Algemeen Nieuws-, Advertentie Landbouwblad.
M NOjflIBEH.
Ao I8S0.
2/»stc Jaargang.
No 1345,
SCHAVER
OIIMIT.
Dit blad verschijnt twee maal per week. Woens
dag en Zaturdag avond. Bij inzending tot 's mid
dags 12 me winden advertentièn in liet eerstiiilkoineiid
No. geplaatst, ingezonden stukken een dag vroeger.
Abonnementen op dit blad woiden door alle
Naar volksheil zonder deugd te dingen
Is arbeid aan een rots te bién.
Prijs per jaar f 3.Franco per post t 3.6u.
Afzonderlijke nummers 0.07f.
Advertentiën van een tot vijf regels f o 73; ieder»
regel meer O.lf». Groote letten naar plaatsruimte.
Postdirecteuren en Boekbandelaren aangenomen.
Bekend ma kingen.
P0IJT1E.
G EVO N" DF.N:
onder de gemeente SCHAGEN,
een Kwartiermuts.
De eigenaar kan zicliter terugbekoming
aanmelden ter gemeente'secretarie aldaar.
GEVONDEN:
een kalf,
waarschijnlijk komende van de veemarkt te
Alkmaar van den isten November j.l. Inlich
tingen zijn te komen ter Gemeente secretarie van
Üchagen.
Burgemeester en IFethouders der Gemeen 'e
Sc kagen
Gelet hebbende 0/1 art. 264 der fVet van 29
Juni) l8Ti! IStaatsblad No, 85);
Brengen ter openbare kennisdat het dooi
hen voorlooptg vastgestelde suppletoir kohier
van den Hoofdelijken Omslag en dat voor de
belasting op de honden voor het loopende
ilienstjaar. gedurer.de veertien dagenen wel
van Dingsdag den 9 tot en met Maandag
den iicn November a. s., ter Secretarie dezer
gemeentevoor een ieder ter lezing zal neder
liggen.
En zal deze worden a fgekondigii en aange
plaktwaar zulks te doen gebruikelijk is
Schagen den 8en November 1880.
Burgemeester en IVcthouders voornd.
G. LANGENBERG.
De Secretaris,
DENIJS.
Los rukt zich weder wat zicli aan ons hechtte,
NV'ij laten los wat eens ons dierbaar was,
Er is geluk, maar ach! voor ous verborgen
Door ons gevonden is 't niet meer geluk
Zou evenwel voor onze prozaische wereld deze
dichtertaal niet te hoog zijn? Is het niet meer
het werk der menschen dan dut van liet noodlot,
hetwelk ons zeldzaam gelukkig doet zijn Indien
wij letten op hetgeen vaak als genot wordt
gezocht zal ons verstand eerder onze dwaasheid
beschuldigen dan onze Goden. Hoe velen stellen
er niet hun zaligheid in orn lekker te eten en
te drinken; voor hoevelen bederft een aange
brande schotel een gelukkigen1 dag en bet
behoeft geen betoog dat waar dergelijke kieinig
lieden bet geluk bederven, dat geluk ons slechts
zelden bewaard kan blijven. Doch verreweg de
mcesten van ons zijn natuurlijk boven dergelijke
dwaasheden'verbeven en wanneer wij ons be
klagen dat wij trots ons recht op geluk dit
zoo zelden mogen smaken [komen wij met
ernstiger grieven voor den dag.
Zoo zou liet ons niet verwonderen, zoo wij
allereerst de klacht hooiden uiten, dat liet
leven uit een lange reeks van vervelende kleine
plichten bestaat, die het tot een last maken;
en tengevolge waarvan geluk eerst dan mogelijk
zou zijn, als de orde der dingen geheel ver-
Arcadië.
„Ook ik ben in Arcadië geboren! Ook mij
beloofde de natuur aan mijne wieg alles goeds
en tranen slechts, bracht mij de korte lente!»
Zoo zingt Schiller in een zijner schoonste en
meest bekende gedichten In prachtigeschilder
achtige taal stelt hij bet bedrogen menschenkind
voor, boe bij zijn wissel op geluk waarvan hij
de rechtmatige houder wasonbetaaid teruggeeft
aan bet noodlot, onder toevoeging van het biltere
woord: niets weet ik af van zaligheid! Zou
werkelijk de uitspraak van de schrikgodin
waarheid bevatteu waar zij op die bittere klacht
antwoordtKortzichtige, alles verlangende dwaas!
Ik heb tweederlei geluk op aarde verkrijgbaar
gesteld want tweederlei is der menschen aard
liet eene is bet genot dat dadelijk voldoet,
bet andere is de hoop, die immer doet leven.
Gij hebt gehoopt, die lioop is uw genot geweest!
Onwedersprekelijk is bet dat de menscli een
onuitroeibaar verlangen beeft naar eene harmo
nische voldoening van zijne behoeften; dat hij
al zijne krachten aanwendt om het geluk nader
bij te komen en dat toch voor de ineesten geen
geluk schijnt weggelegd, uit de geschiedenis van
het menscbelijk hart, greep Götlie de schoone
regels
Hoe zeldzaam ziet men iemand dat bereiken
Wat als bestemming hem scheen toegedacht.
Hoe zelden blijft zich trouw aan ons ver
banden
Wat eeus de band gelukkig grijpen mocht.
nderde.
Ongetwijfeld kan bij die in dit kleine levens-
bedrijf zicli laat opgaan, niet spreken van geluk_
liet genot is onafscheidelijk van inspanning en
alleen datgene wat inet moeite wordt verkregen
kan een voorwerp van ons ernstig verlangen
zijn en aan het leven waarde bijzetten.
Tamelijk algemeen is bet verwijt aan bet leven
gericht, dat bet de moeite niet loontmaar boe
weinig wordt somwijl ook van liet leven gevergd
1 hoe misvormen de meesten bet tot een
zulk een dichterlijken vorm door Schiller en
Götlie is voorgesteld.
Nog wordt eene zaak uit het oog verloren,
waardoor wij dikwijls als geblinddoekt rondtasten
naar het geluk, dat toch, onze innerlijke be
wustheid getuigt het, ons deel mag en inoet
zijn- Om liet geluk te kunnen smaken moeten
wij dit in een ander kunnen waarnemen met
de gelukkige overtuiging, dat ons streven in
dat geluk is beloond. Hoe meer wij het doel
waarnaar wij als geluk streven van ons verwijderd
stellen hoe reiner het genot zal worden hetwelk
wij onszelven hebben bereid. Zoolang wij slechts
de vervulling van onze eigen wenschen ons ten
doel stellen; zoo lang wij van het leven niets
willen trekkeu dan vruchten voor eigengehemelte
zal wat wij begeerd hebben ophouden een genot
te zijn, zoodra het is verkregen. Hel hoogste
genot, waarvoor wij vatbaar zijn en dat aan
onzen edelsten aanleg beantwoordt is het gelukkig
inaken van anderen en dit op zoodanige wijze
dat hij die geniet ons niet kent als de oorzaak van
zijn geluk. Oogenschijnlijk mag dus de zin tot
genot een bestanddeel zijn onzer lagere natuur,
h'j is inderdaad verwant aan eene hoogere
onstoffelijke wereld. Slechts waar vergeten wordt
dat wat moeite noch inspanning kost geen
voedsel kan zijn voor de ziel, die naar genot
haakt; slechts waar enkel persoonlijk belang
beoogd wordt in bet streven naar genot, daar
is do genotzucht van lageren aard; ook in het
genot van geene of van eene wufte betcckenis
gaat liet leven voorhij dof en vreugdeloos,
stervend niet liet treurig woord op de lippen
ik weet niets van gelukzaligheid!
luilekkerland, dat zijn bekoorlijkheid ontleent
aan de gulle voorkomendheid, waarmede aan
onze meestal zinnelijke lusten tegemoet gekomen
Gemengde berichten.
Voor de arrondissement» regtbank te
Alkmaar werd Maandag behandeld de zaak tegen
T lloogeboom. H. Mosch, J Mosch, en P. Mosch,
beschuldigd van feitelijkheden tegen C. Swager
idt. oor lieui echter die zicli een doelstelt yan Djrkshcun, waardoor een ernstige verwonding
is ontstaan Het openbare Ministerie eischte voor
ietier der 3 eerstgenoemde beschuldigen één jaar
celfstraf en een celstraf van a maanden voor den
laatstgenoemde, allen inet de kosten. De uitspraak
zal over 8 dagen geschieden. De zittting der
regtbank duurde tot 'savond 10 uur.
waarvan de bereiking door verstand en hart een
zegepraal genoemd wordt, voor hein echter is
het leven niet kleurloos en is het rijk aan
gelukkige oogenblikken.
Wanneer ieder die zijn afkeuring te kennen
geeft over de dorheid van het leven aan genot
zich ernstig de vraag voorlegt, wat hij van het
leven verlangt, zal in de meeste gevallen blijken
dat wat begeert werd geen genot was en dus
verkregen onvoldaan liet. Hoe uioeijelijker boe
liooger men den eiscli stelt aan bet leven, hoe
grooier woidt de waarde daarvan, en bij bet
ernstig streven naar een overwinning in de kleine
wereld van ons maatschappelijk en persoonlijk
leven, zul'en de oogenblikken van zegepraal
niet uit blijven. Waar men zijne krachten billijk
schat en een bepaald doel zicb helder voor
oogen stelt, gaat een leven niet vreugdeloos
voorbij. Het is hoofdzakelijk het niet hebben
vau een doel en overal, ook daar waar men zulk
een doel voorgeeit te hebben bet te laag stellen
van dat doelwaardoor een levensmoeheid zich
baan weet te breken iu onze kringen, die in
Ds J. W. van Hoogstraten, predikant te
Wiokel, komt voor op Uet drietal te Edaui-
Iemand zocht naar zijn paard en hij zat
er op.Jets dergelijks is onlangs in eene
gemeente niet ver van Nieuw veen gebeurd. Het
karnen was bij een boer afgeloopen, men
spaude het paard uit en joeg bet in 't land;
zoo men meende althans. Dit was Zaterdags;
des Maandags daarop moest er weer gekarnd
worden en men ging bet karnpaard daarom
uit het land balen, maar waar men keek of
niet, inen zag het nergens. In 't land liep' het
niet, in de sloot zat het niet, op stal stond het
niet, en op zolder ol in den kelder lag het niet.
Het vermoeden rees nu op, dat het paard
gestoleo zou zijn en uien maakte al aanstalten
om de zaak aan te geven, (oen iemand op de
gelukkige gedachte kwam, oui toch eens even
111 den karnmolen te gaan kijken, men kon
nooit weten.En jawel! daar stond het arme
dier nog altijd met het tuig op het opzet aan