arbied boven den grond aangewezen wordt; anders wordt hij onder den grond gozonden en aanschouwt het luchtruim niet meer voor dat hij in verminkten of ziokelijken toestand wordt opgehaald, om in oen hospitaal to sterven. Do veroordeelden worden in convooijen naar Siberie gozondon, in het begin dor lento, zoodra da snoew ge smolten is en de wegen droog zijn. Zij maken do geheele reis te voet, onder geliedo van kozakken tc paard en gewapend met pistolen, lansen en lange zweepen. Achter hem volgt oeno lango reeks karron van ruw hout en zonder veeren, waarop diegene geplaatst wor den die kreupel of ziek worden. Do afreis vangt altijd aan bij nacht, en wordt zorg godragon dat do convooijon nooit bij dag door do langs hunnen weg liggonde stedon trekken. Alle veroordeelden dragen grijze kielen met een ko peren nummerplaat op do borst, kuiolaarzon en mutsen van schapenvol zij zijn voorzien van eeri wollondoken op hun rug gebo den, benevous een eotketel on hou ten lepel, welke in een gordel om hun midden stookt Do vrouwon dragon zwarte mantels en hoedon onloo- pon in afzonderlijke rijen ondor geleide van soldaten evenals de mannen en worden ook vergezeld van twoo of drie vrouwelijko bewaaksters, die op karren reizen. Bij het verlaten van groote steden zoo als Sint Petersburg, wordon alle gevangono met kettingen aan elkander verbonden en do bandon op den rug gobooid in het open veld worden hune boejjen afgenomen, be halve van diegenen, welke als gevaarlijk zijn aange wezen. Deze dragon kettingen van vier pond aan do beonen; welke zij de geheele reis moeten dragen; de meest ge vaarlijken zjju met drieën aan elkander vorbonden met een houten boom wolko op buuno schouders rust en mot ijzeren halsband om hunnen nok is vast gomaakt. Niemand m»g hen naderen of bekijken. Do kozakken' klappen Iiiido met bunuo zwoepon om de omstanders en nieuwsgierigen af to weren on rijden godurig op en neaor met aan den puut hunnor lansen bovostigde lantaarns, welke zij plotseling tot|den|grond laten nederdalen 0111 te zien of do voroordeelden ook brieven hebnen laten vallen- Moordenaars, dieven, nihilisten, zamon zweorders. mui tende soldatou en vadorlands lievonde Polen, allo mar- chceren to zumeu zoo snol als zij muur loopou kun nen on in diepe stilte. Dan volgen do vrouwon bovend en snikken i, doch niet durvende klagen of jammerou uit vrees voor do ver schrikkelijke zweepeu. Roodo aal kan niet meer bcdingon dan f OIO on le qualitiet aal (schieraal, blank en dik) slochts lo soert f 0.80 en 2o soort f 0.60 por kilo. Do aardappelenziekto vertoont zich in do onistro- ken van Ainorsfoort, Harderwijk ou Elburg op onrust barende wijze, niet alleen in do vrocgo soorten maar ook in de late. Zeer onbevredigend is de uitslag der visschcrij op do binnenwateren in de gemoonto Lcmsterland; snoek „Ik speelde mijn stuk ten eiDde; do aanvankelijk lachende, of met een verwachtende uitdrukking in het oog op mjj rustende gezichten, waren ernstig gowordeu en de jonge dame riep bravo." „Ben je er nu al achter wie van Speyk is?" vroeg haar schertsend do heer, dien ze Herbort had ge noemd. Neen," antwoordde ze. „Daarom geef ik je thans ook permissie, jo nieuwsgierigheid door vragon te voldoen." „Van Spevk." antwoordde ik, „was een dapper Hollander, die met zijn schip in de lucht sprong Op hem heeft men dit lied gemaakt; zingen kan ik dat echter nietslechts de wijs kan ik er van spelen." „Ja wel, daar staat me wel zoo iets van voor," viel een der oudero dames jnij in de rede, „jaren geleden stond daarvan iets in do couranten.' „Ben jij een Hollander vroeg de eene heer mij. Ik knikte enkel met het hooid en begon daarop het Nederlandsche volkslied te spelen en toen dit uit was, klapten eenigen lachend, anderen werkelijk als eeu toeken van bijval in de handen. „Er zit waarachtig talent in dien jongen," zei de jonge dame, die mij boven geroepen had, terwijl haar blik onderzoekend op mij ruste. Wie ben je eigenlijk en hoe kom je hier?" „Ik heet Korn, kom nit Gouda in Holland en was staljongen bij baron Yan der Schol. Deze is te Weenen overleden eu nu moet ik zien, dat ik weer te Gouda kom." „Bij baron van der Schol? riep menheer Herbert uit, „bij dien ongelukkigen Schol?" „Dien jij zijn laatste levensdagen hebt verbitterd door hem met je „Will at the Wisp" bij den wt dreu te »'"->n. Je moest het slachtoffer van je gclukki,. of baars worden of niet of zeer weinig gevangen; of schoon het koude weder niet gnnstig werkte, was do aal- en palingvangst tamelijk gnnstig, terwijl dehoo- ge prijzen, door de opkoopers besteed, voor de min der overvloedige vangst der visschers vrij wat ten goede komt. De visscherij op paling, aal, baars en snoek, te Slij- kenbnrg, Kuinre en omgelegen plaatsen, laat, wat het voordeel voor de visscher aldaar aangaat, veel te wen- schen over, terwijl de opkoopers voor Hollandscbo en Engelsche rekening niet zulke booge prijzen betalen als ten vorigen jare, zoodat zulks voor do visschers geen epuivalcnt oplovert- Indien de Duitschcrs gedwongen zijn tot do Fran- sche industrie huD toevlucht to nemen, dan klagen zij steen en been over het Duitsche geld dat daar door naar Frankrijk vloeit. Thans heft men in Ber lijn jammerklachten aan, dit de rivierkreeften zoo duur worden, omdat die alle voor Fransche rekening worden opgekocht. Het beste zon zijn een grooten Chineeschen muur om het Duitsche rijk te bouwen. De politicus, die tegen woordig het lot van Duitsohland in handen hoeft zon er misschien niet ongenegen toe zijn. Over het leven, de zeden en gewoonten der Zoeloe's komt allengs meer licht- Zoo schrijft nu iemand, die hun land bezocht: De jeugdige Zoeloe's, die nog niet in de ge lederen der krijgsmacht zijn ingelijfd, mogen niet trouwen zonder Ivoningklijke permissie. »'t Zelfde geldt voor de meisjes, die ook in regimenten worden ingedeeld. Op het leest der «eerste vrachten» zijn doorgaans alle ongetrouwde vrouwen tegen woordig en dan behaagt het den Koning om gracieuselijke eene algeméene trouwpermissie te geven. «Ieder Zoeloe grijpt dan toe en elke Zoeloe- sche schoone laat zich gewillig grijpen.» Een jeugdig infanterist, Rudolph Swaab genaamd, dezer dagen uit het garnizoen Naarden gedeserteerd, wist zich aan liet Ooster Spoor wegstation te Amsterdam meester te maken van een koffer, den Commandeerenden officier van een transport O.I. militairen toebehoorend, en zoowel belangrijke dienstbrieven als het civiele costuum van dien officier bevattende, In het Vondelpark, waar de opengebroken kist met een soldatenplunje onder de struiken gevonden werd, heeft de infanterist zijn uniform verwisseld met de kleeding van een officier en, zich uit gevende voor den hofmeester van eene der Suez- booten, ontstal hij een vriend, van wieti hij afscheid wenschte te nemen, een kostbaar hor loge. Jl. Zaterdag wist hij zich aan de oogeu vau een huurkoetsier, die hein uren achtereen had rondgereden, te onttrekken, door in een jiarticuliere woning tot op het dak te klimmen en op zijne schuilplaats te blijven tot laat in den nacht, als wanneer hij over daken eu goten liet venster van een logement in de Warmoestraat is binnengeklommen. Op eene der logeerkamers trachtte hij zich van een valies met kleeren meester te maken, maar de bewouei van de kamer greep hc:ii en leverde hein, met hehulji van den logementhouder aan de politic over. Dingsdag namiddag is op de rivier de Maas tegenover de Oude Plantage een aak door eeu boeieraak aangevaren, waardoor het eerstgenoemde vaartuig gezonken is; de bemanning heeft zich door op de boeieraak over te springen gered. Ter voorkoming van misbruiken, zal het den miliciens, hij hunne opkomst ouder de wapenen, streng verboden worden,} aan onder officieren of korperanls geschenken of geld te geven. gesternte in bescherming nemen, graaf Herbort." Graaf Herbort schudde het hoofd. „Dan doo ik hot! riep de jonge dame, die mij voortdurend had staan aankijken, uit; „mijn vader zoekt een groom; ik zal hem dat Hollandsche wonderkind, aanbevelen cn schenken. Wil jo bij vorst Polanka gr oom wordon? vroeg zo daarop aan mij. Toen ik, niet recht wetende of dio vraag ernstig gemeend was, haar aankeek voegde zo er bij: „Bij dat baantje zul je naar hartelust op do viool kunnen blij 1 en strijken en dan zal ik jo ook den Czardas en nog meer andore dingen laten loei en." „O, stellig wil ik! riep ik thans, in do hoogste mate verhoogd, dat myn bedelaarsleventje zoo spoedig oen einde nemen zou, „o stellig wil ik dolgraag!" „Kom dan eens hier," zei zo, terwijl ze opstond en tot aan den rand vau het plateau vooruit trad. Daar wees ze mij met de hand een in de diepte van een meer zijwaards gelegen dal staand kasteel van mid delmatige grootte, dat met zijn daken en torentjes boven de toppen der boomen van een park uitstak. „Zie je dat kasteel daar? vroeg ze. „Daar wo nen we. En ga nn maar naar beneden, tot aan die laan van populieren daar ginds; die sla jo in en volg je; dan kun je niet misloopen. Ik kom je zoo dadelijk achterop." Met een van vreugde en van verwachting omtrent al wat met mij, daar in dat moojje kasteel, gebeuren zou, kloppend hart, begaf ik mij op weg. Gekomen waar ik wezen moest, slenterde ik wat voor het traliehek heen en weer en nam de gebouwen ea den mooien tuin eens op, tot het gezelschap ongeveer een kwartiertje later van zijn wandeling terugkeerde. Prinses Polanka liet een grooten man met een geweldigen baatd uit den stal op hot voorplein

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1879 | | pagina 2