OP SYLT.
D1RGSDAG
15 AUGUSTUS.
Ao 1882 2Gste Jaargang Ao 1572
ttn bijdrage lol de leer van de
waarde des lijds.
Dit Llad verschijnt drie maal per weck - Maandag
Woensdag- en Zaturdaqavond. Bij inzending tot
's middags 12 ure worden Adverlentiên in het
eerstuitkomende nummer geplaatst. Ingezonden
stukken een dag vroeger.
I'rijs per jaar f 3Franco per post ƒ3.60.
Afzonderlijke nummers 0.05.
Adcertentièn van een tot vijf regels f 0.75.
iedere regel meer f 0.15. Groote let'ers worden
naar plaatsruimte berekend.
j.
De algemeen bekende reiziger in Afrika,
Dr Livingstone, moest reeds op zijn tiende
jaar in een katoenspinnerij bij Glasgow zijn,
brood verdienen als opsteker. Voor een deel van
zijn eerste weekloon kocht hij zich een latijnsche
spraakkunst en begon deze taal te leeren,
welke studie hij vervolgens in een avond
school een geheel jaar voortzette. Hij plag
tot twaalf uur des nachts en somtijds ook
langer op te blijven, om zijne lessen van
buiten te leeren, ofschoon hij eiken dag 's
morgens om zes uur op het werk aan de fa
briek moest zijn. Daarenboven las hij alle
wetenschappelijke boeken, die hij krijgen kon.
Zelfs midden tusschen het alarm der machi
nerie zette hij zijn lectuur voort en zoo ver
wierf hij zich reeds in zijn prille jeugd ve
lerlei nuttige kennis. Later woonde hij de
colleges over geneeskunde, Grieksch en god
geleerdheid te Glasgow bij, terwijl hij den
overigen tijd als katoenspinner werkte. Bij al
deze pogingen werd hij door niemand ook
zelfs niet met de geringste stoffelijke onder
steuning geholpen; nadat hij zijne studie in
de geneeskunde had voltooid, schreef hij zijne
lat. dissertatie deed met glans zijn examen en
werd als practiseerend geneesheer opgenomen
in het genootschap van geneesheeren en heel
meesters. Toen bood hij zijn diensten het
Loudensch Zendelingsgenootschap aan, dat
hem naar Afrika zond, waar hij in jaar 1840
aankwam. Wat hij in Afrika deed en hoe
hij er werkte, weet de geheele beschaafde
wereld.
In de maand April 1876 stierf te New-
York Alexander Stewart, die de rijkste
man van zijn tijd was in de Yereenigde Staten
van Noord-Amerika. Zijn vermogen werd op
tachtig millioen dollars geschat, en hij werd
gehouden voor het grootste genie op finantieel
gebied, want hij was begonnen met weinig,
ja met niets. Op zijn een en twintigste jaar
als Iersch landverhuizer te New-York aange-
NOVELLE
(15) VAN
YO\ UASCTfiSiOWSMY-
Zij waren er te zamen heengegaan en
Hélène was diep getroffen door de vrome,
dichterlijke zin, die dezs eenvoudige eilan
ders boven den ingang, de schoone woorden
had doen plaatsen//Rustplaats voor ruste-
loozen
Sedert was zij menigmaal de ruw getim
merde poort ingegaan, en had dikwijls eenige
heidebloemen, of een handvol fraai gekleurd
zeewier neergelegd op deze eenvoudige gra
ven, waaronder menig geliefd wezen rustte,
dat te huis met teeder, angstig verlangen
werd gewacht,
Maar op dit oogenblik had Hélène meer
behoefte aan opwekkende, vervroolijkende ge
sprekken, want zij gevoelde zich, zoowel
lichamelijk als geestelijk lijdende. Tot dusver
komen, begon hij daar eene zaak in ellewaren,
klein en onbeduidend, overeenkomstig zijne
weinige middelen, die hij weldra wist uit te
breiden, door rustelooze vlijt en energie. Ter
wijl het reeds toen onder zijne concurrenten
niet ongebruikelijk was, om door afzetterij
der klanten rijk te willen worden, trachtte
Stewart door nauwgezette eerlijkheid fortuin
te maken en de uitkomst bewees, dat hij den
goeden weg had ingeslagen Hij bouwde zich
een paleis van wit marmer, waarin menige
voorname gast uit Europa heeft gelogeerd.
Toen in 1847 er een hongersnood heerschte
in Ierland, zond de destijds reeds rijke zoon
van het groene Erin aan zijne behoeftige
landgenooten eene geheele scheepslading koren
ten geschenke.
Uit de aangehaalde voorbeelden blijkt, dat
het geen toeval, geen zaak van geluk is, wan
neer menschen van den laagsten stand tot
grootere beteekenis komen, en dat die bevoor
rechten ook niet altijd menschen van uitstekend
talent of bijzondere geestesgaven waren. Veel
meer dan toeval en geluk draagt daartoe de
volharding bij in het zorgvuldig gebruik ma
ken van den tijd. In de kunst, om de gele
genheid te bezigen en de toevallige gebeur
tenissen zich ten nutte te maken, dat wil
zeggen dienstbaar te maken aan zijn doel,
ligt het groote geheim van te slagen. Men
schen, die vast voornemens zijn om zich een
weg te banen, zullen hier altijd de gelegenheid
vinden, en biedt zich deze hun niet gemak
kelijk aan, dan zullen zij de middelen vinden
om zich haar te verschaffen.
Wat door zorgvuldige aanwending van den
tijd, ja zelfs van vrije oogenblikken, die menig
een ongebruikt laat voorbijgaan, kan worden
uitgewerkt is verbazingwekkend. Zoo leerde
de Schotsche wiskunstenaar Tergouson de
sterrekunde, terwijl hij in de hooglanden van
zijn vaderland de schapen hoede; Stone de
wiskunde, terwijl hij als daglooner in een
tuin werkteI) r e w wijsbegeerte, in den
schafttijd, dat hij geene schoenen lapte en
Miller de geologie als daglooner in eene
steengroeve. Watt leerde zich zeiven schei
had zij haar //kluizenaarsleven," zooals zij
haar verblijf op Sylt noemde, recht genoten,
maar werkelijke eenzaamheid leerde zij eerst
nu kennen.
De vrouwen hadden in huis en hof de
handen vol. Edlet zag zij slechts nu en dan,
als hij haar vensters voorbij ging. maar zijn
beleefde groet was haar natuurlijk niet vol
doende. Zij begon naar vroolijk gezelschap te
verlangen, naar afleiding van haar tegenstrij
dige gedachten en gevoelens.
Deze fijne, langzaam en gelijkmatig neder-
vallende motregen, die op de zware stortbuien
was gevolgd, dit eentonige lekken der goten,
waarover de huishoudelijke Meili zich, met het
oog op haar //groote wasch" en den zich lang
zaam vullenden regenbak, verheugde, deze
droevig grijze lucht, de kale weide met de
kleine koeien en morsige schapen, het eenige
uitzicht dat haar vensters boden dit alles
begon haar te ontstemmen, te vervelen, haar
onvoldaan te maken met zichzelve en haar
omgeving. Haars ondanks ontwaakte bij haar
de herinnering aan haar vroegere, veelbewogen
levenswijze, aan de familie, die de wees met
kunde en werktuigkunde, bij de uitoefening
van zijn beroep als instrumentmaker en ge
lijktijdig leerde hij Duitsch van een Zwitser-
schen verwer. Stephenson, de beroemde
Engelsche spoorweg-ingenieur, leerde reken
kunde en meetkunde, terwijl hij als machinist
in eene kolenmijn de nachtdienst had en wan
neer hij eenige oogenblikken kon snappen van
den tijd voor den maaltijd bestemd, maakte
hij zijne berekening met krijt op de zijwanden
der kolenwagens. De wiskunstenaar Dalton
begon reeds met het nuttig besteden van den
tijd als knaap; reeds op twaalfjarigen leeftijd
gaf hij onderwijs in de school, 's Winters
hield hij school en des zomers werkte hij op
de pachthoeve van zijn vader. Zijne lievelings
bezigheid, metereologische waarnemingen, zette
hij bijna tot zijnen dood voort en hij had
gedurende zijn rusteloos leven meer dau
200,000 waarnemingen gedaan en opgeteekend.
Dr. Nason Good, een geneesheer te Londen
vertaalde den Romeinschen dichter en wijsgeer
Lucretius in het rijtuig, terwijl hij van den
eenen patiënt naar den anderen reed. Op
dezelfde wijze schreef Dr. Dar win bijna al
zijne werkenHalo schreef zijne //beschou
wingen" terwijl hij als rechter zijne rondreis
deed; Dr. Burney, die muziekles gaf, leerde
Fransch en Italiaansch te paard, op zijn rid
van den eenen leerling na ir den anderen en
Kirke White leerde Grieksch op de reizen
voor zaken, die hij voor zijn heer, een advo-
kaat moest doen. De groote Fransche kanse-
lier Dagnesseau maakte een vlijtig gebruik
van zijne vrije oogenblikken en schreef een
goed boek van vrij grooten omvang onder
liet middageten in den tijd tusschen het op
dragen der gerechten; madame de Genlis
vervaardigde evenzoo eenige harer interessante j
boeken, terwijl zij wachten moest op de prinses,
welke zij dagelijks les kwam geven. Elihu
Burrit, de eertijds veel genoemde Ameri-
kaansche apostel des vredes, schreef zijne
geestesontwikkeling niet toe aan het genie,
waarop hij geene aanspraak maakte, maar aan
het zorgvuldig waarnemen van die tijddeeltjes,
welke men gewoonlijk oogenblikken noemt.
liefde had opgenomen en haar een te huis
had geschonken, aan haar oude gewoonten,
die haar toch dierbaarder en onontbeerlijker 1
waren, dan zij zich wel had willen bekennen.
Met de herinnering kwam ook het verlangen
naar dit alles in haar op, niet plotseling en
vurig, maar telkens wederkeerend, hoe dikwijls
zij ook trachtte zichzelve te overtuigen, dat
zij al die nietige vermaken moede was en ge- j
heel met haar verleden wenschte te breken, j
De gewoonte is een geweldige macht, onder
welks juk de zwakke mensch bijna altijd het
hoofd buigt. Zij wilde niet erkennen, dat zij
op den duur niet leven kon, zonder de oude
ketenenzij wilde het zichzelve niet bekennen,j,
dat zij slechts een voorwendsel, een aanlei
ding zocht, om ze weder op te nemen, om
terug te keeren in haar gewone omgeving.
Daarom maakte zij zichzelve wijs, dat zij be
rouw gevoelde over haar ondankbaarheid, haar
plotseling vertrek, haar lang, onbeleefd stil
zwijgen tegenover haar bloedverwanten,
Wordt vervolgd.