n A I, G E SI E E A. O Y E II T E X T I E- DÖADERDAG NlEli XV s- L A N D 55 O l XX 15 L A I). 12 JUNI. ris \o. 18S4. 2Sstc Jaargang;. Jo 17S4 i J. WINKEL, Bekendmakingen, Bindert B. Meijer, Gemeente Schagen. Dit blad verschijnt tweemaal per week Woens dag— en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden Advertentièn in het eerstuitkomend nummer geplaatst. Ingezonden stukken één dag vroeger. UITGEVER: TE SC1IAGEN, Laan, Wijk D, No. 5. I rijs per jaar f 3.Franco per post f 3.G 0. Afzonderlijke nummers f 0.05. Advertentiën van één tot vijf regels 0 75. iedere regel meer f 0.15. Groote letters wor den naar plaatsruimte berekend. IBevolKïïïS'. vroeger wonende te Langezwaag, gem. Op- sterland, thans alhier, wordt verzocht zich ter secretarie dezer gemeente aan te melden. Burgemeester en "Wethouders der Gemeente Schagen brengen naar aanleiding van art. 228, alinea 2, der wet van den 29en Juni 1851. (Staatsblad No 85.) aan belanghebbenden in herinnering, dat alle vorderingen, ten laste der gemeente, zullen moeten ingediend z\jn binnen zes maanden, volgende op het jaar waarover dezelve loopen, en dat. bij gebreke daarvan, die vor deringen zullen verjaard en vernietigd z\jn. Wordende dus allen, die nog eeniee vordering ten laste dezer gemeente mochten hebben over den jare 1883, uitgenoodigd, dte, vóór den 30en Juni a. s., in- televeren, ten einde zich daardoor voor de nietigheid on vorjaring er van te vrijwaren. Schagen. 6 Juni 1884. Burgemeester en Wethouders voornoemd; G. LANGENBERG. De Secretaris, DENIJS, ISraiHlwozon. Burgemeester en Wethouders van Schagen, brengon ter algemeene kennis: lo. dat naar aanleiding van het op d«>n 12 dezor in weiking treden der nieuwe verordening op het Brandwezen alhier, met ingang op dien datumzijn ingetrokkende benoomingan van alle thans in tunctie zijnde Brandmeesters en verdere Hoofdlieden Roman van Ewald August Koning. (3.) TWEEDE HOOFDSTUK. De hotelhoadster was opgestaan en ging den statigon vreemdeling tegemoet. „Zijt gij het dan werkelijk?" vroeg zij, hom beide handen reikende. „Wees mij hartelijk welkom, hoe lief van u, uat gjj mijner nog gedonkt!" „Hadt gij bet anders verwacht?"antwoordde hij op bewogen toon, terwijl hjj haar verzocht te gaan zitten. „Gij, de vriendin van mijn goede moeder, mijn eigen goi do vriendin, gij moest immers bij mijn terugkeer de eerste zijn, wier beeld in mijn ziel weder oj dook. Ik ben heden avond eerst aangekomen, mijn oersce vraag gold uw hotel." „En gij vondt het niet terug, zooals gij het u hadt voorgesteld," zeide zij bedroefd. „Eerlijk bekend: neen! Maar daarover later, gij zult begrijpen, hoezeer ik verlang omtrent zekere personen en zaken iets te booren." Hij had tegenover haar plaats genomen, de kellner bracht den wijn, zwijgend zag Tauber toe, hoo zij de glazen vulde. „Wat is er van Elisabeth geworden vroeg hij zacht, 1 toen hij weder met haar alleen was. „Zij is reeds vijftien jaar niet meer ouder de levenden," antwoordde zij met deelneming. „En haar echtgenoot?" „Ook hij is doodl" „Liet zij nog kinderen na?" „Slechts een dochter, die de grootvader tot zich heeft genomen. Ellen is het evenbeeld harer schoone moed.-r, wanneer gij het meisje ziet dan zult gij er Terbaasd van staan." Hij bedekte geruimen poos zijn oogen met de hand, hij haalde zwaar adem, zij hoorde hem zacht stennen. „In een tijdruimte van twintig jaren kan er veel jeranderen," zeide zij troostend, „mijn man beeft intusschen ook het tijdelijke met het eeuwige verwisseld en ik zelfben oud en grijs geworden. Gij zult menigeen, yan hen, die gij vroeger gekend hebt, ophetke.khof moeten zoeken." "k "h k WaS er °P 'oorbereid," antwoordde bij, „toen terugreis aanvaardde. Hugo Hansen staat nog "üd aan hot hoofd van dezelfde zaak? Hij zal wel dat, mede met ingang op dien datumzijn benoemd: a. tot Opperbrandmeester: W. Roggeveen Cz. b. tot Brandmeesters: bij de Roode Spuit: Jn. Keet Dz. en Jb. Hopman. Blaauwe D. Stolp en Jb. Groot. c. tot Hoofdlieden OverdoWerkl. Roode Spuit,leCom. Jn Groot Tz Blaauwo Pomp. Roode Blaauwe Pijp- en Slangleiders, Slangoppassers on Lapzakdragers, Roode idem Blaauwo Krings. Roode Blaauwo Lantaarndragers, in res. Roode 2e ft KI. Visser. le D G. Dignum. 2e 1) D. Roggeveen Cz. le D Jb. Overtoom. 2e j» Hilbr. Smit. le A. Heddes. 2e A. Vader. Blaanwe Over de Spuitplich- tigen in do Buiten, wijken Voor wijk G, - H. le 2e le 2e lo 2e le 2e lo 2e lo 2e lo 2e le 2o le 2e K. de Beurs. P. Honijk. T. N. Dorbeck. G. Boontjes. J. Kweldam. J.Roggeveen Wz. C. Roggeveen Cz. T. Smit. Jn. Baarsi J. Roggeveen Cz. Johs. Denijs. B. Bosman. P. Timmermau. C. Asjes. Jm. Smit. Jn. Borst Sr. A. Bakker. P. Buis Jz. zeer rijk zijn geworden." „Ja, men zegt, dat hij zeer rijk is." bevestigde zij, „maar mijn zoon, die nu dezelfde betrekking bekleedt, we'ke gij toen hadt, haalt de schouders op, wanneer hij dit hoort beweren." „Ah weet gij er misschien nog meer van?" vroeg hij. „Neen, het kan ook wel verbeelding zijn, ik sla er niet veel acht op. Maar het is een feit,dat Elisabeth aan do zijde van haar echtgenoot niet gelukkig was." „Ook dat nog!" mompelde hij. „Ik zou dat dierbare wezen op mijn handen gedragen hebben door het leven! Wanneer zij mij toe.i maar trouw gebleven ware! Maar zij waagdo hot niet, zich tegen den wil baars vaders te verzetten, dus moest ik wijken." „En hier in mijn huis werd de bruiloft gevierd," zeide zij zacht. „Öus hotel was er toen nog een van den eersten rang, wij hebben hier menig schitterend feest gevierd. En ook dit feest was schitterend, er mocht niets gespaard worden, immers de vader van de bruid en de bruidegom zelve, waren rijno lieden." „Het was een huwelijk om geld, waarin hart en gemoed geen aandeel hadden," antwoordde hij bitter. „De vader van den bruidegom was de rijke graan handelaar Graumüller, die er zioh geen gewetenszaak van maakte, door zijne buitengewone speculatieve zaken het brood voor de armen duurder te maken." „En daarvoor later zelf geen brood meer had „Is dat waarheid?" „Inderdaad," bevestigde zij, „zijne speculatiön mis lukten op zekeren koer, hij verloor aanzienlijke sommen en nu ging het met rassche schreden achteruit met hem. Hansen moest zich later ontfermen over het jonge echtpaar, want, zooals gij nog zult weten, was Elisabeth's echtgenoot met zijn vader geassocieerd. Zooals gezegd is, was het geen gelukkig huwelijk, ik heb dikwijls do jonge vrouw oprecht beklaagd, of schoon zij alles met een eindeloos geduld verdroeg." Friedrich Tauber ondersteunde het blonde hoofd met de hand en keek met oen donker gelaat voor zich uit. „Ontmoettet gij haar later nog?" vroeg hij na een lange pauze. „Slechts eens, zij kwam in het hotel, om met mij over een zaak te spreken, die haar veel verdriat berokkende." „En wat was dat?" „Het betrof u," zeide de oude dame aarzelende, „ik geloof dat gij het wel kunt raden." Hij sloeg de oogeu op tot haar, bevreemding stond le A. Erix Pz. 2e K. Plovier. 3. Dat de beproeving der brandspuiten, waarvoor de bewoners der buitenwijken niet behoeven op te komenzal plaat3 hebben op Zaterdag 4 Juni a. s., des avonds ten 6 ure, wordende mitsdien do gewone spuitplichtigen wonende in de wijken A, B,\C, D, E, en F, (uitmakende het dorp), opgeroepen om daartoe voor zien van hunne onderscheidingsteekenen aan te treden voor het Raadhuis der gemeente; en de Hoofdlieden om zich ten Raadhuize te vervoegen des avonds ten half zes ure. Wordende belanghebbenden nadrukkelijk herinnerd, dat het niet nakomen hunner ver plichtingen, strafbaar is met de volgende boeten Voor de Hoofdlieden met f 4.- overige Spuitplichtigen u 2 Schagen, den 10 Juni 1884. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. LANGENBERG, de Secretaris, DENIJS. vvv op zijn gelaat te lozon. „Was zij vertoornd op mij, dat ik mijn vaderland had verlaten vroeg hij. „Zij moest dat toch zeer begrijpelijk gevonden hebben, zij kon toch niet verlan gen, als echtgenoot van ejn anderen man, mij nog eens te ontmoeten „Neen, dat was het niet, maar „Spreek vrij uit," zeide hij ongeduldig, toen zij aarzelde, „wat was hot?" „Nu, de redeu van uw ontslag!" „Do reden van mjn ontslag?" vroeg hij, hoofd schuddend „Dat moest zij toch even natuurlijk vindon als mijn vertrek. Mag ik u verzookon mij do redeu te willen medodcelen?" „Gij weet u zeker nog wol te herinneren dat gij toen van geen menseh afscheid naamt, ook van nvj niet. Op zekeren morgen waart gij eensklaps verdwonen en sedert dien tijd zag en hoorde men niets meer van u." Hij voer langzaam mot de hand over het hoofd. - „Wanneer ik daaraan verkeerd deed, dan vraag ik bij deze ora verschooning," zeido hij, „gij zuit begrijpen, dat ik toen weinig lust gevoelde, iednreu vriend verklaring te geven van de oorzaak van mijn plotseling vertrek. Ik h id bij het terug-even en verruiieu van onzo brieven een brief van Elisabeth aau m j behouden, en deze brief kwim door een ongelukkig toeval in handen van haar vader. Hij mocot wel vroeger reeds iets van m;jne betrekking tot zijn dochter vermoed hebben, maar deze brief eerst gaf hem zekerheid en nu brak het onweder in al zijn geweld los. Het eeno woord volgde op het andere, hij w.rd beleedigend, ik liet mij dat niet welgevallen, en nog iu hetzelfde uur gingen wij voor altijd van olkander." „En dat was de eenige rede?" vroeg zij mot blijk bare verrassing, „Was dat niet voldoende?" „O ja wel, maar „Maar?" vroeg hij scherp. „Misschien is het beter, dat ik het n niet zeg!" „Gij moet!" antwoordde hij en zijn stem klonk nu ruw en bevelend. „Met halro aanwijzingen laat ik mij niet meer afwijzen; ik vermoed, dat hij een andere reien beeft genoemi; het kan mj das volstrekt niec onverschillig zijn, welk aandenken ik hier achter liet." „Ja, hij heeft zijn dochter een andere reden genoemd," zeide zij aarzelende, „zij wilde er evenwel geer. geloof aan slaan, daarom gevoelde zij behoefte er mij over te spreken." „Eu die andere redeu is?" vroeg hij met toornigen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1884 | | pagina 1