Gemengde berichten. DE RIDDER VAN VENETIë. in mijn oor. En, als ik de verleiding niet langer bad kunnen wederstaan en ik mij op bet groene l lekkere gras bad neergevleid: die ochtendhijmne om mij heen in bet zachte, welluidende gegons van die duizende vliegjes en insectjes, straks koddig afgebrokerf door het gekwaak van een geestig kikker! Doch., wat zucht daar in de verte en doet mij omzien! Het is de trein, die ik rechts van mij in de verte zie voortschuiven als was het eene beweegbare schilderij. Hij nadert, zijne witte wolkjes stuwt hij den blaauwen hemel tegen. Daar luidt de bel! Juichend antwoordt de trein. Eene panze Verder gaat hij Mijne ge dachten vliegen met hem Holland in! Doch, helaas! het is de ochtendpost, die aankwam en die mij uit de verte toeriep: op! gij schalk! daar in het groen. De wereld wacht U, de arbeid wacht u en noode, noode verliet ik de plek. Maar den volgenden dag was het er weer even schoon, want: Heerlijk zijn des Scheppers werken, Heerlijk als op d' eersten dag! Arme steden, met uwe lange straten, hoe be klaag ik U! Londen, met uwe dikke mist. hoe veracht ik U! Lieve steenweg naar het Tolhek, hoe zegen ik U! Ik heb een schat van herin neringen aan dien weg. Altijd was hij schoon, zijn deugden zijn ontelbaar. Vriendelijk ook zelfs voor mijn hond. Wanneer in die dagen, voor zichtigheid het woord van te huis blijven voor het arme dier had gesproken, was het deze weg die door zijne eenzaamheid vrij van verleiding was, en als een pijl uit een boog schoot hij, zoodra wij het laatste huis voorbij waren, de neus in de lucht, de ooren op, de staart in de hoogte, vrolijk blaffend den weg op. Ook 's nachts was het een schoone weg Ik heb er eens de genoegens van een bal voor verlaten in het naburige W. 's Nachts om drie uur scheidde iktoen ik buiten kwam en den beminden weg onder de voeten had: welk eene andere zaal dan de feestzaal had ik voor mij! De tin telende sterren voerden haren hemelschen dans uit; de nacht sprak in zijné stilte; men hoorde het slüiméren' der aarde. Daar komt meer licht. De voorwerpen krijgen scherper grenzen. De zon komt op. Het vrolijke licht springt frisch uit de eeuwige bron en langzaam naderen wij den van dien kant gezienen ook bij het mooiste zonlicht, ongetwijfeld... leelijken klap. Mag ik dus eenige bekendheid mij aanmatigen omtrent dit gedeelte weg: de door mij gekozen vorm voor mijne voorlezing dwingt mij van die bekendheid gebruik te maken en verleidt mij tot een verbeeldingsspel. Slot volgt. Schagen i Maart 1880. «In tegenwoordigheid van een talrijk op gekomen publiek had gisteren avond, in de kolfbaan van den heer Knikker, de uitreiking plaats der prijzen, behaald in de door dien heer uitgeschreven tooneelwedstrijd. De namen XIV. Liefde is een wonderbaar verlangen! Of zij hem wederminnen kan? En wederom werd het stil op het kanaal en weder scheen het Savina toe, alsof een reusachtige schaduw zich tusschen de steigers van het nieuwe palazzo Pcsaro uitrekte en alsof de planken onder zijne voetstappen kraakten. Ook de lichten in de paleizen doofden uit en daarmede hun trillend spiegelbeeld op het kanaal. Aan het zwijgen paarde zich de duisternis. Nauwelijks kon Savina nog het blinken onderscheiden van het op een hellebaard gelijkende jjzer, dat boven het voorste gedeelte van hare gondel uitstak, om, waoneer men onder de bogen van lage brnggen moest doorvaren, het gondelhuisje voor beschadiging te beschotten. Wit blonken ook de trappen, die van het portaal naar de lagune voerden. Toen was het Savina, als hoorde zij voorzichtige riemslagen en blonk ten tweede gondelijzer, zich verheffend en weer dalend roet de golven, door de duisternis heen. En eer zij zekerheid had, of zij goed had gezien, klonken zacht zwellend wonderbare tonen. Eene zachte volle mannenstem, zong met begeleiding der mandoline. Zij scheen één met het melodieuse instrument, nu eens klnger.d met weemoedig verlangen, dan weer vwcolijk jubelend, vol van de hoop der liefde. Yer vooruit tusschen de der overwinnende gezelschappen zijn reeds vroeger bekend geworden; zij waren: «Cicero* van Noordscharwoude, iste prijs (gouden medaille met f75); «Onderlinge Oefening» van Si. Maarten ade prijs (gouden medai'ie met f5o en «Kunst kweekt kennis» van Schagerbrug met het lot tegen »J. H. Schimmel» van Dirkshorn 3de prijs (verguld zilveren medaille met f 25). Nog werden aan de Kamers die geen prijs be haalden («bet Veldviooltje» van de Beemster en »de Roos» van Schagen) eene vergoeding voor gemaakte kosten verstrekt, groot t 25. De feestelijkheid werd geopend met een ou verture door onze Harmoniekapel. Daarna nam de voorzitter der jury, de heer Lamping, van Dirkshorn. liet woord en sprak in het breede over de inoeijelijke taak, welke zij bij dezen wedstrijd had moeten vervullen; weidde uit over de uitstekende krachten in ieder der mededin gende gezelschappen te vinden; betreurde het, dat de jury niet, gelijk hel publiek, aan hare lust tot toejuichen mocht toegeven, waar zij dit zoo gaarne had willen doen, omdat de jury geen »ptibliek« maar criticus was; legde de na drukkelijke verklaringen af, dat de jury leden hadden geoordeeld als eerlijke mannen, volgens pligt en geweten, eti liet ten blijke daarvan den secietaris, den heer van Kluijve, van Valkoog, voorlezing doen van het betrekkelijk dezen wed strijd opgemaakt proces verbaal. Uit dit verbaal stippen wij aan, dat de punten van beoordeeling waren actie, taal, mise en scène en decoratief (De zang, bij de concurre rende gezelschappen zoo hemelsbreed verschillen de, werd onder de punten van beoordeling niet genoemd). Naar dien maatstaf waren de prijzen behaald in de volgorde reeds bovenvermeld, en bleek alsmt nog dat, terwijl de 3de prijs was verworven met 554 punt, de niet bekroonde Kamers liet Veldvioolt]e« en «de Boos») on derscheidenlijk 54 en 53$ punt mogten behalen. Daarna werden de prijzen niet een gepaste toespraak uitgereikt en aan de Dames der me dedingende Kamers heriunerings-medailles ge schonken. Hiermede was de plegligheid der uitreiking, afgeloopen. De heer Smclik, lid der Kamer van Noord scharwoude, bedankte de voorzitter en de jury verklaarde zich ontbonden. De overige nummers van hét uitgebreid programma, 't welk eerst ten half drie des nachts geheel was afgewerkt, waren: Aan den ingavg der kerkvan A. Snieders, door den heer G. Smelik (Noordscharwoude). De kleine bedelarengezongen door mej. R. de Geus (Sint Maarten) Het Paradijs en de Serij, van Lau- rillard, door den h#er J. v d. Molen (Beemster) Solo voor viool (iste preludium van Bach), door den heer J. M. Otto, geaccompagneerd door den jongeheer de lteus (op de gewone keurige wijze voordragen). De Fhelcphoon, blijspel met zang, door de heeren C. Burger. P- Heertjes, H. W, Pruissen en mej. J Keizer (Schagerbrug). Ik ken een lied (zang), door mej. M. D. Büttger (Noordscharwoude). Bij het kerk portaalvan J. v, Beers, door den heer G. Mars (Beemster). Bij de wieg van een kind der armen, van J. v. Beers, door mej A. Greidanis Pranger (Noordscharwoude). Het verloren lam, zangspel, door mej. T. de Beurs de Waard en de heeren W. Roggeveen Cz. en C. Stöve (Schagen). De blinde, voorgedragen door den heer J. Tuinman (Beemster) en eindelijk Des Madchens Klage, gezongen door mej. G. D. Böttger (Noordscharwoude). Wij zouden te veel ruimte innemen om over al het vootgedragene in bijzonderheden te treden. Mag echter de toejuiching van het publiek ook een maatstaf wezen, dan zijn gisteren avond de eerepalmen weggedragen door de niet bekroonde Kamers en wei door de voordragt van Het Paradijs en de Serij en de opvoering van Het verloren lam. kunstig gebeitelde zuilen, boog zich Savina om den zanger gewaar te worden; zjj zag slechts wat lichter plek, gelijkende op een monschelijk gelaat, dat de tonen schoen vcort te brengen. Het lied scheen nieuw, Sarina had het nooit gehoord; lof en klacht over de almachtige maar wreedo schoone was zijn inhoud. Savina had wel duizend serenades en minneliederen, die hare schoonheid golden, met onbewogen hart aangehoord, maar voor ditmaal meende zij dat slechts ééne stem zoo zingen kon, die namelijk, welke tot haar gezegd had, dat God haar mocht zegenen, dat slechts ééne hand de snaren zoo kon tokkelen, de zelfde die haar het heilige water had aangeboden. Het was haar alsof haar blik met de kracht van den geest door de duisternis heendrong en alsof met een lichtglans omgeven in mannelijke schoonheid, hij daar voor haar stond, die onlangs voor 't oog des volks aan hare voeten knielde, 't Was als kwam er eene zoete verstijving over hare leden en met ingehouden adem luisterde zij...." Daar ontstond een gedrnisch nevens en boveu haar hoofd alsof het nieuwe paleis Pesaro plotseling inéén vieler snorde iets door de lucht als een monster achtig werktuig, toen volgde er een oorverdoovende slag, hoog schuimde eD spatte het water, als ware er een reusachtige meteoorsteen ingevallen, het lied van den zanger en zijn snarenspel waren verstomd... Boven het hoofd van Savina klonk iets als het lachen eens duivels. Hare zoete verstijving ging over in wilde opgewondenheidzij ijlde door dc zaal, nam Toen de werkzaamheden geëindigd waren, j de heer van Kluive, secretaris der ontbonden jurv, de Harmoniekapel voor hare medewerking bad bedankt, en bet publiek huiswaarts keerde, schenen de bloemen elkander aan <e trekken en bleven «het Veldviooltje» en »de Roos» nog een paar uren feestvieren. Menige fraaije voordragt, menig schoon lied en niet weinig geestige coupletten werden toen nog ten Leste gegeven, menige hartelijke toast geslagen en men scheidde niet met een wee moedig «vaarwel,» maar met een blij «tot weerziens.» Ons verslag zou onvolledig zijn, indien wij nog niet meldden, dat door den voorzitter der jurv, den heer Knikker een hartelijk woord van dank werd toegesproken, terwijl ook door de Kamer «de Roos» dien beer eene ovatie werd gebragt. Ook de hulde aan onzen plaatsgenoot, den heer Gielen, zoo wegens zijne decoratie, als de smaakvolle versiering der zaal was ten volle verdiend Nadat het te Schagen den 2 dezer den gansclieu dag hevig had gewaaid en geregend, brak in den daarop volgenden nacht een vree- selijke storm los; vele gebouwen verloren pannen en ruiten, ja zelfs geheele ramen woeijen in. In een houtloods te Londen waren ongeveer 4o personen bezig met het zagen en hakken van brandhout, toen op eens een 45 voet hooge stapel bout instortte en i5 personen bedolf. Vijf werden dood, tien meer ot minder gekwetst er onder uitgehaald. Nu door den jongsten aanslag op den Keizer van Iiusland de ontzaglijke uitgestrektheid van bet Winterpaleis opnieuw ter sprake is gekomen, wordt daaromtrent het volgende ver haald. Ten tijde van Keizer Nicolaas werden een aantal schildwachten op liet platte dak van het paleis geplaatst. Daar de temperatuur daar boven niet zeer aagenaam was, bouwden de schildwachts er schilderhuisjes en hadden het er langzamer hand zoo goed ingericht, dat de gehuwde soldaten hun vrouwen bij zich lieten komen, waarvoor ruimte genoeg was. De vrouwen en kinderen der soldaten vestigden zich dus ook op het dak; vele ongehuwde soldaten namen een vrouw om hun hooge plaats met hen te deelen. Zoo ontstond daar een geheele kolonie. Er waren allerlei dieren met de huis gezinnen mee gekomen; de vogels, geiten, honden, enz. namen voortdurend in aantal toe, en einde lijk kwam men op de gedachte zich ook een koe aan te schaffen. Met groote moeite werd dit dier boven ge bracht. en nu luid men alles wat men wenschen kon. Maar op eens kwam aan dat heerlijk leven een einde. De koe had de slechte gewoonte van aanhoudend te loeien; dat geloei trof of- ficieele ooren, het dak werd onderzocht, en de geheele kolonie opgeheven. De «Oude Schimmel» van den heer C. Koedam, te Beusicbem, is dezer dagen in den ouderdom van vijf en veertig jaar gestorven; een feit, dat in de geschiedenis dgr paarden, voor zoover men weet, nog niet is voorgekomen. Zjjn meester, die de door hem bewezen diensten steeds op prijs wist te stellen en niet deed, als zoovelen, die hunne oude dieren, wanneer zij afgetobd zijn, aan den vilder overleveren, heeft het trouwe beest een graf in zijn boomgaard geschonken. In de vorige week werd het lijk van een arbeider uit Waldau (Duitschland) opgegraven, en onderzocht, waarbij bleek dat de dood door vergiftiging was veroorzaakt. Naai de bekentenis der weduwe, beeft de zaak zich volgenderwij ze toegedragen. Haar man lag sedert lang ziek eu den drioarmigen hoogen luchter van de tafel, waarop Silvia hom zwijgend had neergezet, en snelde naar de lagune. Een man steeg langzaam de marmeren trap van het paleis op en trad in het schijnsel van haar licht het was Valerio. Eenige treden beneden Savina bleef hij staan en zag ernstig en eerbiedig tot haar op: „Bij den heiligen Theodoor wat is er gebeurd hijgde Savina met zooton schrik, toon zij de gestalte harer droomen in levenden lijve vóór zich zag „Waar zijn uwe dienaren?* „Heb dank voor uwe zorg, madonna," glimlachte Valerio. „Ik roeide mij zelf, om aan geen onwaardig oor datgene toe te vertrouwen, wat voor uwe kuische ziel alleen bestemd was. Toen kwam er iets als een donderslag van boven op mij neer en ik sprong, eer mijne gondel onder mij wegzonk, op deze trap. Ver geef de stoornis, de vallende sterren des hemels en de liefde kennen geen gebod." Rechtop en trotsch stond hij voor haar en hare lippen bewogen zich van zelf als spraken ze tegen den wil harer meesteres de woorden: „Beschouw u als heer in het huis Pesaro!" Bijna treurig liet Valerio het schoone hoofd zakken. „Uw medelijden schenkt mij eene gunst, die gij aan eenen Venieri anders weigeren zoudt. Toch wil ik gehoorzaam terugkeeren naar den donkeren stroom, waaraan ik ontsnapt ben, wanneer gij mij haat, Savina!" „Ik haat u niet,® antwoordde Savina zacht; toen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1880 | | pagina 2