JSMIIIII» SttüWS-ABTOTWITM. MJ^SOUWBUD. Jly 14 DECEMBER. IIT P0&TAJ&Y. DONDERDAG Ac 1352 2öste Jaargang No 102'». Bekendmakingen. NATIONALE MILITIE. OPROEPING TOT DE INSCHRIJVING voor het jaar 1883 van jongelingen die op den l6ten Januari a. s. hun 19de jaar zullen zijn ingetreden, en aldus geboren zijn in 1864. liet gebruik van ingelegd [verzuurd] gras door het melkvee op Badhoeve, SCHAKER COURANT. Dit blad verschijnt drie maal per week. Maandag Woensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure worden Advertentièn in het eerstuitkomende nummer geplaatst. Ingezonden stuiken een dag vroeger. PATENTEN. De Burgemeester van Schagen, maakt bekend, dat van af Woensdag den 33en tot en mot Woensdag den 20en dezer maand, des voormiddags vau 9 tot 12 ure, ter socreiarie kunnen worden afgehaald. De patenten aangevraagd in de maanden Augustus September én October 11. 2e kwartaal, dienst 1882;83. Wordende de patentpligtigcn herinnerd, dat de af- haliiig persoonlijk moet geschieden. Scba;en, 12 December 1882. De Burgemeester voornoemd G. LANGENBERG, Prijs por jaar f 3Franco por post f 3.30. Afzonderlijke nummers f 0.05. Advertentièn van een tot vijf regels f 0.75. iedere, regel meer f 0.15. Groote let'ers worden naar plaatsruimte berekend. BURGEMEESTER #n WETHOUDERS der Ge meente Scbagen gelet h-bbetide op het bepaalde bij Artikel 19 der "Wet op de Nationale Militie vau 19 Augustus 1861 (Staatsblad No. 72), heriunereu bij deze de belanghebbende Ingezetenen aan hunne ver- pligting, tot het dooi) van aangifte voor de dienst bij de Nationale Militie, met verwijzing naar het bepaalde bij de Artikelen 15 en 20, alsmede 16, 17 en 18 der Wet, luidende: Art. 15. Jaarljjks worden voor de Militie inge schreven alle mannelijke ingezetenen, die op don Eersten Januarij van het jaar hun 19de jaar warou ingetreden. Vuor ingezeten wordt gehouden: lo. Hij, wiens vader, ut, is dozo overleden, wiens moeder, of, zijn beide overleden, wiens voogd ingezeten is volgens de Wet van 28 Julij 1850 (Staatsblad No. 44.) 2o. Hij, die geene ouders of voogd hebbende, ge durende de laatste achttien maanden voorafgaande aau den lston Januarij van het jaar der inschrij ving, in Nederland verblijf hield. 3o. Hjj, van wiens ouders de langstlevende inge zeten was, al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het rijk verblijf houdt. Voor ingezeteu wordt niet gehouden de vreemdeling, hehoorende tot eeuen Staat, waar de Nederlander niet aan de verpligte krijgsdienst is onderworpen, of waar ten aanzien der dieustpligtigheid het begin sel van wederkeerigbeid is aangenomen. Art. 20. Hj, die eerst na het intreden van zijn 19de jaar, doch vóór het volbrengen van zijn 20ste ingezeten wordt, is verpligt zich, zoodra dit plaats heelt, ter inschrijving aan te geven bij Burgemeester en Wethouders der Gemeente, waar de inschrijving, volgens Art 26, moet geschieden. Art. 16. De inschrijving geschiedt: lo. Vau eon ongehuwdo in do gemeento, waar do vader, of, is deze overleden, de motdor, of, zijn beiden overleden, de voogd woont; 2o. Van een gehuwde en van een weduwnaar iu de Gemeente waar hij woont: 3o. Van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft, of door dezen is achtergelatenof wiens voogd buiten 's lands gevestigd is in de Gemeente waar hij woont 4o. Van den buiten 's lands wonende zoon van een Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in een vreemd land woont, in de gemeente, waar zijn va der of voogd het laatst in Nederland gewoond heeft. Art. 17. Voor de Militie wordt niet ingeschreven: lo. De in eon vreemd Rijk achtergebleven zoon vau een ingezeten, dio geen Nederlander is- 2o. De in een vreemd Rijk verblijf houdende ouder- looze zoon vau eon vreemdeling, al is zijn voogd ingezelen. Art. 18. Elk die volgens Art. 15 behoort te wor den ingeschreven, is verplicht zich daartoo bij Bur gemeester on Wethouders aan te geven tusschen den lsten en 31 sten Januarij. Bij ongesteldheid, ahvezigbeid of ontstentenis is zijn vader, of, is dezo overleden, zijne moeder, of, zijn beide overleden, zijn voogd tot het doen van dio aangifto_ verpligt. Art. 22 Hij wiens aangifte ter inschrijving is ver zuimd, wordt door Burgemeester en Wethouders, zoo zij het ontdekken, ambtshalve ingeschroven. Zij geven daarvan terstond aan hem of zijn vader of voo d kennis. Art. 183. Met boete van f25,tot f 100,wordt gestraft de overtreding van Art. 18. Burgemeester en Wethouders voornoemd, brengen tevens ter kennisse van de belanghebbenden dat tot do inschrijving gelegenheid zal beslaan van den 8sten tot den 31sten Januarij aanstaande, ter Secretarie dezer Gemeente, dagelijks uitgezonderd des Zondags, van van des voormiddags 9 tot des namiddags 4 ure. Schagen, den 12eu December 1882. Burgemeester en Wethouders voorn., G LANGENBERO. De Secretaris DENIJS. HUMORISTISCH VERHAAL. VAN PHILIPP. LENZ. i. De heer Böhmer had juist het middageten gebruikt en legde zich nu in een zijkamer op de sopha ter ruste. In de woonkamer zat zijne jonge vrouw bij het venster en was bezig op een kinderkleedje eenigo ver sierselen aan te brengenonder haar arbeid dacht zij na over hare keukenmeid Henriette in den laat- sten tyd was haar man veel te vriendelijk tegen de keukenmeid. Eindelijk ontwaakte mijnheer Böhmer, geeuwde nog eens geducht, rekte de armen eens uit en riep tot zijne vrouw: „Georgina, wilt gij wel zoo good zijn en my mijn blauwen rok brengen?" „Terstond, Rudolf," antwoordde deze, stond op van haar plaats, bracht haar man het verlangde kleeding- stuk en hielp hem het aantrekken". Waarom draagt gy hedenmiddag den blauwe?" vroeg zij. Hij zou waarschijnlijk bezoek ontvangen van een handelsvriend, antwoordde haar echtgenoot na eenig aarzelen; hij kon dien heer toch niet in den bruinen rok ontvangen, omdat daarvan de mouwen zoo afge sleten waren. „Gij moet den bruine dan maar afdankenmeende «f lon?re vr.ouw- jJk vind, dat gij er leelijk mede Maar in den blauwe kunt gij u vertoonen, die elegant, en zoo hoort het ook voor den chef „van riömher en Cie. Wacht nog een oogenblikzij haalde een roos uit de vaas, die in de voorkamer op tafel stond, en stak haar man een bloem in het knoopsgat. „Zoo bevalt gij mij nu," zeido zij. Mijnheer Böhmer lachte. „Hoor eens, Rudolf," zeide zijne vrouw na eene kleine pauze, terwijl zij een zeer ernstig gezicht zette, „hoor eens, Rudolf, ik liob het bij mij zelve overlegd; zoo kan het niet langer met Henriette gaan; zy wordt bij den dag driester, en van tijd tot tijd mis ik nog al eens iets. De zijden doek met kanten rand, dien gij mij nog van de Leipziger kermis hebt medege bracht, is spoorloos verdwenen. Ik zal haar, zoodra zij haar loon moet vangen, tegelijk vertellen, dat zij een anderen dienst kan gaan zoeken." „O," meende mijnheer Böhmer, „zij is toch een goed meisje, en wij hebben haar reeds vijf jaren, zoo lang, als wij bovendien gehuwd zijn. Kind, voor gij haar wegzendt, zou ik mij eerst nog maar eens be- denkeu. Alle verandering is geen verbetering dat is im mers ook altijd nog uwe groudsteling geweest. Zoo, en nu adieu, Georgina, geef mij een kus." De jonge vrouw hield haar man haar wang toe, die h\j even met de lippen aanraakte, vóór hij evenwel de deur uit was, vroeg zij hem nog: „Wanneer komt gij weder van uwe zaken terug, Rudolf? Gij weet, het is jaarmarkt, en ik zou gaarne dat leven „daarbuiten voor de poorten nog eens willen zien." Mijnheer Böhmer zette een bedenkelijk gelaat, want hij had reeds een afspraak gemaakt met den leder handelaar Wollrabe, om met hem de jaarmarkt te gaan bezoeken en daarom had hij ook den blauwen rok aangetrokken. Hij gevoelde zich niet bizonder ge negen de afspraak te verbreken, omdat hij aannam, dat hij in Wollrabe's gezelschap zich meer zou ver maken, dat in dat zijner vrouw. Sedert fjemimen tijd is er in landbomvlrn- diu;e tijdschriften uit Amerika, Engeland e i ook in, Nederland op aangedrongen dat vee houders proeven zouden nemen met het in leggen (verzuren) van gras en ander groen voeder. Er werd op gewezen, dat het vee dit voedsel niet alleen met smaak verbruikte, dat het er gezond hij bleef en vet werd, ja, er werd zelfs beweerd, dat de hoeveelheid melk niet alleen vermeerderde, maar ook do hoe danigheid verbeterde, ja dat de wintermeik door dit voeder de gele kleur der grasmelk behield. Daar het natte najaar van 1882 het moeie- lijk maakt om eene vrij groote partij nagras, dat ik te veld had als droog nahooi (etgroen) te winnen besloot ik dit als zuur gras in to leggen; ik ging bij een bevriend landbouwer nog eens zien en goeden raad vragen, en leg de mijn gras in bij twee partijen de eene groot 35 zware voeren onder dakde andere do oogst van 7 hectaren in een kuil. Het noodige zout werd er tusschen gestrooid, het voedsel goed aangestampt met behulp van een oud mak paard, alles zorgvuldig toegedekt met volkomen zuiver duinzaad. Toen na den sneeuwstorm die onlangs het vee uit de weiden verjoeg de stal werd be trokken, werd de voorraad aangesproken en gereikt aan het jongevee, de droge koeien en de stieren. Het bleek spoedig dat de bewerking goed geslaagd was, het vee at het zure gras met graagtebleef goede spijsverteeriug houden en toonde zich gezond. Nu werd besloten het nieuwe voedsel uit te reiken aan vier melk koeien die nog slechts zeer weinig melk ga ven zijnde op het punt van droog gezet to „Ja, m(ju schat," antwoordde h(j na eenig nadenken, „hm, dat is een slimme geschiodonis. Ik heb juisthe den bizonder veel drukte op het kantoor; een han delsvriend hoeft zich aangemeld, zooals gij weet; ik geloof niet, dat ik voor negen uur weder by u terug- zal zjjnWanneer g(j dan evenwel nog lust mocht hebben naar do jaarmarkt to gaan, dan zal ik er u gaarne heenbrengen." Een schaduw van verdriet overtoog hot gelaat van de jonge vrouw. „Er komt toch ook altijd iets tusschenbeiden, wan- neor ik u eens verzoek, mot my uittetaan, zeide zy, half pruilende, half verdrietig. „Do reis naar myno zuster moest worden uitgesteld, van het uitstapje naar het Thüringerwoud is niets gekomen, en laatst kon ik ook niet met do Treuhausens naar den Pinkster- berg ryden, altyd omdat gij geen tijd liadt... Maar neen, neen, mijn mannetje," zeide zy toen weder op opge- ruimden toon, „uw zaak is do hoofdzaak en gaat voor pleizier. Wanneer gy den geheelen dag op het kantour zyt werkzaam geweest en voor uw huisgezin l.ebt gearbeid en des avonds moede naar huis komt, dan mag ik u niet weder opjagen en verlangen, dat gij met my heen zoudt gaan." Mijnheer Böhmer zag zijn lievo vrouw geroerd aan en had zich byna de verklaring laten ontvallen, dat hy dien handelsvrieud den volgenden dag ook wel zou I kunnen spreken; maar deze grootmoedige neiging ver- 1 dween weder even snel als zy gekomen was. „Ik zal aanstonds de kinderen maar kleeden," voeg» de de jonge vrouw er nog by, en met hen en de kin dermeid naar de tenten wandelen. Het zou met u in ieder geval veel mooier voor my zyn geweest, en zo- ker zouden wy dan tenslotte ook nog wel naar het Tivoli zyn gegaan; de Wohlgemuths, de Berghofs en de Kranzbackers zullen er van avond ook zyn." Had mynheer Böhmer in den beginne een beden kelijk gezicht gezet, toen zijne vrouw in het aigemeen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1882 | | pagina 1