ibs-
RYBMY1I-
DI^GSDAG
7 MAART.
Ao. 18S2.
28 ste Jaargan;
No. '504.
EVA-
vn.
-
Bantam en Max Havelaar.
Dit blad verschijnt drie maal per week Maunaarj
Woensdag- en Zaturdagavond. Bij inzending tot
s middags 12 ure worden Advertentien in het
eerstuitkomende nummer geplaatst. Ingezonden
stukken een dag vroeger.
Prijs per jaar f 3Franco per post ƒ3.60,
Afzonderlijke nummers f 0.05.
Adverierdiën van een tot vijf regels f 0.75.
iedere, regel meer f 0.15. Groote letters worden
naar plaatsruimte berekend.
m.
„Zijn dat nu de uitkomsten van de toewij
ding dier talentvolle mannen, die innig besef
fende hunne heerlijke roeping, rusteloos ar
beiden of hebben gearbeid voor de welvaart
en het geluk van de millioenen Indische onder
danen van Insulinde's Keizer? Bantams be
volking verlaagd tot een peil van dierlijke
stompzinnigheid
„En die zelfde gevierde mannen hebben in
hunne hooge, door de dankbare Indische vol
keren met goud betaalde wijsheid slechts een
verachtelijk schouderophalen over voor de
man die hen ter verantwoording heeft uitge
daagd reeds twintig jaren lang. Laat de Ne-
derlandsche natie ze nu dan opjagen uit hun
ne rustige rust die geëerbiedigde Hoofden van
Staat en hen stellen tegenover Multatulie, om
aan hem rekenschap af tc leggen van hun
daden en bedrijven, als hij hen zal vragen:
Wat hebt gij met mijn Lebak gedaan
eed van het kletsrechterlijk standpunt gezien, ten, van Katholiek en Protestant, het uit-
Die zullen aangrijpend werken op de christe- gangspunt van het onderwijs zal zijn. Wij
lijke gemoederen in ons door nijvere voorva- hebben rust noodig na het vermoeiend gras
deren aan de baren ontwoekerd vaderlandal duinen in de onfeilbare uitspraken van Trent-
zal wellicht menige landgenoot u uwe aan- sche concilies, van synodes, pausen en buiten-
spraken op oorspronkelijkheid van dat stand- landers, die ons allen hebben voorgezegd, wat
punt betwisten; daar het toch door machtige wij als vertegenwoordigers eens volks in het
redenaars van een over de geheele wereld laatste vierde gedeelte der XIXde eeuw had-
beroemd vertrek tot grondslag werd gekozen den op te dreunen, bij het verdedigen van
voor hun diep(?)zinnig raaskallen, zooals uit het goddelijk recht der zegenende kerk om
hunne redevoeringen over den eed gebleken is. geen cent te betalen ter verlichting van de
„Maar Bantam en Max Havelaar?! Wat lasten der nederlandsche natie opdcschouders
kunnen wij er aan doen, dat Bantam uitsterft gelegd tot instandhouding van den //modernen"
Wat hebben wij schuld te belijden tegen- j Staat 1).
over den godloochenaar Multatuli? Daar is „Wij moeten den draaimolen der petitiën
immers veel koffie te vernachten en dus zie j steeds in gang houden en de verkrachting be-
je wel, dat die weggeloopen ambtenaar groot toog van wet en rechtin Nederland 2).
ongelijk heeft met zijn hartdoorvlijmend ge- Dat alles verrukt, bekoort en veredelt het een-
jammer over Neerlands Christelijke huishou-1 voudig Nederlandsch gemoed. Die paarlen zijn
ding in de landen aan gene zijde van de Kaap. niet geworpen voor de zwijnen.
Is het niet een zegenende bestiering te noemen „Maar Bantam met zijn ellendig volk, louter
heidenen en Mohammedanen. Bah
„Vordert gij dan van ons, dat wij den zoo
kostbaren nationalen tijd ook zullen vermorsen
van den God van Nederland, die kofieoogsten
i schenkt bij duizenden pikols boven „de stout-
"/Och," schrijver^ vlei er u niet mede, dat ste verwachtingen" juist nu die 78,000 balen
aan Max Havelaar nog recht zal geschieden I riJst in het debet komen van de Nederland- aan allerlei kleinigheden en aan de zoogenaam-
Daar zijn er te veel, die voor hem sidderen; sche^schatkistde belangen van niet-ChristenenRijst met
wat zendelingen zal het overgeschoten zoodje
wel op de been helpen en overigens de koffie
alles weer goed maken.
„Ozeker, de koffie kan thans veel goed
o! de waarheid is soms zoo verschrikkelijk!
Dring niet aan op onthullingen, waarbij wij
„En bovendien, wij hebben wel wat nutti
gere te doen, dan hen ter verantwoording te
rood zullen worden van schaamte over mis- roepen, die bezig zijn of eenmaal bezig waren
dadig verzuim.
„Babbel liever wat over onze verdrukte
Transvaalsche broeders. Dat doet t Hollandsch
hart goed. 't is wel geene „haute nouveauté,"
te hoeden voor welvaart en overvloed Wij
strijden voor grondwetsherziening en algemeen
maar fier klopt ons de boezem steeds bij elke J stemrecht,, die het blanke volk in Holland ge-
herinnerin", dat de Boeren van Zuid-Afrika lukkiger en nnnder dom, brood cn vleesch
spruiten zijn van een zelfden stam als wij. j goedkooper zullen maken. Wij moeten arbei-
Roep ze op, de nog overgebleven scherpschut
tars in Nederland, van welke toch reeds velen
immers heentrokken naar de Kaap, gloei
ende van heldenmoed en vrijheidszucht, om
hunne „broeders" te gaan steunen in het
de gekleurde Nederlandsche onderdanen met
verregaande miskenning van eed cn plicht, j maken. Multatuli veroordeelde Droogstoppel,
1"f w:: „dat ellendig product van vuile geldzucht en
en godslasterlijke femelarij" om in koffie te
stikken en te verdwijnen. Zoo geschiede het!
Dat was het opstel van mijn vriend Wat
heb ik aan die bittere woorden nog toe te
voegen? Ik hoop in het belang van mijn
vaderland, dat het jongere geslacht, dat ge
slacht, hetwelk voor de misdaden der vaderen
onmogelijk aansprakelijk kan gesteld worden,
Multatuli's boek in handen zal nemen. Ik heb
den op gezondheidbevorderende antivaccine
congressen en medewerken aan de oprichting
van antivaccine-dwangbonden, 1), omdat de
Heer toch slaat als hij slaan wil en de inën-
ting dus lak is. Wij hebben te zorgen voor
grondvesten van hunne herboren Republiek. I oprichting van vrije universiteiten, waar zoo'n vertrouwen, dat het zoo ontvankelijk ge-
Öt deinst ge daarvoor terug? Welnu, zeg dan I zuivere wetenschap zal geleeraard worden moed der jeugd zich zal openen voor dien' hulp-
wat over de brandende quaestie in Nederland, j om haar zelfswille, maar op onvrijen grond- j kreet ten gunste van een zachtmoedig, arbeid-
over den „godgevalligen" eed. Reeds werd i slaS voor het stichten van lagere scholen, zaam en braaf volk geslaakt. En gebeurt dat
daarbij allerlei' recht tevoorschijn gehaald; I waar onderlinge broederlijke verdraagzaamheid j —r„1QQ1
staats-, publiek- en burgerlijk recht, natuurlijk van c'e kinderen des lands, van Jood en Chris-1 de ?Wf0(v Kamer, do"dr. VchV:"mn, biz. sis én vr.e e" m
en bovennatuurlijk, met Kerk-benevens Gods- -1 dieJ°Ilze1tcli-ik ?iaar008e?
recht; ook het advocaten- en pleitrecht.
„Lever nu eens beschouwingen over den
Dnnn
GIIIjO It tHl AI»
43) VI.
Op gedempten toon herhaalde hij het, er
lag een innige uitdrukking in zijn woorden en
voor de eerste maal, sedert zij onder zijn
dak vertoefde, tastte hij naar hare hand en
bracht die aan zijn lippen. Hierin lag nog de
teederheid, noch de hartstochtelijke bewonde
ring, die de man gevoelt voor de vrouw die
hij liefheeft; het was de sprakelooze en toch
zoo veel zeggende dank van een hartdat na lang
stilzwijgen zijn eigen stem weer hoorthet was
de diepe vereering voor de grootheid der vrouw,
die zich in woord en daad, in elke gedachte
openbaart.
Er was niets hartstochtelijks in, en toch
beefde Eva van het hoofd tot de voeten toen
haar hand in de zijne lag en de herinnering
aan dit oogenblik bleef haar bijtoen zijnadat
T, sluit voor de werkelijkheid heeft geen reden van bestaan meer"
1). Dezer dagen meldden verscheidene b.aden dat de heer Aldug v jhr mrJ de Savorn£ Lohmaü zijc boekje aan
Keuchenius en een hoogleeraar aan de Vrjje? Universiteit te over Waarbheii en Wetsverkrachting ter instandhouding van de
Amsterdam een antivaccme-dwangbond gaan oprichten. openbare school onmisbaar.
haar vermoeiend dagwerk was afgeloopen, haar
kamertje opzocht.
Zij stond aan het venster en staarde voor
zich uit in den donkeren tuindie door haar
hand in een klein Eden herschapen was. Zij
dacht er aan hoe meenigmaal zij vroeger ook
zoo had uitgekeken, wanneer na een moeite
vollen dagna zoo menigezwijgend verdragen
beleediging, de heilige stilte van den nacht
haar troostend omringdehoe vurig zij verlangd
had naar een tehuis en hoe kort en onvolko
men dit geluk slechts geweest was. Nu was
zij weder alleen met hetzelfde verdriet van
vroeger. Een vurige begeerte kwam tbij haar
opzij zou deze niet in woordenzelfs niet
in een duidelijke gedachte kunnen uitdrukken.
Voor niets ter wereld zou zij hebben willen
scheiden van deze plaats. Zij noemde zich zelve
dwaas. Zij wilde en moest beproeven gelukkig
te zijn en een stemming te overwinnen, die
een gevaarlijke gezellin was op het moeielijke
pad dat zij zich gekozen had.
Nog eenmaal boog zij zich uit het venster
om de zoele nachtlucht in te ademen, en juist
wilde zij het venster sluiten, toen zij een be
kende stem hoorde, die op gedempte toon
de slotregels van haar lied zong:
„Zoo klaag dan niet, ook de nacht
Heeft zijn hemel en zijn sterre."
I Zij hoorde hem bewegingloos aan, en toen
gehoor gevende aan haar gevoel, breidde zij
haar armen uit tegen den prachtigen met ster
ren bezaaiden hemel, en zeide fluisterend:
„Laato laat mij de ster van zijn nacht
worden
Het is een ongegronde klacht, dat het
schijnt alsof de tijd stilstaat in een eentonig,
geregeld leven. De dagen, die op elkander
gelijken, en hunne bezigheden, hunne plich
ten en kleine genoegens, die niet opgewekt