A LGE *1 E E
A D V E IIT E T I E-
Ao. 1884.
28ste Jaargang.
JSo 17-i 4.
K
DOADERDAG
T
A I E u w s-
L A ND B O l W 15 L A I».
J. YVIAKEL,
1 S
TE SCHAGEN.
Schagkn. Naar men uit goede bron heeft
vernomen, zal het Nationaal Antwerpcnsch
Tooneelgeselschap, een kunstreis door Ne
derland maken.
EerTvOLKSLÏmER^
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woens
dag en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's
middags 12 lire, worden Advertenliên in het
eerstuitkomend nummer geplaatst.
Ingezonden stukken één dag vroeger.
UITGEVER:
Laan, Wijk D, No. 5.
Prijs per jaar ƒ3.Franco per post f 3.GD
Afzonderlijke nummers f 0.05.
Adverlentiën van één tot vijf regels f 0 75.
iedere regel meer 0.15. Groote letters wor
den naar plaatsruimte berekend.
Gemeente Scha gen.
Bekendmaking,
Burgemeester en Wethouders van Schagen
noodigen bij deze belanghebbenden uit, die
over den jare 1883 van de gemeente iets te
vorderen hebben, hunne rekening vóór of op
den len Februari a. s. ter plaatselijke secre
tarie in te leveren.
Schagen, 5 Januari 1884.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. LANGENBERG.
de Secretaris,
DENIJS.
innenlandsch Nieuws.
En is ook overeengekomen met onzen Too-
neelhouder, om op Vrijdag den 29 Februari
a s in het Noordhollandsch Koffiehuis, eene
voorstelling te geven, die zal bestaan uit een
Drama in één bedrijf, en een blijspel in 4
bedVijven.
Tot nu toe alleen dit vernomen hebbende,
hopen wij nader de zaak beter te kunnen toe
lichten aan het publiek.
Den ondernemerdie wil trachten, onsietsgoeds
te doen zien, vveuschen wij toe hierin te mogen
welslagen.
Kolhorn is in opschudding. Sinds on
heugelijke jaren bestaat er een brug die den
Dijk verbindt met de Oude Streek. De brugge-
luan is echter particulier eigendom.
Wal zag men nu deze week gebeuren. De
Historische Roman van Ferdinand Schifkorn.
(7).
Uit het Duitseh.
VIJFDE HOOFDSTUK.
Sint ut sunt, aut non sunt.
Niemand van het gezelschap had bemerkt, dat aan
den ingang van de tuin een Rumeniër reeds gerui-
men tijd had gestaan met den hoed in de hand en
met deemoedig gebogen rug, wachtende tot men hom
zou aanspreken.
Illona's droomend rondzwevende blik ontmoette
eindelijk de gebogen gestalte, en den opperdienaar van
liet huis herkennende, maakte zy haar vader op den
man opmerkzaam.
„Wat is er?" luidde de korte vraag.
„Wy hebben hem, genadigste heer," meldde de ge
vraagde, terwjjl hij diep buigend nadorby trad.
„Wien, domkop? vroeg Uermenyi barseb.
„Misko, genadigste heer, dien wij levend of dood
moesten opbrengen."
„Nu, een van beiden zult gy toch wel gedaan heb
ben," schertste Petö, om don goeden luim w eder onder
het gezelschap te brengen,
„Ja, genadigste heer, maar wy hebben er nog een
medegebracht," berichtte de knecht.
„Hoe meer, hoe beter," meende Uermenyi nu insge
lijks lachende, „doch waartoe ai dat gepraat en geloop 7"
„Genadigste heer, de tweede is Romar, Unduna's
zoon," antwoordde de knecht, terwijl liy schuw naar
het gelaat zijns meesters keek.
Jelonda's oog schitterde duivelsch op het hooren van
den naam Romar, en de huisheer begreep hieruit; ziet
gy. dat het zoo kwam, gelijk ik voorspelde?"
Lermenyi echter streek zich over het gelaat en
vroeg toen> „Nu en hoe was het met Romar?"
Den bediende, hoe onnooze Ihy ook stond te kyken,
was geen beweging ontgaan, en zeide nu, terwyl hy
gelijk een kat den rug kromde.
„Zooals gii ons hebt bevolen mijnheer, loerden wy
ginds in het woud op den kleinen duivel, den zigeuner
Misko, vonden ook zyne strikken en waren hem juist
op het spoor, toen hy in de nabijheid van Unduna's
hut op eens spoorloos verdween. Nu, dut was meer-
laan-eigenaar, de exploitasie van dien weg moede,
liet door middel van een flink hoog, met ijzeren
punten voorzien, geteerd schut den toegang tot
de brug versperren. Groot ongerief, vooral toen
de eigenaar eener tweede brug, doodbedaard
deze open haalde en gebruik eu voortdurend
verkeer weigerde.
Nu schiet den Kolhorners van dit gedeelte
van het dorp niets anders over dan gebruik
te maken van brug No. 3 die zich aan den
horizont majestueus op V/3 voet dikke palen
in de lucht verheft.
Voor velen is dien toestand zeer onaange
naam. Neringdoenden beweren er schade van te
hebben, de brievenbus te bereiken is een
Oost Indische reis, kortom, een ieder, ziet door
deze middeneeuwsche geschiedenis, duidelijk
den totalen ondergang van Kolhorn te gemoet.
Verre nageslachten over dit bruggetje lezende,
zullende hunne kinderen als dan vertellen:
Er was eens een dorp en het heette Kol
horn enz. Met dat al verandering en
voorziening is zoo niet dringend uoodig, doch
zeer gewenscht.
Den 18 Januari had er des avonds ten
7 ure eene voorloopige vergadering plaats te
Barsingerhorn op het bovenlocaal vau den
Heer VV. Groen.
Het doel was//De in standhouding en den
bloei van het jeugdige zanggezelschap Caecilia."
Een 50 tal zoowel werkende als kunstlievende
leden hebben zich verbonden, een reglement
bekrachtigd en tot Bestuursled, n verkozen
De Heer J. v. Nienes President.
ii ii J. Spaans Jz. Secretaris.
ii n K. Schoorl Penningmeester.
n ii P. Mars Comm. v. Orde.
ii ii W. Kossen Bestuurslid.
ii ii G. A. Evenwel Directeur.
malen gebeurd, en zonder uw bevel zouden wy de
oude heks vergoot ons, genadige heer.
De verteller hield verlegen op, doch toen Uermenyi
een „dom tuig" bromde en Jelonda lachend meende,
dat wanneer men een oud boos wyf een heks noemde,
daarin zoo veel kwaad niet stak ging hy op vaste
toon voort:
„Wy omsingelden dus de hut en maakten, toen wy
e' nige malen te vergeefs toegang gevraagd hadden,
aanstalten om de versperde dour open te breken. Toen
kwam eindelyk Romar naar buiten en vroeg wat wy
wilden, juist zoo alsof hy de genadige heer zelf was. Nu,
wy zeiden het hem, eu toen meende hy, dat wy daarom
nog geen recht hadden, gelijk roevers zijn woning te
omsingelen."
„Zeide hy dat?" vroeg de landheer, terwyl hy met
den gebalden vuist zoo heftig op tafel sloeg, dat het
geld en de glazen rammelden.
„Ja dat zeide hy," bevestigde de opperdienaar, „en
toen namen wy hem met Misko mede, dien wy na
lang zoeken in het rookhok vonden, bruin gelijk een
zy spek."
„En is dit alles?" vroeg Jelonda, terwyl zy den
opperdienaar met baar stekenden blik doorboorde.
De knecht verkreukelde zyn hoed doch zweeg, totdat
een donderend „voor den dag met de waarheid, scha
vuit!" van den landheer spoedig hem de spraak terug gaf.
„Toen wy op Romar de hand legden, genadigste
heer, wierp hij my op den grond, dat my de ribben
kraakten, en Paulu kroeg een vuistslag, tengevolge
waarvan hy nog voor dood Ln de stal ligt; toen Lieten
de anderen hem los, en daarna
Hy had nogmaals de aanmoediging van den land
heer noodig voor hy er mede voor den dag kwam,
dat de woudopzichter zich toen vrijwillig de handen
binden en wegvoeren liet.
Uermenyi lachte luide.
„En nu?" vroeg hij.
iNu wil hij den genadigen heer spreken, omdat
wij hem met Misko op droog gezet hebben," antwoordde
de gevraagde.
„Ah, dan mag ik mö wel haasten," schreewde de
landheer terwijl hem de aderen op het voorhoofd van
toorn opzwollen.
„Erger u niet, Mihaly, gy weet, het schaadt u,"
zeide mejufvrouw Jelonda, terwyl zy den opperdienaar
niet haar zakdoek oen tceken gaf zich te verwijderen.
Door Z. M. den Koning is de heer
O. van Rees, voorzitter der Tweede Kamer, be
noemd tot gonverueurgeneraal van Neder-
landsch Indië.
Aan 's Rijks munt houdt men zich thans
bezig met den aanmaak van halve centen, die
tot een bedrag van f 20.000 zullen worden
vervaardigd.
Reeds nu vertoonen zich in de Betuwe
de eerste kievitten. Het oud volksgeloof ziet
hierin een vast bewijs voor een voortdurende
zachte weersgesteldheid.
Evenals vorige jaren is door Z. M. den
Koning een gouden zweep gegeven als prijs
voor eene nationale harddraverij, door de NH
en R. V uit te schrijven. De Holl IJzeren Spoor-
wegmaats. zal, naar de f/Sport" meldt, dit jaar
f 1000 subsidie voor een prijs geven.
Het heeft Z. K. H. Pr m Alexander,
Prins van Oranje, behaagd de opdracht te
aanvaarden van een werkje, getiteld „Een
vijftal Gedichten", samengesteld door den heer
Steph. J. Bakker Pzn. en uitgegeven bij hh.
N ijgh en vau Ditmar te Rotterdam en waarvan
de opbrengst stiekt tot lening van de ramp ot>
Krakalau. Tevens kunnen wij vermelden dat Z.
E. de Minister van Waterstaat, Handel en Nijver-
hied goedgunstig heeft willen aannemen de op
dracht van het werk Aanteekenboekenz.",
waarvan genoemde Heer mede de auteur is.
Het jaar 1884 schijnt weer een waar kome-
tenjaar te zullen worden. Nauwelijks is do
komeet van 1812 verschenen en verdwenen of
Prof. Oudemans meldt, dat door den heer El-
lerij, op 12 dezer te Melbourne, in het ster
renbeeld de //Kraanvogel" een nieuwe komeet
ontdekt is, die echter niet spoedig in ons wereld
deel zichtbaar zal wezen.
Door bemiddeling derNederlandsche Han
del maatschappij zijn weder f 16,000 overge-
Nadat de dienaar zich had verwijderd heerschte er
een drukkende stilte in het gezelschap.
Aan tafel speelde men werktuigelijk door, Jelonda
was blijkbaar zeer tevreden met het verloop van deze
zaak, de landheer ledigde minstens een half dozijn
glazen achtereen, terwyl Czecz hoofdschuddend dit
voorbeeld volgde. Petö was zeer ernstig geworden,
terwyl opErösi's gelaat zich een eigenaardig toornig
lachje vertoonde. Terwyl de berichtgever zyn ver
haal deed, had Erösi, om maar geen woord er van
te verliezen, den schommel verlaten eu toonde nu zijn
geheel indrukwekkend voorkomen, dat een echt Ma-
gyarisch mannelijk schoon geheel gaf te zien.
„Ei, vriend Uermenyi," zeide hy nu, terwyl hij
de hand vertrouwelijk op den schouder van don land
heer legde, „gy hebt in dozen Romar een zeer kostbaar
individu opgevoed; een Rumeniër, die zijn slaapplaats
voor een onaantastbaar palladium verklaart, die de
dienaars van zyn meester nederslaat, wanneer zy diens
bevelen voltrekken, en na al datgene den meester zei ven
nog begeert te spreken; zulk een Rumeniër is eene
zeldzaamheid, dien gy op iedero markt voor geld kunt
laten zien."
Uermenyi's gelaat werd by deze toespraak zoo mogelijk
rooder, nochthans hij antwoordde niet, maar dronk een
zevende glas wyn, terwijl Czecz goedkeurend er bij
voegde:
„Ja, de geschiedenis is zeer komisch."
Ook Jelonda had den spreker goedkeurend toege-
lacht, doch geloofde toch ook nog een woord van
verontschuldiging tegenover den landheer te moeten
zeggen.
„Mihaly heeft eenmaal een te week hart," zeide zij
schouderophalend, „zoo liet hy laatst die brutale meid
Rosmunda met een vaderlijke vermaning gaan, in plaats
van haar mot de zweep de lust naai- onze pruimen te
verjagen."
„De pruimen moesten gekookt worden voor den
zieken vader en lagen half verrot op den grond," zeide
nu Illona op haar beurt.
„Voorzeker een mooi voorwendsel," meende Jelonda;
de landheer lachte tengevolge van de uitwerking van
den wijn, terwyl hy uitriep: Voor denduivoi, Jelonda,
ging het naar uw zin, dan moest ik alle mooie Ru-
meensche meisjes dood laten slaan."
„Zeer begrijpelijk, „zeide nu. ook Czecz oogknippend,
m^if de guiuntfciiu tégenover Lot aoliovue geslacht is