De erfgenaam van Hornegg. Door den heer J. G. Tijhoff alhier, is met goed gevolg, examen afgelegd als candidaat Notaris. Vrijdag jl. had te Schagen in eene der lo kalen van den heer Knikker, de gewone jaarlijksche vergadering plaats van onderwijzers nit het Vlle distrikt van Noord-Holland. Zij werd met een gepast woord door den voorzitter, den heer Ruchner te half elf geopendtol zijn leedwezen moest ZEd. mededeelen, dat de Nestor van de onder wijzers uit dit district, de heer de Jongh van Eenigenbnrg, door eene lichte ongesteldheid ver- binderd was de vergadering bij te wonen. Vervol gens werden de verschillende nummers van het programma aan de orde gesteld, waarin vooral de drie vraagpuntenschoolspaarbanken, schoolvacan- tiën en de wisk. aardr. als studievak voor den onderwijzer, aller belangstelling trokken. Alle eer aan den heeren Mooij, de Braai en Berk, welke die onderwerpen zoo meesterlijk hebben ingeleid. Na den heer de Jongh als eerelid van het bestuur te hebben benoemd, werd de vergadering onder hartelijke dankzegging aan allen, die tot nut en genoegen hadden medegewerkt, te drie ure gesloten. Niet lang echter gingen de aanwezigen uiteen, daar zij zich te vijf ure aan den geraeenschappo lijken maaltijd weêr vereenigden. Heerschten er gedurende de vergadering een gulle toon, een opgewekte zin, niet minder aangenaam was het samenzijn aan den disch, waar vriendschap en hu maniteit voorzaten. En niet weinig werd het ge noegen van den avond verhoogd door de wel willende medewerking van de Harmonie kapel alhier, die zich zoo verrassend heeft doen hooren. Menige hartelijke dronk, aan deze en gene gewijd, toonde den vrolijken, opgeruimden geest der aanzittenden, zoodat toen het scheidingsuur was geslagen men noode, maar zeer voldaan huiswaarts ging, na elkander een hartelijk vlot weerziente hebben toegewenscht. Deze dag was voor de onderwijzers uit dit district een ware feestdag en het kan niet anders of daar, waar de broederband zoo sterk is en waar zulke eensgezindheid bestaat tusschen onderwijzers en autoriteiteu, moet en zal het on derwijs er wel bij varen. Een armoedige vrouw uit Doorn stond Dinsdag voor het gerechtshof te Amsterdam terecht, beschuldigd van het verminken en schen den van koperen muntspeciën en het in omloop brengen daarvan- Zij had namelijk oude en nieuwe centen door afslijping geheel glad gemaakt en daarna met kwik ingewieven, om ze later als tienstuiverstukjes en kwartjes uit te geven. De feiten werden ter terechtzitting voldoende be wezen. Het O. M. oordeelde dat hier was gehan deld in strijd met artikel 4 der wet van 24 April i836, waarhij het verminken of uiterlijk schen den van koperen nationale muntspeciën en het in omloop brengen daarvan is strafbaar gesteld en eischte het minimum der daarop bepaalde straf, namelijk een tuchthuisstraf van 5 jaren. De verdediger Mr. Egbert J. C. Goseling meende dat het platslijpen en het uitkrabben van het cijfer 1 niet als verminkiug kan worden aange merkt en evenmin van namaken sprake kon zijn waar geen misbruik of namaak van stempels heeft plaats gehad en het uilgeven van afgeslepen 1 cent stukken derhalve niet viel onder artikel 1 der wet van 24 April 1836 iu verband inel artikel 133 van het Code Penah Het hof deed Dinsdag uitsprak en veroordeelde de beschuldigde tot 5 jaren tuchthuisstraf Op verzoek van de Londensche politie, ons overgebracht door bemiddeling van den hoofd commissaris van de justiiieele politie te Amsterd. nemen wij het volgende uil de Figaro over: Ondanks de menigvuldige waarschuwingen, aan den handel gegeven, maken de vereenigingen van Engelsche dieven onder ons nog talrijke slachtoffers. In het algemeen belang achten wij het dus van nut om de voornaamste trucs, waarvan zij zich bedienen, onder de aandacht te brengen, opdat belanghebbenden er zich voor in acht nemen. Het eerste het eenvoudigste middel wel, bestaat daarin om papier met een «hoofd* te laten drukken en op die wijs een aanvraag tot afzending van goederen op te maken. Daar nu vele Fransche huizen on deze geschreven aanvragen niet meer antwoorden, zoo komt een handlanger, zich uitgevende voor vertegenwoordiger van een he kend Londensch huis en voorzien vaneen valschen introductiebrief, de orders brengen en laat de goederen aan een afgesproken adres verzenden, onder belofte 's avonds of den volgenden dag te komen afrekenen. Noch representant, noch goe deren ziet men ooit terug. Soms ook wel betaalt de Engelschman, hetzij in banknoten of in wissels, maar de wissels of banknoten staan op naam van fictieve firma's, die op den vervaldag nergens te vinden zijn. Tot zoover de handelsfirma's. Voor de slacht offers in het algemeen zijn andere kunstgrepen bedacht. Vooreerst heeft men plaatsing bureelen, die leeraars, gerants of directeuren aanvragen. Hun, die, verlekkerd door de advertentiën, in de dagbladen geplaatst, zich aanmelden met verzoek om inlichtingen, wordt geantwoord dat men 5 of 10 francs voor inschrijving, kosten, enz. moet storten. Wanneer het geld binnen is dan bloedt de zaak dood. Het agentschap laat eiken brief van de bedrogene eenvoudig onbeantwoord. Vervolgens zijn er crediet instellingen, die aan personen, die in verlegenheid zitten, geld ter leen aanbieden. Met deze is hel nog mooijer gesteld. Men moet voorat druk-, zegel kosten en interest, enz. storten, een 25 of 3o franc bijv. om darrna niets meer van de bank te vernemen. Eindelijk de huwelijksbureaux, die per brief onderhandelen, met voorspiegeling van fortuin, schoonheid en stand. Het zijn quasi sollicitoirs die u den dood komen berichten van een schat rijk bloedverwant en 11 geld vragen voor de kosten om de erfenis op te eischen 't Is alweer dezelfde geschiedenis; is het geld eenmaal verzonden, dan is het zaakje ook uit. Deze schelmen weten, dat de Engelsche wet, bijafwezigheid van een aanklager, hunne han delingen niet vervolgt en daar vertrouwen zij op. Zij rekenen'er op dat hun slachtoffers geen nieuwe uitgaven zullen wagen om hen te doen veroordeelen. Zij tarten derhalve de Engelsche justitie, die hen kent en geen vat op hen heeft. Ware het niet wenschelijk, dat onder zulke omstandigheden al de bedrogene zich vereenigden 0111 aan een hunner de middelen te verschaften naar Londen te gaan, ten einde daar deze clie- valieis d'industrie te ontmaskeren en te straffen Uit Den Haag wordt gemeld: De volgende omstandigheden hebben 'tol de ontdekking geleid van een hier ter stede gepleeg- den dsef.-tal, waarvan door de hestoleue geen aangifte is gedaan. LXI. „Hornegg ligt nog een heel eind van Gouda, uwe doorluchtigheid," zei ik; „maar al waren die twee plaatsen één geweest, dan zou de eenige reden, waarom ik blij ben, toch altijd nog wezen, dat ik bij u blijven mag. En wat mijn vioolspel aangaat, innig dankbaar ben ik u voor 't geen u mij hebt lalen leoren, maar nog trotscher ben ik op het foit dat ik steeds vast genoeg in den zadel zat, om u zooals dat vroeger zoo dikwijls gebeurde, voor eon ongeluk te behoeden, als u Mirza te veel den vrijen teugel liet!" „Ach, ja, die arme Mirza," hernam zij met een zucht, „ik vrees, dat ik van haar zal moeten schei den. De vorst vindt haar veel te nukkig on te wild voor mjj. Daar ginds zullen we wel makker paarden te rijden krijgen Over dat laatste kon ik werkelijk niet nalaten mijn vreugde uit te sprekou en dat deed ik trouwens over den geheelen loop van zaken, want die vorst Hor negg beviel mij uitmnnteudik meende, dat zulk een bedaard, hoogst verstandig, herdenkend en tevens met een staudvastig karakter begaafd man, die aan al die eigenschappen nog eene bijzondere goedhartigheid pairde, voor mijn levendige overmoedige vorstin als 't ware was geschapen. En mogelijk was dat ook werkelijk het geval; wat echter niet voor haar was geschapen, was het eonzamo kasteel te Hornegg en de stilte, die daar jaar in jaar uit heorschte en ik moet het tot mijn leedwezen] bekennen de strenge orde, die in het huishouden en in de financieele aangelegenheden aldaar heerschte, even zeer. Den eersten winter handelde de vorst volkomen in strijd met zijn eigen idees en gewoonten en deed hjj de vorstin het genoegen van haar in de hoofdstajj een hotel te Luren, het met haar te betrekken eu zich mot haar in do hooge kringen to bowegon. Doch den volgenden winter bedankte hjj daarvoor, zeggondo, dat hjj hot jaar to voren te kort was gekomen, on dat de oogst op don koop too niet was meogevallou Diot alloen, maar zelfs slocht was geweost. De vorstin kon er maar geen hoogte van krjjgen hoe dergcljjko dingen op iemands wjjzo van lovon invloed konden hebben. Daarbij kwam dat haar ka menier in het begin van dien winter stierf- In heftige smart over dat vcrlios, zei ze mjj, dat deze door hot verblijf in dat woeste, tochtigo Hornegg mot zijn groote, koude, niot behangen kamers was gestorven. Waron zjj naar de stad gegaan, dan zou ze in 't ge heel niet ziek geworden zjjn cu dan zou do arme Marianna nog leven! Zooveel moest do vorst toestaan, dat hjj haar tegen don tjjd van het carnaval alleen naar een met haar bevriende familio in de hoofdstad liet reizen. Dat zij in hun hart van elkander hoe langer hoo meer waren vervreemd en dat zij elkander als een paar volstrekt niet begrijpende karakters verbaasd aankokendat het opgeruimde humeur van den vorst verdwenen was en dat de vorstin er naar haakte van do mcnschcn en de dingen waarbij men haar in den vreemde had gebracht, weg te komen, had ik reeds lang met klimmende, angstige bezorgdheid gezien. Doch in dehoofdstad, waar wij veel langer dan den aanvankelijk vastgcstcldon tjjd bleven ontstond do eigenlijke innerlijke breuk eerst daar zag de vorstin graaf Ricbard terug, die „Wat daarop volgde weot ik zoo tameljjk nauw keurig," viel Clotilde Korn hier in de rode. „Kom nu tot do hoofdzaak, het verduisteren van het kind!" „Na Paschen keerde de gravin naar Hornegg terug," ging de muzikant voort, „dien zomer verzocht ze haar vader uit WeeneD tc logeoren. Het schjjnt, dat die het roet den vorst niet best vinden kon. Hij reisde ten minste plotseling weer heen en kort daarop werd voor de eerste maal het woord „scheiding* uitge sproken. In den herfst reisde de vorstin met mij en met een pas aangenomen kamermeisje, dat in die Verleden week vervoegden zich bij de politie drie werklieden, zich beklagenden dat een ge rucht hen als de daders aanwees van eene ont vreemding, die in eene woning, grenzende aan het huis waar .zij aan het werk waren, zou hebben plaats gehad. Uit verdere mededeelingenvooral van een hunner, wiens tong door den sterken drank scheen losgemaakt, bleek, dat zij van dat huis, gelegen in de Kanaalstraat, op zekeren dag iemand gekleed in een witte jas, op het platdak der belendende woning gezien hadden. De politie liet van den «witten man met rood haar; gelijk men den onbekende nader aanduidde een zoo nauwkeurig mogelijk signalement geven en vond in verband ook met de vreemde hou ding van een der klagers, die eens goed onder vraagd werd, termen om dat lid van het drie manschap in voorloopige bewaring te stellen. Een onmiddelijk daarop gevolgd onderzoek bragt aan het licht, dat ten huize van den heer van R., in de Kanaalstraat, drie kostbare ringen en eenige porteinonnaies met geldswaarde vermist werden. De witte man was niemand anders dan de aangehoudene, die weldra bekende zich door overklimming den toegang tot de vertrekken in het naastgelegen perceel verschaft, de vermiste voorwerpen ontvreemd en verkocht te hebben, welke verkoop later bevestigd werd. Als de vermoedelijke dader is hij naar het huis van arrest overgebracht. De list om, door zich te voegen bij de klacht zijner onschuldige gezellen, elke verdenking van zich af te schuiven, mislukte dus volkomen. Onlangs werden op de groote reede van Kroonstad door het gepantserd fregat Admiraal Lazareff en een barkas oefenitigen in het plaatsen van torpedo's gehouden. De barkas^' met 18 koppen bemand, stond onder bevel van den luitenant der garde-marine Katschalloff. De oefening was bijna geëindigd en de bemanning der barkas tegen 4 uur 's namiddags juist bezig een met 60 pond pyroxilin geladen torpedo uit het water te lichten, toen deze op welke wijze is niet opgehelderd boven water sprong. Van de barkas bleef alleen de kiel en ecu ge deelte van het dek over. Van de bemanning werden i4 personen uit het water gehaald, van welke er 7 zwaar gewond waren. Een van de ongelukkigcn had beide beenen verloren; hij stierf onder de amputatie. 5 man konden tot dusverre niet opgevisclit worden. Afgescheurde ledematen dreven op het water. De luitenant Katschalofl verkeerde in een toestand van verdooving; zijn uniform was geheel vernield. Op het fregat werd een man licht gewond. Tot Kroonstad en Oranjeboom bespeurde men den vreeselijken schok der ontploffing. Een paardendief te Zug, in Zwitzerland, was onlangs op lieeterdaad betrapt en in de gevangenis gebragt. Daar kwam bij op het denkbeeld om van het stroo uit zijne matras en zijne kleederen eene pop te maken en die aan den zolder op te hangen. Zelf ging hij achter de deut staan, toen deze door den cipier en een gendarme, die hem kwamen halen, ge opend werd. Wat hij verwacht had geschiedde; de cipier en de gendarme snelden toe om den zelfmoor denaar, naar zij meenden af te snijden en daarvan maakte de gevangene gebruik om de deur uit te sluipen, die hij achter zich sloot, waardoor hij voor het oogenblik althans zijne vervolging streek thuis hoorde, naar do hoofdstad on betrok een eigon kwartier in do stad, torwijl het scheidingsproces zijn verschillendo phasen doorliep. Omstreeks denzelf- don tijd wist dokter Hagon, de lijfarts van don vorst en van do vorstin, zijn overplaatsing uit de kleino stad naar de hoofdstad to bewerkstellingen en daar gekomen bleet hij bij de vorstin in functie. 't Was reeds November toen dokter Hagen mij eene roodcdecling deed die mij mot angst uii schrik vervulde. Van welken aard dio mededeoling was, kunt u wel nagaan. Hij zoi mij, dat, als wij niot deden wat de vorstin verlangdo, deze krankzinnig worden zou. „Daaromtrent staat bij mij geen twijfel," liet hij er op volgen. „Ik weet wat vrouwen mot zulk eon gestel als het hare, na haar eerste kraambod bobben to vrcezon. En dat nn onder deze omstan digheden! Bij haar hartstochtelijk karakter! Bij haar hartstocht voor dien ongelukkigen graaf Bernswald, dio het noodlot weder op haar levenspad heoft go- bracht. Bovemlion zit dat in het blood, dat weet jo wel en je zult er in hun huis te Weenon wel eon» over hebben hooron praten. Dat zit in do familie. Zij had mij die verklaring dan ook niet behoeven te geven. Ik ben er tot in mijn ziel van overtuigd. Ze wordt krankzinnig, Marlijn. Wat moeten we aanvan gen? Zullen we oen meuschenleven doen verloren gaan om voor een ander, dat nog moet geborgen worden, een vorstelijken naam te redden.'* „De woorden, die de dokter tot mij sprak, waren vroeselijk, doch vreeselijk waren ook dc'dagcn, waarin hij mij nit olkauder zetie hoe alles moest gobeuien. Want hij hij wist wat hem te doen stond, hij had zijn besluit genomen. „In haar nood leunt zij in de geheele wereld enkel en alloen op mij; eu ik kan haar niet hulpeloos alleen laten," zei hij Die dokter Hagen was een moedig mensch, die welwillend als weinig anderen, tevens heerschzuchtend en gebiedend was en van de menscben eer kVaad dan goed dacht. Ik had den moed niet, hem lang tegen te spreken, en aldus boog ik onder zijn wil. Hij verlangde dat

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1879 | | pagina 2