Gemengde berichten De erfgenaam van Hornegg. schat van edelgesteenten in zijne schatkisten lag opgehoopt; dat de pracht en weelde aan zijn hof alle beschrijving te hoven gingen; dat zijne danseressen onder goud en jtiweelen als gebukt waren; dan hebben wij eenig denkbeeld, welke rijkdommen Iskander Madoe bezat; maar bij al zijne schatten liet hij het land in armoede en verwarring achter, toen hij in |636 sliert. Zijn einde was het begin van Atchin's verval. Door zijne herhaalde krijgstoerustingen 'en de grooie schatten, welke hij behoefde, werd zijn rijk geheel uitgeput en bijna ontvolkt, terwijl de regeering van zijn opvolger wiens regeering overigens weldadig was te kort duurde om veel verbetering aan te brengen. Een inlandsch schrijver schetst het verschil tusschen beide vorsten op deze bloemrijke wijze: »Te dier tijde (van het bestuur van Iskander Moeda) waren de menschen gelijk planten, die aan een verschroeide hitte zijn blootgesteld. Maar ondet de schaduw zijner heerschappij begonnen zij te geuren en door den milden regen zijner gunst werden zij verkwikt. De vreugde hunner har ten was als bloemen, die bij het aanbreken van den dag door regendroppelen besproeid, zich openen en haar geur naar alle kanten ver spreiden. Er kwamen tal van schepen; ieder uit zijn eigen land en de haven van het huis des vredes (Atchin) was druk bezocht en alle men schen verheugden zich in vrede en veiligheid Wat de Alchineezen niet hadden kunnen doen vermochten de Nederlanders. Deze ontweldigden in 165 Malakka aan de Portugeezen doch niet dan na een hardnekkige verdediging. Reeds lang was deze hoofdplaatstier portugeesche bezittingen in de indische wateren een doorn in ons oog geweest, omdat door dal bezit de naam der Portugeezen in hoog aanzien bleef bij de inland- sche volkeren, die aan het bezit van de vroegere hoofdplaats van het machtige maleische rijk groote waarde toekenden, terwijl de stad telkens tot een verzamelplaats diende van de schepen, die door de Portugeezen werden uitgerust om onze macht te bestoken. Onder de regeering van de weduwe van sulta n Iskander Tsani sloot onze commissaris RoelofFs een tractaat met de Atchitieezen (1637). Volgens dat tractaat werd ons de monopolie handel langs de westkust toegestaan met uitsluiting van anderen, doch dit duurde tot zoolang de Portu geezen en Engelschen ons in verwikkeling met Atchin brachten. Zes jaren waren na het sluiten van het tractaat voorbijgegaan, toen de Engelschen het in dien tusscheutijd zoo ver gebracht hadden, dat zij hunne schepen met jteper mochten laden. Dit was reeds een schending van de overeenkomst, nog meer toen wij bemoeielijkt werden in het ontvangen van lading. De betrekkingen met de Alchineezen werden wel weder aangeknoopt, doch dit duurde niet lang, want wij werden te Priaman te Salida en te Tikoe overvallen en velen, onder welke de koopman van Voorst, gevangen genomen. Na zijne ontkoming liet hij zich met eenige schepen voor Salida zien en bedwong aldaar de AtchineezeUofschoon hij te Priaman terug geslagen werd. Zagen wij hierboven, hoe wij. bij onze komst in Indië, vijanden in de Portugeezen vonden later waren het de Engelschen, die ons op allerlei wijzen tegenwerkten. Eindelijk werd er een tractaat gesloten tusschen Atchin en Engeland, waarbij het laatste de vergunning kreeg een kantoor en een resident te hebben, 't Was een tractaat waarbij andere europesche natiën waren uitgesloten, 't Gaf een tal van verwik kelingen. Jaren lang smeulde inwendig de vul* kaan, die een maal tot een uitbarsting zou komen. Wij hebben dit in onzeu tijd zien ge beuren en nog heden duurt de oorlog met At chin voort. Is hef oorlogvoeren in Indië, waarde krijgsman niet altijd naar de regelen der kunst kan te werk gaan, geen gemakkelijke zaak, bovenal is dit liet geval met de Alchineezen, die een ingekankerden haat tegen de christenen in 't algemeen, tegen de Nederlanders in 'l bijzonder hebben. Voegt daarbij hun haatdragend, twist ziek, vertaderlijk en listig karakter, hunne wis pelturigheid, hun hoogmoed, hun fier en dap perheid, hun fanatisme, waardoor zij met woede zich op hun vijand werpen, in bet moorddadigst vuur niet tot staan zijn te brengen, maar met een zichlbate doodsverachting tegen het staal instormen en zich om de kogels niet bekreunen, dan hebben wij eenig denkbeeld, hoe de moed onzer nederlandsche krijgslieden tot overmoed stijgen tnoel, om zulke vijanden onder de oogen te durven zien, vijanden, die met de ge vaarlijke kris, klewang en lans gewapend, be kwaam zijn in 't hanteeren dier wapenen en niet minder goed met vuurwapenen kunnen omgaan. Op het vergiftigen van het lemmet, om alzoo een doodelijk vergif door de aderen te verspreiden, verstaan zij zich niet minder. Maar noch dit, noch hun wraaklust, noclt hun arg listigheid, noch hun sterkte, noch het voor Europeanen zoo ongezonde klimaat, noch het terrein zoo belemmerend voor oorlogsoperatiën, hebben Neêrlands jongelingen weerhouden daar heen te snellen. De feestelijkheden op 9 dezer te Schagen gehouden, zijn, tusschen de buitjes door, geregeld afgeloopen. Aan de harddraverij met paard en chais namen 12 prachtige paarden deel, de prijs a5 gouden Willems werd behaald door Susanna bruine merrie van den heer C. Paarlberg te Zijpe, pikeur de heer J. Koster, en de premie, een kristallen plateau, met dito karaffen en 12 kelken met zilver gemonteerd, door Viornobruine merrie van den Heer G. Barend regt te Rarend- recht pikeur de heer J. de Boer. Met toepasselijke toespraken, werden prijs en premie, door den heer J. Denijs Jzn Voorzitter van de afdeeling Schagen der Holl. Maatsch. van Landbouw, den overwinnaren uitgereikt. Het vuurwerk vervaardigd door den heer Gall te Rotterdam, was in één woord prachtig, in weerwil de regenachtige en benevelde lucht veel van het schitterende wegnam. Schagen was roet menschen opgevuld, kof- fijhuizen en herbergen hebben naar wij vertrouwen goede zaken gemaakt en de Hollandsche sjioorweg Maatschappij die voor deze gelegenheid twee extra treinen liet loopen, zal zich het verleenen van die gunst, niet te beklagen hebben. Op een bal te Nieuwe Niedorp, bij gele genheid der najaars kermis in de vorige week, werd in eene der herbergen de danslustige jeugd op minder aangename wijze gestoord in haar genot, omdat èn muzikanten èn dansers onop houdelijk moesten niezen. Er was namelijk LXX1II. „Wat blief? Zon ik daar niet bang voor zijn," riep mevrouw von Schels toornig uit. „Kijk dan eens wat ze voor afschuwelijke fratsen maken o 't is afgrijselijk!" Spengler gaf de beide krankzinnigen thans driftig met de band een weak, dat zij zoudi-u heengaan, terwijl Ada zich, als 't ware een onmacht nabij, in haar stoel liet vallen. „Neen, dat is vreeselijk!" riep zij uit. „Je staat er dus hier aan bloot, dat zulk een gok je ieder oogeublik zulk een doodelijkcn schrik op het ljjfkan jagen!' „Wees toch verstandig, Ada. Deze beide menschen zijn broeders; 't zijn een paar arme, aller goedaar digste drommels, wier verstandelijke ontwikkeling is Wijven staan op het punt waarop ook de ziel van et dier staat. Aan dat venster komt de tuin van het gesticht achter tegen mijn huis uit „Dank je wel voor zulke verrassingen van dieren- zielen," viel mevrouw von Schels hem in de rede „Je hoeft toch waarlijk niet verbaasd te kijken als ik daarvoor op de vlucht ga „Maar de goede Castor en Pollux, zooals ik ze noem, zijn reeds lang weer weg. Kom maar meê naar boven, naar mijn warme kamer „Neen, neon, neen, ik moet weg. Mijn rijtuig staat voor het hek to wachten; dat zou trouwens ook in 't geheel geen pas geven; adien, Frans adien!" Haastig had zij haar handschoenen weder aange trokken, maakte nu de tressen van haar mantel vast en ijlde heen. Spengler bad werk dat hij naast haar bleef, om husr buiten in baar rijtuig te kunnen helpen. Zijn „tot van avond!" beantwoordde zij met een hoofdknik en bet rijtuig rolde met haar heen. In gepeins gezonken ging dokter Spengler weer in huis. ongemerkt met volle handen peper gestrooid te midden der vrolijk liupjvelende schare, en het laat zich begrijpen, dat tengevolge daarvan het verblijf iu de herberg voor een 'poos schier onmogelijk was. Tegen de vermoedelijke daders van die onbehoorlijke grap is procesverbaal opgemaaakt. Over eenige dagen zal te Amsterdam een bal worden geopend, waar aardappelen bij het gewigt zullen worden verkocht. Iu het buitenland geschiedt dit algemeen. Den 7 dezer, had te Dirkshorn de aangokondigdo harddraverij plaatstien paardeu namen aan den wedstrijd deel. De prijs een sierlijke hanglamp, word behaald door den heer C. Brommor to Burgborn, onder Schagen, terwijl de premie 'en deel viel aan hot paard van den heer H. Berkbouwer Cz. te Sint Maarten, beide paarden bereden door de eigenaars. In het park, aan den Burg op Texel, had den 5 dezer vanwege de aldeeling Texel van tle Hollandsche Maatschappij van Landbouw, de aangekondigde veetentoonstelling plaats. Er was veel vee ter bezichtiging gesteld, waaronder schoone dieren vielen op te merken. Hetsehoone weer lokte ook vele bezoekers van de buiten dorpen naar de tentoonstelling. Het geheele landelijke feest liep in de beste orde af. Er wordt tegenwoordig veel hooi van Texel naar den vasten wal uitgevoerd. De prijs beloopt gemiddeld f 14 Per 5oo kilogram. Het Palais van Justitie vestigt er de aan dacht op, dat niet alleen de. advocaten, maar ook de procureurs in de maand September hun acte van beëediging door den Heer griffier moe ten doen viseeren, op straffe van te worden geschrapt van het tableau. De advocaten pro cureurs moeten dus bun beide acten, zoowel die van beëediging als advocaat, als die van beëediging als procureur doen viseeren Men schrijft ons van Nieuwe-Niedorp, dd. 5 dezer: »De beer A. Francis, wethouder der gemeen te Nieuwe Niedorp, herdacht gisteren den dag waarop bij voor 2.1 jaren als zoodanig was be noemd en welk ambt bij sedert onafgebroken heeft bekleed. Gisteien avond ïsde Raad in buitengewone vergadering bijeen geweest ten einde dien dag niet ongemerkt te laten voorbijgaan. Genoemde heer is reeds 33 jaar lid van den Raad dezer gemeente en op t5 Julij jl. weder als zoodanig herkozen.» Te Meerkerk is, onder begunstiging van prachtig weer eene harddraverij gehouden waar-- aan 21 paardeu deelnamen. Na een hevigen kampstrijd werd de prijs ad f 70 behaald door het paard van den Heer Qualm, van Rozen burg, en de premie ad f 25 door het paard van den Heer Boekhout, van Houten. Een groote menigte was op het feestterrein aanwezig, alwaar de muziek zich met kleine tusschenpoozeu gedurende den wedstrijd deed liooren. Des avonds werd achter de woning van den Heer Rotneijn eenig vuurwerk afgestoken, hetwelk duizende toeschouwers lokte. De goede orde werd geen oogenblik gestoord. Uit Kralingen meldt men ons: De hooioogstis hier zoo goed als geëindigd; de hoeveelheid gewonnen hooi is aanmerkelijk „Wat een ondeugend klein schepsel!" zei hij bij zichzelf. „Maar ik moet bekennen, dat zij er mees terlijk den slag van heeft aan den verlovingstijd zijn hoogenoemde poëzie te ontnemen. Gelukkig worden zulke eigenzinnige, haar eigen weg steeds gaande, plaagziekte bruidtjes later de omzichtigste on het meest met haar plicht vervulde vrouwtjes. Een zacht lammetje zou mij hier in mijn gesticht ook niet van veel nut zijn! Maar hoe zij mot monheer von Schels zaliger omgesprongen heeft en hoe die onder haar pantoffel hreft gestaan, zou ik toch wel eens willen weten. Eens ernstig met haar praten moet ik iu elk geval, en zulks nog wol van avond/ Aan dezen engagementstijd moet een eind komen! Dat geschrijf van den ouden Korij brandt mjj eveneens op do ziel ik wil daarvan ontslagen worden voor dit ik dat stuk teruggeven kan, zal ik geen rust hebben! Bakt die oude Kom mij een poets en komt hij er weer geheel bovenop, Aan vervalt voor mij elk voor wendsel, waarom ik dio papieren zoo lang onder mij gehouden heb. 't Is maar gelukkig, dat hij, zooals dokter Lohberg zegt, tot nog toe slechts langzaam er weer bovenop krabbelt, maar bij slof van rekening was het toch maar het beste als ik dadelijk naar den dominé liep en de geboden liet afkondigen. Maar dienzelfden dag waagde dokter Spengler dien stcutmoedigen zet echter nog niet en nadat hij des aTonds als naar gewoonte een paar nnr bij Ada had doorgebracht, waagde hij dien den volgenden dag nog evenmin. Juist dien volgenden dag was het, alsof het donkere sombere winterweer, dat de stad omslui erde, hem en zijn gesticht in een nog veel somberder en droefgeestiger kleed hulde. Hij ging ten minste mot een sterk gefronsd voorhoofd de zalen rond, «chold tegen de oppassers, opende en sloot de deuren met een volkomen overbodige, levenmakende energie, en beval dien dag meer douches dan anders in eene gansche week. Dat alles kon geen gevolg zijn van mogelijke sympathie in humeur, tusschen zijne aanstaande en hiro, want mevrouw von Schels verried dien dag van niets van zulk een daling, in den thermometer van al^emeeno welwillendheid jegens de wereld welke thermometer don giaad van onze opgcruiindboid en innerlijke tevredenheid aangi eft Zij had aan haar toilet eene zorg besteed, die men alleen dan heeft als men op zonneschijn rekent, al komt die zonne schijn ook alleen van binnen, en met een zonnig glimlachje ontving zjj dan ook Anton, die zich op het bepaalde uur bij baar liet aandienen Zoo zonnig was zelfs dat lachje, alsof het scheen te willen schadeloosstellen voor de slechte tijding, die zij hem toch brengen moest, voor het Niets, dat zij hem op zijn in angstige gospanning gedane vraag naar don uitslag harer uasporingen moest doen hooren. En workeljjk scheen dat antwoord zulk eeu troost te behoeven waut Anton verbleekte eenigzints en nam zwijgend en als 't ware verstompt plaats op den stoel, die mevrouw von Schels hem wees. Blijkbaar was hij door haar antwoord zeer terneer geslagen. „Hebt u zulk eene verklaring van mijn vader, als ik u nu eenmaal niet bezorgen kan. dan toch zoo volstrekt, zoo buiten alle quaestie noo iig vroeg mevrouw von Schels, terwijl zjj het hoofd op den op het blad van de tafel rustenden arm liet steunen en zij Anton met blijkbare deelneming aauzag. Anton koek voor zich. „Ik weet niets waardoor ik dat bewijs zon kunnen doen vervangen," gaf hij beschroomd en zacht ten antwoord. „Als ik in uwe plaats was, zou ik nu don eon- voudigen rechten weg bewandelen," vervolgde zij. „Ik weet en maanden geleden kwam mij dit reeds ter oore dat de voormalige vorstin Leopoldine allerlei zonderlinge dingen babbelt, die zooals ik u reeds meedeelde, graaf Albrecht Bernswald reeds lang geleden opmerkzaam gemaakt en tot het doen van nasporingen, geleid hebben Ik heb Graaf Bernswald toenmaals zelve bij mij gezien. Dat is één feit, niet waar! Het tweede is dat uwe pleegmoeder eene vrouw die eenmaal bij de vorstin dienstbode

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1879 | | pagina 2