gevoel laat vervoeren, is even zeer verheugd. In zijne gedachten berekent hij reeds, wat akker en boomgaard zullen kunnen opleveren, wanneer die heerlijke lente door een schoonen zomer wordt gevolgd. De optimist bouwt zijn luchtkasteelen en denkt er niet aan, dat er nog Aprildagen volgen, en die minder goed kunnen zijn, alleen de zwaartillende, die overal bezwaren ziet, schudt het hoofd, en uitdrukkingen alswdat zal ons nog opbreken, wie weet, hoe nachtvorst alles bederft", ontsnappen zijne lippen, terwijl hij zijn wijsheid, zijn scherpen blik, zijne meerde re ondervinding, zooveel mogelijk laat luchten. Zoo waait de entewind ons een gevoel van verlichting, van opgeruimdheid toe en zelfs de dagbladen kunnen niet zwijgen. Onophoude lijk lezen we berichten van vroeg in bloei staande boomen, van ongekende temperatuur, van heerlijke vooruitzichten voor den landman, van een vroegtijdig en druk bezoek aan 't strand te Scheveningenkortom, alles ademt een geest van tevredenheid. Maar er is nog meer, dat in deze dagen onze aandacht wekt. Bijna geen nieuwsblad waarin niet het woord Transvaal voorkomt. Maar is er dan eenige de minste overeenkomst tusschen die. beide zaken? Dadelijke overeen komst misschien niet, maar toch ligt er iets in dat ons treft. Daar komen ze, de eenvoudige mannen, die goed en leven veil hadden voor hun doel, voor hunne vrijheid. Vrijheid! Welk een heerlijk beeld! Vrij van de overheersching, die hunne ontwikkeling aan banden legde, vertoonen ze 't beeld van de natuurOntslagen, verlost van de winterhanden, komen knoppen en bloesems te voorschijn en wekken de bewondering op van den aanschouwer. Ziet die oude boomen! Ze zijn met nieuwe knoppen bedekt. Ziet die mannenZe zijn niet jong meer, en toch bezielt hen jeugdig vuur. Ze zijn niet voor naam, niet trotsch, ze pronken niet met uiterlijk schoon, maar ze zijn eenvoudig en zullen goede heerlijke vruchten opleveren. Jong is de staat, in de lente van zijn bestaan en wie zal het zeggen, of die veelbelovende bloesems zullen rijpen? Daar kunnen voor hem ook dagen van koude en vorst aankomen, die onbarm hartig dooden en alle hoop, alle verwachting den bodem inslaan, en alle menschelijke be rekeningen doen falen. Wanneer men verheugd de nieuwe knoppen en bloesems beschouwt, is men des te eerder geneigd, om alles aan te wenden, ten einde den groei te bevorderen en de verdere aan kweeking in de hand te werken en daaraan zijn menigmalen later de overvloedige vruchten te danken. Wanneer we nu nagaan, met hoeveel vriend schap, voorkomendheid, geestdrift, die mannen ontvangen worden, hoe liet bloemkransen re gent, hoe de eene toast den andere volgt, hoe iedereen zich beijvert, om blijken van symphatie te geven, hoe men hen vereert, zoodat de in zijn hart zoo eenvoudige Kriiger uitroept„ge moet me rfie verafgoden nie", dan vinden we dat zeer schoon, maar dan rijst er onwillekeurig eene vraag bij ons op, namelijk deze: Zal die jonge, schoone plant voortdurend zoo gekoesterd, zoo verzorgd worden, of zal men ze weldra voor eene andere vergeten? Zoo ja. dan ware 't die plant beter geweest, wanneer ze in hare stille afzondering ware gebleven. Van bewondering en aanschouwing kan ze niet groeien, haren wasdom niet bereiken.^ We hopen, dat het zoo niet zal zijn. TV e hopen, dat die geestdrift eene edele, diep lig gende beweegreden moge hebbendat hot niet is om te offeren op het altaar der navolging, dat het niet alleen een wedstrijd is tusschen zoovele plaatsen, wie de heeren zal ontvangen, dat het niet is eene begeerte, om nieuwsgie righeid te voldoen, om die menschen te zien, om te kunnen zeggen met eene soort van trots „bij ons zijn ze ook geweest", dat men daarom alleen die achtingswaardige mannen van de eene plaats naar de andere laat trekken, dit alles hopen we niet Neenwanneer 't waarachtig waar is, wat aan zoo'11 menigen disch met opwinding en ware geestdrift wordt betuigd, dat we ons herinneren, takken van denzelfden stam te zijn, laat ons dan toonen dat er ons veel, zeer veel aan gelegen is, om die jeugdige plant, die loot, die nu in 't frissche lentegroen zoo heerlijk prijkt, door ieder toegejuicht, ja bijna vergood wordt, tot een boom, tot een krach tige1!, breedgetakten boom te doen opgroeien. Maar dan ook krachtig daartoe meegewerkt, niet door fraaie woorden, die na eenige dagen weder vergeten worden, maar door daden, door stoffelijke hulp. Dan zullen de Transvalers werkelijk reden hebben, om zich nauwer aan te sluiten, dan zal daar in dat verre land, niet alleen een krachtige staat ontstaan, maar ook wij, die daartoe medewerkten, zullen eens daarvan de heerlijke vruchten plukken. DEUTICHEM. P. van de Velde. is in n en la n dsch J% ie u ws. Schagen. Naar wij vernemen is onze plaatsgenoote, de jonge jufvrouw JDenijs, oud- leerling van den heer Slangen, thans aan de openbare meisjesschool te Alkmaar, na een vergelijkend examen, dezer dagen te Alkmaar gehouden, voorgedragen voor de tenige beurs die door het Rijk gegeven wordt voor de nor maalschool te Alkmaar. F. L. te Ferwerd, die zijne affaire had verhuurd en van plan was naar Amerika te vertrekken, ging Zaterdagavond goed en wel uit zijne woning, 's Avond laat thuis gekomen, vond men hem den anderen morgen do.od te bed. De koopman A. W. begaf zich Maandag 11. van Abbenbroek naar Rotterdam ten einde daar betalingen te doen. In een zakboekje had hij ruim f 800 aan bankpapier. Alvorens zijn zaken te doen, ging hij eens kijken naar den intocht der Transvalers. Toen hij door het gedrang was, miste hij zijn geld. Of het hem onstolen is, dan wel of' hij het verloren heeft, Weet hij niet. Naar wij vernemen, is door het Hoog heemraadschap van de Uitwaterende sluizen in Kennemerland en Westfriesland, overgeno men van het Hoogheemraadschap van de Honds- bossche en Duinen tot Petten, de schutsluis te Zaandam. Uit Zuilichem wordt als curiositeit ver meld, dat een lid van den gemeenteraad al daar zich heeft verbonden als remplacant bij do nat. militie voor de lichting 1884. Hij zal zijne betrekking als raadslid nederleggen. In de Hemonystraat te Amsterdam is een dienstmeid verdwenen. Er wordt f 100 uitgeloofd aan dengene, die eenige aanwijzing kan doen, welke tot ontdekking leiden kan. Men zegt, dat het meisje ontvoerd is. De kerkeraad te Schermerhorn heeft eene commissie benoemd ter voorbereiding eener feestelijke viering van het 250-jarig bestaan van het kerkgebouw, dat den 12 Juni 1634 vol tooid was. Te Almkerk is een kalf met vier geheel normaal ontwikkelde pooten geboren, terwijl een vijfde poot zich op den linkerschouder bevindt. Te Oud-Beierland staan in enkele tuinen de perzik- en abrikozenboomen reeds sedert eenige dagen in vollen bloei. O o Tijdens een oploop te Delftshaven, bij het in arrest brengen van een beschonken man, geraakte het 4-jarig kind van de wed. G., aldaar, zoek en werd eenige uren later te Rotterdam teruggevonden, waarheen het met een hoop volk was medegeloopen. Een treurig ongeval had Zondag te Hol ten plaats. De landbouwer J. S. is uitgegaan en heeft de bewaking van zijn huis toever trouwd aan zijn 14-jarig dochtertje en zijn 10-jarig zoontje. De kinderen van J. A. komen spelen er. Toen het spel een poosje geduurd heeft, zegt het 14—jarig meisje: nu willen wij ook iets drinken Ze neemt daartoe een fïesch en vult die met karnemelk. Maar, o ongeluk, in die flesch was een drank geweest voor een zieke koe, waarvan het hoofdbestanddeel uit vitriool bestond. Een lepel vol zou er nog wel in wezen en die wordt nu met de karne melk vermengd. Nu wordt er wat in een glaasje geschonken en het 8 jarig zoontje J. A. aan geboden. Deze proeft het, maar spuwt het weer uit, met de opmerking dat het zoo bitter is. Nu krijgt het 4- jarig meisje van J. A. wat, en deze drinkt er een flinke teug uit. Maar zij heeft het nog niet door de keel of ze valt op den grond, kan niet spreken, en is erg benauwd. De ontbodene geneesheer verklaart, dat de borst verbrand is, en vreest het ergste. Het kindt lijdt vreeselijke pijnen, maar men hoopt nog haar te behouden. De schrijver der anoniemebrieven te Breda, die aan de justitie meldde dat de daders van den postdiefstal aldaar in de nabijheid gezocht moesten worden, is ontdekt. Men hoopt nu van hem nadere bijzonderheden te vernemen. De justitie heeft bij deze opsporing veel blijken van scherpzinnigheid gegeven; moge die brief schrijver nu maar niet blijken een grappenma ker geweest te zijn. Te Antwerpen zou, naar men verneemt, een persoon aangehouden zijn, die ten der gesig naleerde bankbiljetten (van den diefstal van het postkantoor te Breda), heeft uitgegeven, zonder de herkomst te kunnen aanduiden. Als eene bijzonderheid kan worden gemeld, dat een der vele druivenkasten van den heer H. v. d. Laar te Wateringen reeds met heerlijke rijpe druiven prijkt.g De Transvaalsche deputatie begaf zich Vrijdag per extra-trein van Amsterdam naar Groningen, en keerde eveneens per extra-trein naar de hoofdstad terug. Op de reis Gronin gen stopte de trein hedenmorgen te 10.94 te Meppel, waar der deputatie aan het station een ovatie werd gebracht. rle Groningen zat een jonge maagd, niet met aardsche schatten bevoorrecht, met de leden harer familie en de getuigen 't eene uur voor en t andere uur na, te wachten op de komst van haar beminde, met wien zij dien dag in het huwelijk dacht te treden. Alles was voor die plechtigheid in orde gebracht; men wilde er allen luister aan bijzetten, meer zelfs dan de beurs kon leiden, en de gasten, die, groot en klein, waren verzocht, aan den ouder uiiju bescherming zien. Wij rijden heden naar de stad en na weinige dagen keeren wij terug, om u en Jelouda af te halen; staat gij toe dat ik de noodige voorbereidselen tot ons huwelijk in orde maak?" Een blos kleurde Illona's gtlaat; doch het was niet do blos der maagdelijke bedeesdheid en met trotsch vlammend oog antwoordde zij„ook in mij stroomt het bloed der Majjyaren en nimmer zal ik aan het altaar treden, om de be cherming van een man te verkrijgen." Toorn fronste ook Erösi's voorhoofd bij deze woor den en alleen niet groote moeite gelukte het don hooghartigen en opvliegenden man, zijn toorn te bedwingen, terwijl bij sprak: „"Vergeef mij, ik koos misïchien niet Let rechto woord voor mijn gevoel, doch ik meen, dat zulk een fijn oor, als bet uwe, uit mijn vraag ook mjne liefde moest verstaan." „Uwe liefde?" kwam het bevend over Illona's lippen. „Gij twijfelt er aan?" klonk het mokkende uitzijn mond. Het meisje keek hem strak aan. „Ik denk aan die arino vrouw," zeide zij ernstig, „die mijne moeder eens de oogeu toedrukte, voor mij een tweede moeder was, en wie uwe liefde voor mij toch niet het leven kon redden." „Hoe, g:j zijt nog altijd om dat ongeluk op mij vertoornd?" riep Erösi verwonderd uit, „zeide ik u niet, dat bet tegen mijn wil geschiedde?" „Ik hield u n et voor een moordenaar," antwoordde llloiia ki el, „maar gij deed ook niets, om den moord te verhinderen." Erösi's zelf beheersching liep ten einde. „Wanneer het dat is, wat tusschen ons slaat, dan hebt gij mij nooit lief gehad,"' riep hij in bittere ontroering uit. Iiloua stend op. „Zie de roos, zij kende geen ander geluk, dan mij tot sieraad te strekken, en nu ligt zij ontbladerd, verwelkt, een beeld mijner liefde." „Een dichterlijk beeld, dat vriend Petö zeker in vervoering zou brengen," zeide Erösi nu bits, „maar ik ben geeu dichter en zie er niets iu, dan de luim van een dwaas meisje, die haar pop ter zijde heeft gelegl, om met de eer \an een man te spelen." Diep gekrenkt en verontrust over deze ongehoorde toespraak, wilde Illona zich verwijderendoch de hartstochtelijke man pakte haar bij den arm en zette haar op haar plaats terug. „Toch niet," antwoordde hij hard, „mijn eer is geen speeltuig en daarom vraag ik u nogmaals in dit laatste oogenblik„wilt gij mijn vrouw worden?" Het teedere lichaam van het meisje sidderde onder het ruwe geweld van den sterken man, maar haar geestkracht boog zich niet voor de zijne, en de wilde, dreigende vraag werd slechts met een enkel woord beantwoord en dit luidde vast en beslist„Nimmer." „Ik verwachtte dit wel," begon Erösi na een korte pauze, waarin de verloofden gelijk twee ten strijde uitgeruste tegenstanders tegenover elkander stonden, „ik verwachtte dit antwoord, omdat gij mij niet kent, omdat gij niet weet, dat in mijn geheele leven geen hindernis, geen wil, geen macht zich tegen mij ver zette, zonder vroeg of Iaat voor mijn wil te buigen of breken. O, ik ken dien trotschen meisjesblik," ging hij voort, terwijl bij Illona's trotschen oogopslag be antwoordde, „doch die boezemt mij geen belang in, hoor mij aan: als tienjarige knaap kreog ik van mijn vader een klein, allerliefst paard ten geschenke, dat ik zelve voederde en verpleegde, dat mijn vriend, mijn speelgenoot, kortom mijn liefste was. Op zekeren dag reed ik er mede uit eu beproefde met mijn klein geweer van het zadel een vogel te schieten; daar werd liet jonge dier schuw, wierp mij af en ont vluchtte, zonder naar mijn roep te hooren. Tevergeefs liep ik het uren lang na, riep en lokte; daar laadde ik mijn geweer met den zilveren knop van mijn rij zweep en schoot bet weerspannige dier neder. Het stierf na weinige minuten, daarna kuste ik het en weende, want het was mijn liefste!" Erösi zweeg, en toen Illona weder haar oogen opsloeg was zij alleen. Trots do gloeiende Augustuszon huiverde zij; en zooals zij daar met gebogen hoofd naar huis ging, geleek zij op cene bloem, die door den eersten koelen hertstJauw «as aangeraakt. WOEDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1884 | | pagina 2