A L G E M E E V D V E R T E A T I E T I i 0 APRIL. Ao. 1SS4. 2Sslc Jaargang. Jh1765. A I E E W S- L A S 0 B O l' W BLAD. J. WINKEL, TE S O HAGEN, Laan, Wijk D, No. 5. Gemeente Schagen. Bekendmakingen, Politic IVnlionalc .tBilitie. o b» bs c» s: s" a a Aoor de Tweede Zilling ven den flililicraad. Een VOLKSLEIDER. ZOARAG Dit blad verschijnt tweemaal per week Woens dag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot *6 middags 12 ure, worden Advertenlièn in het eerstuitkomend nummer geplaatst. Ingezonden stukken één dag vroeger. UITGEVER: Tor Secretarie dezer gemeente zijn inlichtingen te bekomen omtrent een op Donderdag den 3en dezer alliior opgevangen DONKER BRUINEN HOND. JACHT EN VISSCHERIJ. De Burgemeoster der gemeente Schagen, brengt ter kennis van do ingezetenen, dat de aanvragen ter be koming van jacht- en vischacten en van koste- loozo vergunningen tot uitoefening der visscherp, voor hot saizoen 1884(85, ter Secretarie voor de be langhebbenden ter invulling verkrijgbaar zijn, dage lijks, Zon- en Feestdagen uitgezonderd, des voormiddags Yau y tot 12 ure. Schagen, den 21en Maart 1884. De Burgemeester voornoemd, G. LANGENBERG. Burgemeester en Wethouders van Schagen gezien art. 87 der wet op de Nationale Militie, gelet op eene missive van den Hoor Militie-Commis saris in dit distiiet van don 19en Februari 1884; brengen tor kennis van belanghebbenden, dat de tweede zitting van den Militieraad zal worden gehouden ten Raadhuize te Alk.ma.vk, op WOENSDAG den lüen APRIL eerstkomende, des middags ton 1 uro. Dat op gemolden dag voor dien Raad behooren te verschijnen de lotelingon, wier zaken in do zitting van den llen Maart 1.1. zijn uitgesteld. Dat aangezien er geeno zittingen meer worden ge houden, een ieder die zulks aangaat wordt aanbevolen, zich dien dag ten nutte te maken. Schagen, don 1 April 1884. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. LANGENBERG, do Secretaris, DENIJS. Burgomeestor en Wethouders van Schagen bren gen ter algomoene konnis dat vergunning voor de uit oefening van den kleinhandel in sterken drank is ver zocht, door de ondersiaande personen, in de achter .hunne namen vermelde perceelen: 1 Adriaan Peis, voor perceel no. 39, Wijk B, (Marktpl.) 2 Dirk Vader, 49, 3 Grietje Noë, 50, 4 Jan de Goede, 1, II, (Nes.) Schagen don 4 April 1884. Burgemeostor en Wothoudors voornoomd. G. LANGENUERG, de Secretaris, DENIJS. Historische lioman van Ferdinand Sc/tifkorn. Uit het Duitsch. (27). ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. Tan» om tand. Zoozeer had de aangeborene slavernij den moed dozer mannen verlamd, dat zij, ofVchoon de steenen in hunne handen, wanneer die krachtig weggeslingerd waren geworden, ruimschoots voldoende waren geweest deze nieuwe tegenstanders te overwinnen, daar dezo zonder hot gebeurde ook maar eenigszins te vermoeden hunne geweren over den rug droegen en volstrekt op geen aanval waren voorberrid. Want alhoewel Antal op bet zien van het rjjtuig zjjn hoor vermiste, zoo dacht hij toch niet in het minste aan de moge lijkheid van de juist voltrokken daad of aan eenlg and1 r verzet, en terwijl hij tegen Donatu dreigend zijn zweep ophief, riep hij toornig uit:Wat beteekent het dat gij mij zoo onthutst aanstaart, wilt gij spreken, schurk?" bJ V Donatu's blik zocht den ouden Bretschka; doch deze was met zijn rijtuig verdwenen en de gezichten van de overige saamg, zworencn zeiden den bedreigde du.del ijk genoeg, dat kg op Luu bulp uiot bad te jt M 131. "O.» Zoo hebben we kennis gemaakt met dien Noordewind, dien vijand, maar ook tevens met eenen vriend, die ons aanspoort tot wijze voor zichtigheid. Maar nog meer schoons, nog meer nuttigs en leerrijks leveren die schoone lentedagen op. Ze mogen bij sommigen opwekken louter een gevoel van genot, van behagelijkheid, van verlichting bij de gedachte, dat de winter achter den rug is, maar ze hebben toch nog een veel dieperen zin, wanneer we ons naar buiten begeven en met een opmerkzaam oog gadeslaan, wat daar voorvalt. De winter moge ons een beeld geven van rust in de natuur, 't is toch geen geheel werkelooze rust. 't Is een tijd van voorbereiding tot latere werkzaamheid. AVe spreken van dood en van doodsch en in die twee woorden valt p.og een groot onderscheid waar te nemen. Doodsch is datgene, wat zoo weinig leven, zoo weinig werkzaamheid vertoont, dat het den oppervlakkigen beschouwer als dood voor komt. Verder geeft die benaming iets te kennen, dat zoo weinig liefelijks, zoo weinig vroolijks, zoo weinig aantrekkelijks aanbiedt, dat men het als dood beschouwt. Maar daarom is 't in werkelijkheid nog zoo niet Die boom, die geen enkel levensteeken vertoont, welks dorre, zwarte takken zoo iets sombers, treurigs, droevigs inboezemen, leeft wel degelijk. Alleen werkt, handelt hij niet. Hij is als in eene sluimering, in eene rust verzonken, in een slaap, waaruit alleen de alles bezielende lentezon hem kan doen ont waken. Maar dan zoude men ook kunnen aannemen, dat hij, door de genotene rust, meerdere krachten heeft bekomen, dat hij bij teruggekeerde werkzaamheid zal toonen, dat hij zich dien tijd van rust en ontspanning heeft ten nutte gemaakt. En zoo is 't gelukkig ook dikwijls. AA^anneer we eenigen tijd later dien boom weder aan schouwen, dan verheugen we ons over zijne meerdere ontwikkeling. Met genoegen zien wij, dat hij zijne takken verder en verder heeft uitgebreid en aangenaam is 't ons, wan neer we door die meerdere uitbreiding en rekenen; schuw, verward, gelijk op heeter daad be trapte scboolknapeu, stonden zij daar, terwijl zij de steenon zorgvuldig achter hun rug verborgen. Antal had Donatu's blik bemerkt, en hoe rank het bevattings vermogen van den ruwen man ook was, zoo toonden de ontstelde, bleeko gezichten toch zoo duidelijk de sporen van de daemonische hartstocht, waaraan zoo even een mcnschenleven was opgeofferd, dat hij een onbestemd vermoeden niet van zich kon zetten. Eenmaal zoover, was Antal niet de man, zich lang te bedenken. „Hierheen, vrienden I" riep hij den Pandoeren toe, terwijl hij zijn paard een halve wending liet maken, „pakt dat stomme Walachengcspuis bijeen ik wed dat zij op de bank wel zullen snappen gelijk de eksiers." Hot bevel zon zonder twijfel voltrokken zijn gewor den en daarmede misschien de Kishegyor volksopstand tot een einde gebracht zjjn, zoo niet Roman was verschenen, dio, gedeeltelijk gedekt door de hooge maïsvelden, onbemerkt was genaderd, en nu, recht streeks op Antal toerijdende, met vaste stem sprak: „Dat is de laatste beschimping waarmede gjj, Magy- aarsche schurk, ongestraft een ongelukkige natie zult bezoedelen." Tegelijk vatte hij met ijzeren vuist do zware zweep van den verbluften Antal, doch bliksemsnel greep deze naar do zadeltasch en onmiddellijk volgde er een pisto.lsvbot, dat do beide vijanden in ten kruiddamp Prij* per jaar f 3.Franco per post f 3.C0. Afzonderlijke nummers f 0.05. Advertentiën van één tot vijf regels f 0 75. iedere regel meer 0.15. Groote letters wor den naar plaatsruimte berekend. ontwikkeling ook een grootere plek bekome die ons schaduw verschaft voor de brandende zomerhitte. Dat beeld uit de natuur mag niet geheel voor ons verloren gaan. Ook wij hebben vaak onzen rusttijd, al is 't niet, dat we dien zoo lang genieten, maar vooral zij, die nog in 't bezit zijn van alle krachten en vermogen", moeten meer en meer die krachten ontwik kelen, opdat zij hoe langer hoe meer do ge- wenschte vruchten voortbrengen, nuttig en dienstbaar voor anderen en voor ons zetven. En hoeveel te meer dan zij, wier krachten nog geheel onverzwakt zijn, die zich nog in de lente huns levens bevinden. Voor hen moge 't beeld der lente in al zijne tijkheid en volheid eene krachtige aansporing zijn, om die krachten aan te wenden. Wanneer men met verrukking staart op die boomen, reeds met bloesems bedekt, en als onze oogen als 't ware schemeren bij dat sneeuwwit laken, dat de lente daarover heeft uitgespreid, dan mag het niet bij die bewon dering blijven. Dan moet ieder, die zich in zijne jeugd mag verheugen, alle pogingen aanwenden, om zooveel mogelijk bloesems to vertoonen, hoop op goeden oogst to geven en dan verder zich beijveren, om alles to doen, voor alles te zorgen, opdat de meesten dier bloesems tot vruchten rijpen. De boom staat daar onbeschermd en als onverwacht do storm opsteekt en de bloesems doet ver waaien, zonder dat nog de vrucht zich heeft gezet, dan betreuren we dat, maar do men- schelijke hand is onvermogend om dien storm te keeren en de bloesems te behouden. Niet zoo met den mensch, die, in de meeste gevallen, zelf de oorzaak is der mislukking en verant woordelijk voor de bloesems, die hij in zich bevat. Wanneer 't beschouwen van dit heer lijk tijdperk in de natuur hem dit voor oogen roept, dan zal hij zich tenminste gedrageu als een denkend mensch! Met die tcrugkeerende lente keert ook do zorg weer voor akker en veld. Met recht geldt hier: die nilt zaait, zal ook niet maaienL)o stedeling koopt en betaalt, wat de aarde op levert, zonder zeer dikwijls eenige aandacht to hebben geschonken aan al die voorbereidende werkzaamheden! Menigeen, die op den prijs van groente of andere veldvrucht afdingt, weet hulde. Toen deze was opgetrokken, lag Antal ontwapend op den grond en Donatu over hem, dio den woodcudeu, ora zi>h heen slaanden Antal in bedwang hield. Misko was, nadat hij van het paard was gesprongen, met de hem aangeboren behendigheid en sluwheid d<-n moordenaar zijns vaders in den rug gevallen en had ter rechter tijd den arm, waarmede Antal op Roraan's borst vuurde, ter zijde geslagen, terwijl Rotmiu tegelijkertijd den aanvaller uit den zadel wierp. „Hulp! Hierheen, vrienden!" schreeuwde dozo nog maals uit alle macht. Doch zijn roep vond geen gehoor. Met het verschijnen van Roman was namelijk ook de moedeloosheid en do verstijving der gezworenen geweken, on toen de strijd mot Antal zoo beslist tot diens nadeel was uitgevallen, werden de Pandoeren op zulk een welgemikte hagelbui van stoouen outha ild, dat eeu van hen uit don zadel stortte, terwijl do beide anderen hun heil in den vlucht zochteu. Zoo had dan ook Antal's tegenspartelen geen ander gevolg, dan een vloed van vuistslagen, en men zou hem hetzelfdo einde bereid hebben als zijn lieer zoo oven had ge vonden, ware Roman ook hier niet tusschen beide getreden. „Bii.dt hem en spaart uwe vuisten voor iels beters, zeide hij op dien bevelenden toon, waaraan men het niet waagde ongehoorzaam te zijn. Ook haastte Misko zich, dit „..vel tc gehoorzamen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1884 | | pagina 1