NIEUWS ADYIRTBSTII- UIMQÜWBU1, ZONDAG 20 NOVEMBER. BLOEMEN, THÏA Afi 1382 26stc Jaargang No 1616. NCIIAGE COIIRAIT. Dit blad verschijnt drie maal per week. Maandag Woensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's middags 12 nre worden Advertentiën in het eerstuitkomer.de nummer geplaatst. Ingezonden stukken een dag vroeger. Prijs per jaar f 3Franco per post 3.60. Afzonderlijke nummers f 0.05. Advertentiën van een tot vijf regels f 0.75. iedere regel meer f 0.15. Groote let'ers worden naar plaatsruimte berekend. 't Is een eigenaardig gevoel, dat zich meester maakt van den denkenden mensch, wanneer de boomen hunne bladeren moeten afstaanaangevallen en vermoord door regen koude en windwanneer de tuinen onttakeld en kaal worden en bijna iedere bloem wordt weggenomen. Wat akelig huilen van den winddie stort buien of sneeuwstormendie sombere grauwe lucht, dat vroege avonduur, dat alles heeft op menigeen eenen overweldigenden invloed. De jeugddie bij den dag leeft en alles van alles hoopt, verheugt zich bij de nadering van den tijd, waarin het schaatsenrijden en de sneeuwballen aan de orde komen en te leurstelling is op hun gelaat te lezen, wan neer de vorst op zich Iaat wachten. Dat weggaan, dat gemis van bloemen is voor menigeen een treurige gedachte, 't Is opmerkelijk, hoe menschen aan bloemen ge hecht en hoe bloemen met het menschenleven verwant zijn. 't Is misschien wel wat sterk, maar ik voor mijgevoel geen groote sym pathie voor menschen, die niet van bloemen liopden. Ik zou bijna zeggendat de kweeking en de verzorging van bloemen heilzaam en verzachtend werkt op den ruwen aard van den een en het ongeduldig karakter van den ander. Daarom heb ik het altijd een heerlijk idee gevonden, dat men de Floralia in 't leven geroepen en die verzorging van bloemen binnen ieders bereik heeft gebracht. De gun stige resultaten blijven niet uit en menige dankbare blik en menig opgeruimd, van een Bekeren trots, schitterend gelaat, werd ver oorzaakt door die bloemdie de bewijzen leverde van trouwe zorg en oppassing. Daar wordt een gevoel van liefdevan net heid van ordevan nauwkeurigheid gek weekt :n die gemoederenwaarin vroeger onver schilligheid en achteloosheid woonden. Men het, dat door zindelijkheid en goede oppas sing de ontvangen plant welig opschiet en ils er dan een beginsel van bloem zich ver- oont, dan wordt de zorg verdubbeld en is Ie bloem eenmaal te voorschijn gekomen, en ie overwinning behaald, dan prijkt het een- oudige raam van het kamertje met eene Roman (35) van KARL HEIGEL. Thea was een ijverige leerlinge. Zelfs had zij geduld ai had zy over 't algemeen binnen zeer korten tyd froote vorderingen gemaakt. In de eerste weken was 'ij door de eenzaamheid, die door het uit de nabjjge- 'egen werkplaatsen opstijgende gedruisch nog zooveel voelbaarder werd, tot wanhoop gebrachtdoch lang- imerhand gewende zij zich meer en meer aan de kilte en aan den eenigen troost, die daarvoor is te finden: namelijk geregelde werkzaamheid. Terwijl zij kleine ruimte, waarover zij had te beschikken, door Qctheid en orde huiselijk en gezellig begon te maken, °ntwaakte de lust in haar voor dat lievelijk zorgen en ^rken waardoor de vrouw van haar huis een aan- ^naam verblijf, een werkelijk thuis maakt. Mocht zjj "piet dadelijk zeiven naar potlepel en keukenschort *U)p6n, toch bood zjj Swan's tante, nadat het middag- .fb <iat zjj gezamenlijk gebruikten, was gereed ge- de behulpzame hand en leende zij de oude ix?r in alle zaken, die den pot en het huishouden foffen een leergraag oor. Doch meer dan eens werd bloemdie zoo koket tusscheu het gordijntje uitkomt. Maar daar komt de winter en de koude en de bloemen nemen afscheid. Niet ieder is in (ie gelegenheidom gedurig zijne kamer te voorzien uit de goed onderhouden broei kassen en 't is al welwanneer men de planten in 't leven houdt. Zoo is dan de tijd aangebrokendien menj zonder bloemen moet doorbrengenen hoe zal men dat groote gemis vergoeden Er bestaat een zeer goed middelmaar om j dit te kunnen aanwendenmoet men de kunst, I de groote kunst verstaanom bloemen te kennen, te ontdekken, te plukken. Op ons levenspad is zoo oneindig veel op te merkentemeer daar het pad van den een 1 zoo oneindig veel verschilt van dat van den ander. Er zijn evenwel menschen, die altijd klagenvoor hen bloeit geen enkel bloempje, om de eenvoudige redendat ze het niet kunnen of willen zien. Anderen daarentegen die in onze oogen toch waarlijk zoo gelukkig niet zijnvinden inderdaad hier en daar eene bloem en weten zelfs een ruiker te verzamelen. De groote kunst bestaat daarin, dat men het goede en aangename op zijnen levensweg leert opmerken en waardeeren. Ons leven is dikwijls zoo rijk aan gaven, die even als de eenvoudige veldbloem onopgemerkt in 'tveld groeien en bloeien en de moeite van ze te plukken, niet waardig worden gekeurd. Daar wordt zoo menige bloem achteloos vertrapt en vertredenomdat men voortloopt en voort holt en zeer dikwijls een voorbijganger ons daarop zelfs nog opmerkzaam moet maken. Daar is verder eene opmerkelijke overeen komst. De rijke en voorname, die tal van bloemen en bloemkasten heeft, ziet met on verschilligheid naar eene alledaagsche bloem als hij er nog naar kijkt, maar de arme is gelukkig met het geringste en verheugt zich kinderachtig in dat door anderen versmade bloemjjje. Zoo gaat het ook op onzen levens weg. Daar zijn tal van kleinigheden, die een menschenhart kunnen vervroolijken, licht en zonneschijn in eene woning kunnen brengen, mits men niet verwend zij. De heerlijke lach van een kind, een goed verwarmde kamer in 't barre jaargetijde, eene redelijke vervulling van betamelijke wenschen voor voeding en kleeding, goed gedrag en vordering van kinderen, 't bewustzijn, zijn plicht, zijne dagelijksche roeping naar behoo- ren te vervullen en waar te nemen, de ach ting van weldenkende menschen: Ziedaar, zoovele bloemen, die ons levenspad sieren en veraangenameneenen heerlijken geur verspreiden en eene zorgvuldige kweeking en oppassing ten volle waard zijn. Wanneer we ons dan in zulke bloemen verheugen en die weten te plukkenlaat ons dan toch niet egoïstisch zijn en aan ouzo medereizigers denken. Floraiia schenkt bloe men aan hendie ze niet hebbenze niet kennen. Dat moeten ook wij doen en vooral in 't jaargetijde, dat zijne komst, sedert eenige dagen zoo duidelijkzoo luide heeft aange kondigd. 't Wintert reeds! Och, zoo vroeg! Heer lijk zegt de Jeugden die is egoïst. Maar menige bange verzuchtingen stijgen ook op uit de borst van hendie met weinige verdiensten, meerdere uitgaven voor brand en licht, meerdere kleeding, meerdere dek king zien komen. O! gij rijker bedeelden, bedenkt het wel. Gij zijt in de heerlijke, hartverheffende gele genheid, om op 't pad uwer medemenscheu bloemen te strooien maar doet het wijs. Geeft hun, die aan veldbloemen gewoon zijn geene prachtige uitheemsche gewassen maakt ze niet ontevreden, verwent ze niet. Want bet ligt in den aard van den mensch, om zeer dikwijls al hooger en hooger op te willen en wranneer gij door eene kwalijk begrepeno weldadigheid bloemen geeft, die in 't arme lijk vertrek misplaatst zijn, dan zijt gij oor zaak, dat dit armelijk vertrek, waarin du bewoner zich tot nu toe wist te schikken hem langzamerhand te kleinte onaangenaam wordt en hij daarin gebreken ziet, die hem voeger niet binderden. Doet het dus wijsmaardoet het. Laat de vrees, om verkeerde bloemen te ge ven u niet weerhoudenom te geven. Weet gij, wat gij moet doen? Maakt u meer be kend, meer vertrouwd met de behoeften der minder bedeelden. Zoekt hen op, gaat ïu hunne woningenziet goed rond en ik geloof, dat gij bij uwe tehuiskomst, als gij eerlijk de waarheid wilt bekennenzult zeggenik wist niet, dat ik zóóveel meer had. En als gij daarvan doordrongen en geheel op de hoogte zijt van 't geen uwe natuurge- nooten bloemen noemen, terwijl gij 't mis» liet huisje haar toch te eng; dan greep een onbeteu gelde zucht naar vrijheid, een wiide begeerte naar de vroegere, woeste wijze van leven, naar de dolzinnige zucht naar vermaken en naar dien zwjjmel van zelf vergetelheid haar aan. Dan ijlde z.\j de ruimte in en vroeg niet of het stormde of regende, maar zocht de woeste paden, de eenzaamste plaatsen op om, daarge- komen, eerst in tranen van toorn, daarna in tranen van smart en verdriet uit te barsten. Weldra kende zjj de geheele streek wijd en z\jd en doorkruiste zij het woud in alle richtingen en klauterde zjj over en door de steenklovon en rotsmassa's die zich achter de Ijzergieterij verhieven en, schilderachtig in een bergrug overgaande, mijlen ver het land inliepen. Geen rots was het meisje te steil, geen sprong haar te hoog. De coquette was een Walküre geworden. Waldemar liet haar haar gang gaan, in de hoop dat die gisting haar tot bezinning, tot beterschap zou voeren. En hij bedroog zich ook niet. Want zelfs dat doelloos in het veld ronddwalen had voor Thea een gunstige uitwerking. In plaats van het interessant bleek gelaat bezat zjj thans de eenigszins bronskleu rige blos der gezondheid. Haar blik verloor niets van zijn vuur, maar het oog stond helderder, bijna zouden wij willen zeggen kinderlijker. Door die beweging en die inspanning in de vrije lucht bereikte haar lichaam de hoogste plastj scbe volmaaktheid; thans was het als 't ware uit brons gegoten en toch zoo onvergelykeljjk bevallig en licht in zijne bewegingen, 't Was slechts, een niets kwaads bedoelend overblijfsel van haar vroe gere coquetterie als zjj, terwijl zjj een blik in don spiegel wierp, meende, dat zjj er boersch begon uit te zien. Terwijl zjj voor de natuur begon liefde te gevoelen, bewees zjj, dat zij voor de kostbare haar door doze geschonken gaven dankbaar was. Ton lange laatste was de omgang met do natuur haar zeowel een be hoefte als een genot. Van alle leervakken dor meisjesschool had teekenen alteen in Thea's oogen genade gevonden. Haar moeder had haar indertijd met potlood en papier haar gang iaten gaan. tot Thea voor het tooneel begon te wor den opgeleid. Toen werd dat „beuzelachtige spel" ter zijde geschoven, en Thea vergat hetgeen zij had ge leerd even zoo snel als zij eenige jaren te voren haar pop had vergeten. Doch thans ontwaakte de langen tijd aan banden gelegde lust en vaardigheid om het geen zjj voor oogen kreeg op papier te breDgen met den bij het meisje steeds toenemenden lust voor vor men en kleuren, in de natuur opnieuw, en onder Jöns- zon's vaardige, kundige leiding ontwikkelde die gave zich tot een allérliefst talent. „Dat moest wel aldus gaan," zei Thea met haar lach van voorheen. „Oceana, is dood, lang lovo Aurora in olieverf!"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1882 | | pagina 1