ei
ie ME! CBffl, w kk 13 bil 1884.
De BURGEMEESTER en "WETHOUDERS
van Schagen, doen te weten, dat door den
Raad dier gemeente, in zjjne vergadering van
den 19 MAART 1884, is vastgesteld de vol
gende verordening:
lo. De artikelen 177 tot en met 200, zullen
voortaan luiden als volgt:
Art. 177.
Tot den dienst bij de brandspuiten, zijn, be
houdens de later te vermelden uitzonderingen,
verplicht, alle mannelijke ingezetenen van acht
tien- tot vijftigjarigen leeftijd.
Art. 178.
Van die dienst zijn vrijgesteld
c. de gemeente-ontvanger en de gemeente
secretaris;
r». de gemeente veldwachter en de gemeente
nachtwacht
Art. 179.
De brandspuitplichtigen zullen die verplichting
kunnen afkoopen, door jaarlijks, vóór den eer
sten Mei, in de gemeentekas te storten, tegen
kwitantie des ontvangers, eene som van drie
gulden. Zij kunnen hunne diensten ook doen
waarnemen door een, ten genoegen van BUR
GEMEESTER en WETHOUDERS, te stellen
plaatsvervanger, mits, mede vóór den eersten
Mei, hiervan kennisgevende aan den BUR
GEMEESTER, met opgave van naam, beroep en
ouderdom, des te stellen vervangers.
De spuitplichtigen zullen echter zelf weder
dienst moeten doen, wanneer de plaatsvervan
ger ongeschikt wordt bevonden, of de te vervul
len verplichtingen niet behoorlijk volbrengt.
Art. 180.
De spuitgasten worden, naar het oordeel van
BURGEMEESTER en WETHOUDERS, in over
leg met den opperbrandmeester en de brand
meesters, over do in de gemeente aanwezige
spuiten verdeeld.
Art. 181.
Behoudens het opperbevel, den BURGEMEES
TER krachtens art. 189 der gemeentewet opge
dragen, is, met de leiding van den brandspuitdienst,
zoo bij proefneming als bij brand, uitsluitend
belast, de opperbrandmeester, die daarbij wordt
ter zijde gestaan door de brandmeesters, welke
voor iedere spuit, ten getale van twee worden
benoemd. Bij afwezigheid des opperbrandmeesters
vervangt hem de oudste in jaren aanwezige
brandmeester. Deze titularissen worden benoemd
door BURGEMEESTER en WETHOUDERS.
Art. 182.
De brandmeesters zorgen dat de bevelen des
opperbrandmeesters, voor zooverre die de onder
hunne directie gestelde spuiten betreffen, on-
middelijk en nauwkeurig worden uitgevoerd.
Zij geven daartoe de noodige orders aan de
bij hunne spuiten over de verschillende afdee-
lingen aangestelde hoofdlieden, die voor de
verdere uitvoering daarvan verantwoordelijk zijn.
Over die uitvoering houden de brandmeesters
nauwkeurig toezicht.
Art. 183.
Ieder spuitpliclitige is gehouden, de bevelen
zijns meerderen, onmiddelijk te volbrengen. Van
nalatigheid, verzet of afwezigheid, wordt aan-
teekening gehoudenwat de brandmeesters betreft
door den opperbrandmeester, wat de hoofdlieden
betreft, door de brandmeesters, en wat de overige
spuitplichtigen aangaat, door de hoofdlieden. Deze
aanteekeningen worden door hun aan Burgemees
ter enWethouders ingezonden, binnen drie dagen,
nadat de brandspuiten in werking zijn geweest.
De brandmeesters, zullen daarbij tevens vermel
den, of er aan de bluschmiddelen ook gebreken
zijn ontdekt.
Art. 184.
De indeeling der spuitplichtigen en de omschrij
ving hunner werkzaamheden, de bepaling van
het getal hoofdlieden over iedere afdeeling, en
de benoeming dier hoofdlieden, geschiedt door
Burgemeester en Wethouders, in overleg met
den opperbrandmeester en de brandmeesters.
Abt. 185.
De opperbrandmeester, brandmeesters en de
overige hoofdlieden, leggen in handen des Burge
meesters, naar hunne godsdienstige gezindte, den
eed of de belofte af, dat zij de aan de hun
opgedragen betrekking verbonden plichten ge
trouw zullen vervullen- Zij verbaliseeren op
dien eed, wegens de door hun, van hunne
onderhoorigen ontdekte overtredingen.
De lijsten der spuitplichtigen, worden jaarlijks
door Burgemeester en Wethoudersin eene daar
toe met den opperbrandmeester en de brand
meesters te houden vergadering herzien, en, zoo
noodig, aangevuld Zij die alsdan blijken den
ouderdom van vijftig jaren bereikt te hebben,
worden van de lijsten afgevoerd. De bestaande
lijsten büjven geldig tot dat zij zijn herzien.
Art. 187.
Ingezetenen, in de termen vallende dar dienst
plichtigheid bij art. 177 bepaald, doch niet op
de in het vorig artikel genoemde lijsten voor
komende, worden geacht tot de reserve van den
brandspuitdienst te behooren, on verrichten bij
brand, of bij beproeving der spuiten, alle werk
zaamheden welke hun door of van wegeden
opperbrandmeester worden opgedragen.
Art. 188.
Wanneer bij brand, of bij beproeving der spui
ten, gebrek aan personeel dit noodzakelijk maakt,
zullen de aanwezige spuitplichtigen. op last des
opperbrandmeesters, tijdelijk alle die diensten
moeten verrichten, welke van hun worden ge
vorderd, onverschillig bij welke spuit, of bij
welke afdeeling zij zijn ingedeeld. Zij staan
zoo lang onder de bevelen van de hoofdlieden
der afdeeling waarin zij werkzaam zijn.
De opperbrandmeester, brandmeesters, hoofd
lieden en verdere ingedeelde spuitplichtigen,
moeten bij beproeving der spuiten of bij brand,
steeds voorzien zijn, van een hun van gemeente
wege, uittereiken onderscheidingsteeken. Voor
de verschillende gezagvoerders bestaat dit in
een stok, ter lengte van 1.50 M. voorzien van
een vierkanten druif, waarop hunne kwaliteit
staat vermeld. Aan de verdere spuitplichtigen,
buiten de kringsluiters, wordt als onderschei
dingsteeken een armband van zeildoek uitge
reikt, waarop staat vermeld tot welke afdee
ling zij behoorenwelke band zichtbaar om den
arm moet worden gedragen. Voor de kringslui
ters gelden als onderscheidingsteeken, de hun
uittereiken pieken.
De onderscheidingsteekenen worden geschilderd
in dezelfde kleur, als de spuiten waarbij de
spuitplichtigen zijn ingedeeld. Zij blijven eigendom
der gemeente, en moeten bij vertrek uit de
gemeente, of bij ontslag, door de spuitplichtigen
en bij diens overlijden door zijne erfgenamen ter
gemeentesecretarie worden ingeleverd. Bij ver
loren gaan door eigen schuld is de spuitplichtige
verplicht, een ander onderscheidingsteeken te
verschaffen ten zijnen koste.
Art. 191.
De brandspuiten worden minstens éénmaal
's jaars beproefd. Het blijft aan Burgemeester en
Wethouders overgelaten, daartoe alle spuitplich
tigen opteroepen, of de beproeving te laten doen
door enkele werklieden voor rekening der gemeente
Worden de spuitplichtigen daartoe opgeroepen,
dan geschiedt zulks, onder opgave van dag en uur,
bij publicatie, en door middel van omroeping in de
geheele gemeente.
Art. 192.
Bij het ontstaan van brand, wordt zulks be
kend gemaakt, door het kleppen der gemeente-
klok en door daartoe aangestelde brandroepers,
en is alsdan ieder spuitplichtige, niet aangewe
zen om de spuiten derwaarts te vervoeren,
verplicht zich ten spoedigste te begeven, ter
plaatse waar de brand is uitgebarsten. De
wijze van bekendmaking in dit artikel omschre
ven, geldt als openbare algemeeno kennisgeving.
Art. 193.
Alle spuitplichtigen ontvangen een afdruk
van de omschrijving hunner werkzaamheden; de
opperbrandmeester tevens een generale lijst van
alle ingedeelde spuitplichtigen, de brandmeesters
ontvangen eene lijst van de manschappen ingedeeld
bij de onder hunne directie staande spuiten, ter
wijl de hoofdlieden ontvangen lijsten van de
manschappen ingedeeld bij de afdeeliDgen waar
over zij zijn gesteld. De verschillende gezagvoer
ders zijn verplicht, die lijsten, bij brand, of bij
het door de brandweer beproeven der spuiten,
steeds bij zich te hebben.
Abt. 194.
Wanneer, bij beproeving der spuiten door de
brandweer, of bij brand, het eindigen der werk
zaamheden is bevolen, zal niemand der spuit
plichtigen zich van de afdeeling, of de spuit waar
toe hij behoort, mogen verwijderen, zoolang niet
appèl is gehouden. Dit laatste geschiedt door de
brandmeesters. Het daarbij niet present zijn,
wordt gelijk gesteld met geheel afwezig te zijn
gebleven.
Abt. 195.
Behoudens het oppertoezicht van Burgemeester
en Wethouders, krachtens art: 179 litt: n der
gemeentewet, is het voortdurend toezicht, op
het in goeden staat houden van het brandblusch-
materieel, mede opgedragen aan den opperbrand
meester, daarin bijgestaan door de brandmeesters.
Art. 196.
Ieder die zich, wanneer de spuiten in werking
zijn, bevindt in den kring door de kringsluiters
bezet, zonder tot de spuitgasten te behooren.moet
zich daaruit op het eerste bevel van den opper
brandmeester of de brandmeesters, verwijderen,
op eene boete van zes gulden- Hij die weigerachtig
is, aan zoodanig bevel te voldoen, zal door
tusschenkomst der op het terrein aanwezige
politiebeambten, of, bij absentie van dezen, door
daartoe te requireeren kringsluiters, buiten den
afgezetten kring worden gebracht.
Eigenaars van goederen binnen dezen kring
gelegen, zijn van het bepaalde in dit artikel uitge -
zonderd.
Art. 197.
Bewoners van naburige huizen zijn, krachtens
het bepaalde bij art. 240 litt. C van het politie-
reglement dezer gemeente, verplicht, om indien
zulks voor de blussching wordt noodig geacht,
den opperbrandmeester, de brandmeesters, hoofd
lieden en overige spuitgasten, op hunne erven,
en des noodig in hunne huizen toetelaten, op
bevel van den Burgemeester of die hem vervangt.
Art. 198.
De spuitgasten die bij het beproeven van de
spuiten, of bij brand, in de uitoefening van de
hen opgedragen verrichtingen worden gewond,
zullen op kosten der gemeente verpleegd worden.
Art. 199.
Bij gelegenheid van brand is het volstrekt
verboden, aan de spuitgasten sterken drank
te schenken, of te verkoopen, op eene boete
van drie tot tien gulden.
Art. 200.
Het niet nakomen der verplichtingen in dit
Hoofdstuk aan de spuitplichtigen opgelegd, waar
onder voor brandmeesters en opperbrandmeester
ook wordt verstaan het bijwonen der vergade
ringen, vermeld in art186, wordt gestraft met
eene boete: voor den opperbrandmeester en de
brandmeesters van zes- de hoofdlieden van yter-
en de overige spuitplichtigen van twee guldew.
Spuitplichtigen die door oorzaken, onafhankelijk
van hunnen wil, tor beoordeeling van den Bur
gemeester, niet bij het in werking zijn der
spuiten, of ter vergadering bovenbedoeld tegen
woordig hebben kunnen zijn, worden van deze
boeten vrijgesteld.
2. De artikelen 201, tot en met 234 worden
ingetrokken
3. Artikelen 240 litt: C, zal voortaan luiden
als volgt:
„Aan den opperbrandmeester. de br and mees-
„ters, hoofdlieden en de overige spuitgasten, op
„bevel des Burgemeesters, voor het geval, ver-
„meld in art: 197 van Hoofdstuk XIV".
Deze verordening treedt in werking twee
maanden na hare afkondiging.
Aldus vastgesteld ter openbare vergadering
van den 19 Maart 1884.
Secretaris
(getDENIJS.
Voorzitter
(get:) G. LANGENBERG.
Zijnde deze verordening aan de Gedeputeerde
Staten van Noord-Holland volgens hun bericht
van den f April 1SS4, No. 37 in afschrift me
degedeeld.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het
behoort, den 12 April 1884.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. LANGENBERG,
De Secretaris,
DENIJS.
JU
Verordening tot wijziging en intrekking
van sommige artikelen van het politiere-
glement der gemeente Sc/tagen.
a. die zoodanige lichaamsgebreken hebben, dat
zij, naar het oordeel van BURGEMEESTER
en' WETHOUDERS, tot geenerlei dienstbe-
tooning geschikt zijn;
b. de Rijksontvangers, de postdirecteur en de
postboden
e. de onderwijzers der jeugd
f. de beambten aan den spoorweg;
g. de beambten en werklieden aan de gasfabriek.
Art. 186.
Art 189.
art. 190.
Schagea", den 12 April 1884.