T
r i
A l> V E R T E T !v
I E l W S-
L V I» B O l W B L A l>,
27.fc!o Jaars.i«ifr.
Alge ai e e
I
J. \VI\KLL,
Laas, Wijk D, No. 5.
Bekend ma king"ii.
een Lam
r F.VONDEN:
een Londen Sloofje.
Jan R«h>s en Cornelis Rotjran0.
ATN~i>i: GiiEN/J:N
Ao 1NS>.
t»(km.
SfHAGE
Dit blad verschijnt tweemaal per weck U neu*~
daq en Zaterdaqarond. Bij inzending lot a
niiddags 12 ure, worden Adrertevtinin het
eewMiitkomcncl nummer geplaatst.
Inqezoudcn stukken één dag vroeger.
UITGEVER:
T k r 11 n k N"
Brij- per jaar ƒ3,FratiCo per post f 3 60.
Afzonderlijke nummers f 0.05.
Adrerienfiën van één tot vijf regels 0 75.
iedere regel meer f 0.15. Groote letters wor
den naar plaatsruimte berekend.
"7»m rnf.
Achtergebleven.
te Schagen op Donderdag den 7en Juni j.1-
Inlichtingen hieromtrent zijn te bekomen ter
Secretarie der gemeente.
op Maandag den 18en Juni j.1. Paardenmarkt,
Inlichtingen te bekomen ter Secretarie der gemeente
Schagen.
hierbovengenoemde art: 174 en 175 van liet
n
politiereglement.
Schagen, 29 Juni 1883.
Burgemeester cn Wethouders voornoemd,
G. L ANGEN BEUG,
de Secretaris,
DENIJS,
dan de eigenaar van die
ooo-
VET1LOREN
op de kermis te Schagen;
(vn zwarte portemonnaic
met stalen beugel, tnhonder.de eenig geld.
Zij, dio hieromtrent eeuigo inlichtingen kunnen ge
ven, worden veracht zich te vervoegen ter gemeon-
te-secretarie aldaar.
VERTiORfA:
GEDURENDE DE KERMIS,
een Gouden Slootje en een W i 11 e
V rouwenzak, waarin een Knipje met
Zilveren beugel, een paar M a n-
chetten, een Zakdoek en een Eau
de Cologne fleschje.
Zij, die hieromtrent inlichtingen kunnen
geven worden verzocht zich te vervoegen ter
Secretarie dei gemeente Schagen.
FT ooi^s t ok er sj.
Burgemeester en •Wethouders van Sehngen
Gezien art. 174 en 175 van het politiere
glement dezer gemeente;
Gelet op art. 179, letter O, der wet van
29 Juni 1851, (Staatsblad No. 85.)
Brengen bij deze ter kermis van de inge
zetenen, dat door hen, voor het jaar 1883,
tot HOOISTEKERS voor de geheele gemeente
zijn aangesteld:
Wordende de belanghebbenden tevens herin
nerd aan de bepalingen, voorkomende in dc
Jtoman van JO HANNES VAN DEWALL.
"XLI.
Vijf- es Dertigste Hoofdstuk.
Toen Aneczka den volgenden inorgeu den ziefcn zyn
ontbijt bracht, was zij verbaasd hemt n oen opgewekte
«temming te vinden.
Hjj begon met haar te praten.
.Ik ben u werkelijk z.eer dankbaar, me.jufvroow
Aue-zka," begon hij, terwijl hij haar hand nam en haar
in do oogen staarde. .Het is mij een groote gerust
stelling, dat Looz. hy mij was. Ik gevoel rrrir voet
krachtiger en vroolijker hedenIk heb overheer
lijk geslapenen ook gedroomd. Ik bid n, zet u
by my neder. Hoe zal ik u ooit genoog danken?"
Hier deed een lange, ernstige blik uit Aneczka's
«clioone oogen hem een weinig verwonderd op houden.
Een weinig aarzelende nam zy op den stoel naast
zijn 'oed plaats.
.De keizer kent mijne familie en mij /elven per
soonlijk," ging hy voort, „hij was altijd buitengewoon
genadig voor ons. Ik heb het plan, wanneer bet daar
toe tyd is,een Imraediatenverzoek aan hem to schrijven,
hem te /.eggen, hoe en waardoor ik schuldig werd,eii
hom bidden, genade voor recht Ie laten gelden,
Eene amnestie volgt immers altijd na oproerige inden."
„Ik hoop oprecht, dat uwe verwachting zal vervuld
worden," antwoorddo Aneczka nadenkend, mot ge
fronste wenkbrauwen.
.0, ik twijfel u»ar niet aan; do Kei/er was immers
ook eenmaal jong ou verliefd! Is ze! bj mjju verzoolt
't Is een opmerkelijk Verschijnsel, dot Cf
zooveel vooruitgang fleefscht. Vooruitgang op
verstandelijk gebied wordt voorzeker dooreen
ieder, die op werkelijke bischaviig aan
spraak maakt, met groote ingenomenheid be
groet. M ie zou 't niet luide toejuichen, wan
neer de bronnen van kennis en Wetenschap
rijkelijk vloeien, zóó rijkelijk, dat iedereen,
zelfs de door de fortuin minder bevoorrech
te, zich daaraan kan laVen en dc mensch,
niet het oog op zijne verhevene bestemming,
die hoogo waardij meer en meer beseft en
verstaat en daarom zijn geest tracht te ont
wikkelen, te beschaven, te verrijken?
In zoo verre is dio vooruitgang een Zeer
gelukkig teeken des tijds te noemen en als
we dien vergelijken met den stikdonderen
nacht der middeleeuwen, dan verheugen we
ons, dat we in een tijd leven, zóó rijk aan
uitvindingen, aan verbeteringen van allerlei
aard, aan ontdekkingen in de wetenschap, dio
een licht, zoo helder als de zon, verspreiden
over zaken, die ons vroeger totaal onbegrij|»e-
lijk voorkwamen.
Maar ja, evenals bij de meeste zaken is
hierbij ook een maar. Er is namenlijk een
hemelsbreed onderscheid tusschen werkelijker!
en denkbeetdigen vooruitgang. W anneer iemand
na eenige jaren afwezig te zijn geweestterug
keert in ziino vorige woonplaatsdan staat
hij verbaasd niet alleen over de groote uitbrei
ding die de plaats heeft ondergaanmaar
tevens over de wijze, waarop die uitbreiding
is uitgevoerd.
Wanneer er vroeger in eene straat een huis
een nieuwen gevel kreegwas dit het onder
werp der gesprekken van de geburencn niet
Malta's portret doen, dat zal den doorslag geven,'/
antwoordde de zieke byna mot humor.
.Dat mijne Moeder vertoornd op mij is, mijn oom
zijn hand van mij aftrekt, dat had ik vooruitkun
nen weten. Wanneer mijn verzoek oin ontslag niet
aangenomen is, dan ben ik, volgens do letter der
wet, in ieder geval een deserteur, en dat smart mif
en mijne bloedverwanten, en maakt, dat zy my ver-
stooteu. Doch wist mijn moeder, hoe alles gekomen
is, en voor alles, vermoedde zij, dat ik hier doodelyk
gewond lag, dan zou zij minder hard zyn, Dit zijn
bijzondere tijden en verhoudingen, dan kan men do
menschen niet met den gewonen maatstaf meten. Dat
mies zal echter terecht komon, en wannoer myne be
den niet mochten helpen" (hier vloog een hoogrood
over z.yn bleek gelaat), .dan neem ik myn jong wijfje
met my en werp mij aan haar voeten; wat zy my
weigert kan zy zeker Marta niet weigeren,
Aneczka keek naar den grond; medelijden en jaloe
zie streden in haar binnonste.
„Moederliefde is oneindig," antwoordle z(j dof,
„Ik ben zoo gelukkig, dat ik Looz. gesproken heb,"
ging de graaf voort, zonder Aneczka's gemoedstoestand
te bemerken. Verliefde menschen zijn altijd mot blind
heid geslagen.
„Hy was mij in den laatste» tyd eon doorn in het
oog, heeft mfl verwijten gedaan, mij nog wel ge
waarschuwd en kw aad gesproken v Marta,Maar hjj
haat do Polen, en vnwf alles de Poolschen, en hy is
altijd sarcastischalhoewel hy ecu goed hart heeft,
i Hij lueende, het r aste niet, dat een Keizerlijk oflicior
naar eene Poolsche dong.- Ik heb hem alles verge
ven, en wat Marta aangaat, hoe ik na de be
wijzen, die z-ii mij gaf, aan hare oprechtheid en liefde
kunnen twijfelenNimmer/'
Anoczka crar.dorJe van kleur on onderdrukte een
zekeren trots keek
Verfraaiing naar de andere woningen dio
dezelfden Waren gebleven, totdat de buurman
links of rechts het niet langer kon uitstaan
en ook aan 't verfraaien ging. Eu zoo gebeurde
hetdat menige straat jaren lanf* hetzelfde
aanzien behield en men er eigenlijk vertrou
welijk mee werd als met een oude kennis.
Niemand zal kunnen ontkennen dat daarin
eene reusachtige verandering is gekomen. Men
bepaalt ef zich ze Ifs niet toe, oln hier endaar
ecu huis te verandefente moderniseeren
om met zijnen tijd mee te gaan maar op ver
scheidene plaatsen is om de oude stad eene
geheel nieuwe verrezen. De oudegezellige
lluisselijke stad is oirigeVen door eene andere
die een gelleJ ander aanzien heeft, kleine,
onaanzienlijke Woningen worden daar niet
geduld, liet eene is nog fraai.-r dan liet an
dere en werpt men in 't voorbij gaan eenou
blik door de groote spiegelruiten, dan ont
waart men daar binnen eelt ameublement,
geëvenredigd aan 't uitwendig Voorkomen.
Men Verwondert zicli daarbij over twen
Verschijnselen. Vooreerst vraagt men: vanwaar
komen toch al die mensehen, die al die nieuwe
woningen hebben betrokken? Waar mogen
die toch Vroeger hebben gewoond? en dan
komt daarbij nog een geVoel Van verbazing,
dat die toeeste itlehsciien ZooVeel geld heb
ben, om die huizen, welke zoo duur Verhuurd
Worden, te kunnen betrekken en van de daarbij
behoore.ide meubelen te voorzien.
Wanneer men dit alles nagaat, is 't niet
meer dan natuurlijk, dat men tot de zeer
verblijdende slotsom komt, dat de mensehen
geldelijk zeer vooruitgaan cn dat het aantal
gegoeden als met den dag' toeneemt.
Een oud, eenvoudig mannetje, die er even
wel zeer warmpjes in zit, maar nog zoo ge
heel van den ouden stempel is, deelde ik Ceils
mijne opmerkingen mede. Hij haalde eerst
zijne schouders op, zetle daarna een gezicht
als verbaasde en ergerde hij zich oVer eene
te eenvoudige opmerking, deed een fermer!
trek aan zijn pijp, die hij nog maar niet voor
eene sigaar schijnt te wiilen verruilen, en ant
woordde daarop
Zucht,
„Wilde God, ik hul haar eerst eek teruggezien
en met haar gesproken..., Wel is waar, heb ik niet
veel uitgericht, maar de verhoudingen waren togen
ons: hoe kon ik aannemen, dat Langiewicz in Zoo
weinige dagen, over de grenz.en zou zijn geworpen
Doch ik heb genoeg uitgestaanHield ik de uo-
heele zaak niet voor hopoloos, ik z.ou terstond weder
in den strijd gaan, z.oodra ik gezond zou zyn."
„Hopeloos?" vicog Aneczka getroffen.
„Ja zeker!In het leger z.elve heerscht daar
omtrent maar eene moening. Do hoofdmassade
landelyke bevolking houdt zit ver van den stryd en
een groot deel van den adel zich te makken; onder
de rooden zijn vele grootsprekers, maar weinig holden,
en de vrijwilligers ZFn moerondeels avonturiers.....
Het geheel® groote rrkmeer dan twintig duizen 1
man heeft het niet op den been gebracht? Wat moet
daarvan worden?"
„Is dat geheel waar?" riep Aneczka uit.
„Ja war.n-er het u. vrouwen aanging, dan zod
dat in ieder geval anders zyn. Niet de mam en ma/ fi
in Polen de revolutie, maar gy. Daarvan weet. ik r< i
woordje mede to praten. Marta is ook oen groote p-.-'
triottewilde de Hemel maar dat zy li er \va-, opdat
ik haar slechts eenmaal in de oogen kon zien! ikb<
oen verzoék aan haar,. ik gevoel i: ij lit-den krachtig
genoeg,- ik zou paar. e aan haar willen schrijven/'
„Zou u dat niet te veel opwinden?" vermaande
Aneczka.
„Neenniet half zoovéél als deze eeuwige uren
der pynfyke afwachting," antwoordde graaf Hancke
met ievendigheid „Doet gij my het genoegen -
myn schutsengel en geef gü my pen en papier."
„Gij zult het hebben,1' antwoordde Aneczka, terwijl
zy opstond.