2Sste Jaargang.
M 17G3.
A L G E M E E
A I) V E El T E A T IE
ZONDAG
Ao. 1884.
iT r
Hj
lV 1 E I AV S-
d:LlS»BOiW3 L A I».
Een VOLKSLEIDER.
50 MAART
J. WLXKEL,
Patenten.
u
J
Gemeente Scha gen.
Bekendmakingen.
TE SCHAGEN.
aft
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woens
dag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot s
middags 12 ure, worden Advertenficrc in het.
eerstuitkomend nummer geplaatst.
Ingezonden stukken één dag vroeger.
Kleinhandel in Sterken drank.
Burgemeester en Wethouders van Schagen, noodi-
gen de kleinhandelaars in sterken drank,in die gemeen
te, welke dien handel na afloop van het vergunnings
jaar wenschen voort te zetten, uit, daarvan schriftelijk
kennis te geven vóór 1 April a. s.
De kennisgeving geschiedt op ongezegeld papier, en
is noodig, opdat de regeling van het vergunningsrecht,
voor het jaar 1884(85, kunne geschieden vóór 1 Mei a. s.
Schagen, 18 Maart 1884.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. LANGENBERG,
de Secretaris,
DENIJS.
JACHT EN VISSCHERIJ.
De Burgemeester der gemeente Schagen, brengt ter
kennis van de ingezetenen, dat de aanvragen ter be
koming van jacht- en vischacten en van koste-
looze vergunningen tot uitoefening der visscherij,
voor het saizoen 1884(85, ter Secretarie voor de be
langhebbenden ter invulling verkrijgbaar zijn, dage
lijks, Zon- en Feestdagen uitgezonderd, des voormiddags
van 9 tot 12 ure.
Schagen, den 21en Maart 1884.
De Burgemeester voornoemd,
G. LANGENBERG.
De Burgemeester van Schagen, brengt ter kennis
van de ingezetenen, dat de Heer Landmeter van het
Kadaster, zich, tot het opnemen van kadastrale ver
anderingen, in deze gemeente, zal vervoegen in den
loop van de oerstvolgende 14 dagen.
Schagen, 25 Maart 1884.
De Burgemeester voornoemd,
G. LANGENBERG.
Burgemeester en Wethouders van Schagen,
Gelet op art: 265 der Gemeentewet, brengen ter
kennis van belanghebbenden, dat het door Heeren
Gedeputeerde Staten op den 19en Maart 1884 goed
gekeurde kohier van den hoofdelijken omslag dezer
gemeente, en dat voor de belasting op de honden,
dienst 1884, gedurende vijf maanden ter Secretarie
der gemeente voor een ieder ter lezing is nedergelegd.
Bezwaren tegen den aanslag kunnen, binnen 3
maanden na den dag der uitreiking van het aanslag
biljet, bij den Raad op ongezegold papier worden inge
bracht.
Schagen, don 25en Maart 1884.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. LANGENBERG,
de Secretaris,
DENIJS.
Het HOOFD van het PLAATSELIJK BESTUUR
der gemeente Schagen, brengt bjj deze ter kennisse
van da ingezetenen dier gemeente, dat het kohier van
liet Patentrecht voor het derde kwartaal van het
dienstjaar 1883(84 op den 20 dezer door den Heer
Provincialen Inspecteur in de Provincie Noordholland
is executoir verklaard en op heden aan den Heer
Ontvanger der directe belastingen binnen deze ge
meente ter invordering is overgegeven.
Ieder ingezeten, welke daarbij belang heeft wordt
alzoo vermaand op de voldoening van zijnen aanslag
behoorlijk acht te geven, ten einde alle gerechtelijke
Historische Roman van Ferdinand Schifkorn.
Uit het Duitsch.
(25).
ZESTIENDE HOOFDSTUK.
Oog om oog.
Yoor Donatu nog den onzichtbaren schildwacht kon
antwoorden, hoorde hij cenige zware voetstappen en
eene krachtige stem zeide: „Alles in orde, wees ge
groet, Donatu, en laat uw boodsehap hooren, wanneer
gij niet liever eerst een weinig wilt rusten en eenig
voedsel gebruiken."
Donatu had Roman aan zijne stem herkend, en na
kort beraad besloot hij aan diens uitnoodiging gehoor
te gevenspoedig bond bij zijn paard aan een boomtak
vast en na Roman do hand gedrukt te hebben, ver
gezelde hij dien naar het kamp.
Inderdaad wachtte hem hier een verrassend schouw
spel.
De schaar gewapende mannen, wel ongeveer 500
koppen sterk, lag op eene vrije ruimte om groote
vuren, waarboven ketels hingen en groote stukken
geroosterd werden. Ter zijde van deze in rijen ge
schaarde legertroepen zaten bij een lustig brandend
UITGEVER:
Laan, Wijk D, No. 5.
vervolgingen welke uit nalatigheid zouden voortvloeien,
te ontgaan.
Schagen, den 26 Maart 1884.
Het HOOFD van het Plaatselijk Bestuur voornoemd,
G. LANGENBERG.
De Voorzitter van den Gemeenteraad van Schagen,
brengt bli deze ter kennis van de belanghebbenden,
dat de lasten der kiezers van leden voor
den Gemeenteraad,
de Provinciale Staten,
de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
den 14en Maart j.1. vastgesteld, op heden, krachtens
het bepaalde by art: 286 der Gemeentewet, zijn ge
sloten en ter secretarie dezer Gemeente van nu aan
voor een ieder ter inzage liggen, alsmede dat exem
plaren derzelve zjjn aangeplakt aan het Gemeentehuis.
Aldus afgekondigd en aangeplakt te Schagen,
den 28en Maart 1884.
De voorzitter voornoemd,
G. LANGENBERG.
De Burgemeester van Sehagen, maakt bekend, dat
van af Zaterdag 29 Maart, tot en met Donderdag
3 April 1884, ter secretarie kunnen worden afgehaald
de Patenten, aangevraagd in de maanden November,
December en Januari 1.1., 3e kwartaal 1883(84.
Wordende de Patentplichtigen herinnerd, dat de
afhaling persoonlijk moet geschieden.
Schagen, 28 Maart 1884.
De Burgemeester voornoemd.
G. LANGENBERG.
O—
IT.
De zwaartillende haalde de schouders op. Hij
kon zich maar niet vereenigen met de roos
kleurige beschouwing der lentedagen en voor
spelde, dat er andere, minder aangename dagen
zouden volgen. Men zag hem verwonderd, jazelfs
met zekere verstoordheid aan; men vond het
onaangenaam, dat hij die sehoóne luehtkasteelen
zoo onverbiddelijk wilde afbreien, de geluk
kigen geen geluk gunde, en met eene zekere
zwartgalligheid er genoegen in scheen te hebben,
om dat heerlijk gevoel te doen ophouden.
Men liet hem praten en juichte en jubelde
door. De heerlijke lentegeur bedwelmde ieder
een en in dien roes wilde men zelfs niet eens
luisteren naar de mogelijkheid eener plotselinge
verandering. Maar ziet't heldere uitspansel,
die vroolijke blauwe lucht, verliest iets van
de blauwe helderheid en onbesmette reinheid.
Een enkel wolkje vertoont zich. 't Is evenwel
maar een los wolkje en den volgenden morgen
zal de lieve zon weer in hare volle pracht de
vuurtje Morkulu en Misko, de zigeunerknaap, welke
laatste hier de funtiën van veldkok met blijkbare
ijver en bekwaamheid verrichtte. De uitgezette
schildwachten, de symelrischo orde der afgelegde
wapenen en eindelijk de rustige bouding van
zoo vele mannen verleenden aan bet geheel een streng
militair voorkomen, hetgeen Donatu te meer ontzag
inboezemde, daar in zijn afgelegen dorp nog nooit
een groote troep militairen was geweest en vooral
verraste hem de verandering, die er bad plaats gehad
bij Roman, den leider dezer troepen. Ilad Roman
reeds onder de vroegere verhoudingen door zijn
buitengewone gestalte, zoowel als door zijn
bedaard optreden boven zijne omgeving uitgeblonken,
zoo was dit nu in nog grootere mate het geval, waar
de vernederende druk der slavernij van hem geweken
was, bezield door de groote taak, die hij zien zeiven
had gesteld, en het bewustzijn bezittende, daarvoor
ook te zijn opgewassen, was bij ind^jfóaad een andere,
een leider in den waren zin des wöords.
Nadat Donatu s nieuwsgierigheid was bevredigd,
wendde hjj zich tot Roman met de woorden: „Het
is goed, dat ik u heb aangetroffenMisko liet mij
door een bode zeggen, dat gij dezer dagen hier zoudt
aankomen, en daar ik u beloofde iets te berichten,
zocdra het mij mogelijk zou zijn, wanneer er iets
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.GO.
Afzonderlijke nummers f 0.05.
Advertentiën van één tot vijf regels f 0 75.
iedere regel meer f 0.15. Groote letters wor
den naar plaatsruimte berekend.
ii 11
aarde beschijnen en de lentevreugde zal on
vermengd aller harten vervullen
Zoo is 't niet. 't "Wolkje is tot wolkeu
aangegroeid. De zon verbergt zich en hoewel
zij al hare krachten inspant, om door dien
dikken nevel heen te dringen en haar vriendelijk
aanschijn aan de haar wachtende menschen-
kinderen te toonen, het gelukt haar niet.
Maar dit is nog niet alles. Met die bedekte
lucht is tevens een vijand aangerukt, een vijand,
wiens moordlust gevreesd is. 't Is de noorde-
wind. Vraag het aan zwakken en lijdenden,
wien ze 't meest vreezen en ze zullen u ant
woorden de noordewind, die zonder genade,
zoo koud, zoo scherp, zoo doordringend ons
doet ineen krimpen, en dien we voelen, al
blijven we ook vol vrees in onze woningen.
Hij is onverbiddelijk. Meer en meer steekt
hij op, en grijnst van ger.oegen, als hij ziet,
hoe de gelaatstrekken samen trekken van hem of
haar die er vlak tegen inloopt. Die arme, jonge
blaadjes, die teere bloesems, die, verleid door
die enkele zachte dagen, hun warm bekleedsel
verlieten, en, trotsch op die frissche, die nieuwo
schoonheid, daar prijkten en pronkten en met
gretige ooren luisterden naar die klanken van
opgetogenheid en bewondering, die den mond
van den verrukten beschouwer ontsnapten
Ze trillen, ze krimpen ineen, ze zien rond
naar bescherming, maar vruchteloos en menig
een sneeft na een, helaas! zoo kortstondig
bestaan, terwijl de anderen weemoedige blikken
werpen op die vermoorde makkers.
Dat is de noordewind en 't is een machtige
vijand, die stand houdt. Zie maar naar 't
haantje van den toren, gij zieke, die zoo
smachttet naar de lauwe lentekoeltjes en do
warme zonnestralenGe zult dag aan dag 't
zelfde zien't is als of die weerhaan is vast
geschroefd. Ge hoopt te vergeefs, hij blijft
uw vijand zijn rijk kan nog vele dagen duren
Te midden van die vreugde is hij een
rustverstoorder. Toch is zijne komst niet zóó
onverwacht als dit wel schijnt. Spreek met
menschen, die meer letten op de teekenen
des tijds en op verandering van 't weêr, en
ze zullen u antwoorden, dat dit eene zeer ge
wone zaak is, die in ons land bijna jaarlijks
terugkomt, dat elk voorjaar, elke meimaand
zich kenmerkt door koud en guur weêr en
dat, in de laatste jaren, een zacht voorjaar
tot de zeldzaamheden behoort.
Wanneer men dit alles
nagaat
en in eene
bij ons aan den gang is, zoï kwam ik in aller ijl
hier naar toe, doch moest daarom dadelijk weder voort
want niemand weet van dezen rit iets af."
„Des te betor," merkte Roman aan, „doch wat ia
er bij u aan den gang?"
„Het vonnis over don landheer Uermenyi is uit
gesproken en zal voltrokken zijn, voor do "zon onder
gaat," antwoordde Donatu ernstig.
„Niet wanneer ik het verhinderen kan," antwoordde
Roman schielijk en ging, zonder een woord meer te
verliezen naar een groep grazende paarden, die, zooa's
de maïszakken verrieden, het noodige proviand voor
bet kleine leger gedragen hadden.
Mismoedig keek Donatu den ouden Morkulu aan.
De oude begreep zeer goed den Rumeniër en wat er
aan de hand was. „Waar?" vroeg hij kort.
„Op den eikenheuvel," antwoordde Donato.
„Rijd dan zco hard uw paard kan," fluisterde Mor
kulu, „onze dieren ziju even vermoeid als wij, en
doch het overige is mijn zaak."
In het volgende oogenblik reeds joeg Donatu den
weg terusr, dien bij was geKomen; terwjjl hij her
haaldelijk uitriep„O, o, boe groot hij anders ook is,
toch is bij een dwaas; zij doodden zijne moeder eu
hij wil hem het leven redden I"
WORDT VERVOLGD.