Binnenlandsch i\ iettics dat doet het oog tintelen van krijgslust. Vooruit vooruitgeholpen, gesteund door het hooren van 't woord simpathie. Door 't liooren van 't woord. Ochde pen gaat wel eens wat vlug over 't papier en schrijft in woorden, wat men alleen heeft gedacht en zoo ontsnapte dit ook. Als of men van 't woord genoeg haddeAls dit zoo was, dan hadden die mannen een roemrijke overwinning behaald. Maar nu? ze zijn behou den in de kaapstad aangekomen en van daar zullen ze aan hunne landgenooten verhalen, hoe ze in Nederland zijn ontvangen en onthaald en vereerd en toegejuichd en bewierookten zal Kriiger zeggen, vera^g >od. En ze zullen spreken van de geestdrift der stamverwante Nederlanders en met aandoening zullen ze gewagen alweer van de sympathie en hoe de toekomst van hun land is verzekerd door Me krachtige hulp, die hen te wachten staat en ze zullen vermelden hoe rijk Nederland is, want ze hebben met hunne oogen aanschouwd hoeveel rijke bronnen dat land had, hoe weelde en pracht ook daar heerschen, ozoo geheel anders dan bij hen, de eenvoudige Boeren. En dat alles zullen ze verhalen met een gevoel van zelfvoldoening, want hun werk is niet vergeefs geweest. Maar! wat doet hen daar op eens als een don derslag opspringen, als ontwakend uit een droom, verbaasd, verslagen, versuft, verbijsterd, als zich zeiven niet geloovende? Een kort bericht. Weinige woorden maar veelbeteekenend i/Inschrijving leening bijna twee millioen Geen vijftiengeen vijf, nog tweeEn dat in een land zóó vol sympathieMaar dat kan niet waar zijn? ,1a edel drietal, dat is waaiTijdens uw verblijf in Nederland was alles, oud en jong, waart ook gij gewapend met en omgeven door vergrootglazen! Niet opzettelijk, niet met het doel, om te misleiden, maar alleen als een ge volg van eene gewoonte, eene hebbelijkheid onder de menschen, om zoo te handelen. Bewijst dit aan den eenen kant dat de mensch zoo geneigd is, om steeds te vergrooten en in zijn oordeel aangaande menschen en toestanden, zoowel ten goede als ten kwade, te overdrijven en daardoor onwillekeurig oorzaak te zijn van daarop volgende teleurstelling, aan den anderen kant bewijst het zonneklaar, dat de Transvalers eerlijke menschen zijn. Waren ze dat niet, aan hadden ze in die phase van opgewondenheid, geestdrift, of hoe gij 't wilt noemen, in één woord, toen 't artikel sympathie zoo ruim voor handen was, met de vlugheid van een gooche laar, dat genoemde artikel ingeruild tegen aan deden en dan hadden ze er misschien reeds menigeen geplaatst. Hoe 't ook zij 't is gebeurd. En wanneer iemand in een beperkten kring te hard schreeuwt en later ziet, dat wel wat ver ge gaan is, dan trekt hij zich terug en veroor zaakt teleurstelling en maakt een gek figuur maar dan is dat aan enkelen slechts bekend. Hier is evenwel geheel iets anders. Hier is 't eene nationale zaak, waarop ook andere lauden uit pure belangstelling het oog hebben gevestigd. En wanneer dan eene natie een gek figuur maakt, dan is 't zeer erg. Valt er niets meer aan te doen Waarom niet? Nog is 't niet te laat dan nooit. Herstellen, wat verkeerd is gedaan. Nog vóór November 't vereischtc kapitaal bijeen gebracht. Alles aangewend, om te maken, dat men onze geringheid met vergrootglazen heeft gezien en de werkelijkheid daarvoor in de plaats gebracht. Sympathie. Geen ijdele, holle klank maar een feit. Alles wel beschouwd, zal de voorzichtige nog vruchten plukken, wanneer hij die sym pathie in daden toont. Zoo zij 't Doetinchem. P. van de Velde Mz. Z. M. de Koning ontving gisteren een bezoek van Z. D. H. den Prins Von Wied. Over de plechtige uitvaart van Z. K. H. Ah xander, J rins van Oranje, schrijft men ons nader uit Hen Ilaag: Toen Z. M. de Koning ten 8 ure 50 min. met den Groothertog van Saksen door den hoofdingang aan den Kneuterdijk het Paleis van den Prins van Oranje binnentrad, stond de stoet tot vertrek gereed. Z. M was in grenadiersuniform, had den zeekapitein graaf Van Hogendorp tot adjudant van dienst en werd op het bordes door den Groothertog ontvangen. Op den tocht beantwoordde de Koning elk militair eeresaluut met eene diepe buiging voor het geopende portierraam van een gesloten galakoets. Ook begroette Z. M. bijna onafge broken de eerbiedige gevoelens der overtalrijke menigte, langs den weg geschaard. Het voorbijtrekken van den rouw wagen bracht het volk in diepbewogen stemming. De Koninklijke kroon, de ordeteekens, militaire wapens en versierselen kwamen goed op de kist uit. De kransenvoorraad trof door zijn pracht, die niets te kort deed aan den eenvoud. Met oordeelkundige hand was een greep gedaan uit den rijkdom van bloemen, waar onder het Lijk verborgen was of aan de hoe ken van het rouwvoertuig omhangen. Men kan veilig zeggen, dat de bloem van die groote verscheidenheid van offeranden der liefde, ge hechtheid, erkentelijkheid en vereering op den tocht langs den openbaren weg was mede genomen. Veertien monsterkransen waren over het Rouwkleed verspreid, te weten die van: de Konihuin, zonder opschrift, de Groothertogin van Saksen, den Prins van Wales, met een groet aan den grootmeester der Nederlandsche vrijmetselarij, het huis- en stalpersoneel van den overledene, bestaande zuiver uit Oranje bloesems met het naamcijfer als hart, de Ko- nineklijke Verecniging van N.-l. oudstrijders te Rotterdam, mevrouw Weckerlin (een rozen kruis); de officieren van het N.-I. leger, de grenadiers en jagers en het 3e reg. huzaren; de Koninklijke Nederlandsche Marine; de Sophia stichting; de Vrijmetselaarsloge en het eereteeken voor belangrijke krijgsverrichtingen. Tal van losse bloemen waren nog met kwis tige hand op de baar gestrooid. De groothertog van Saksen vooral scheen diep bedroefd. Den diepgebogen hoofden van de adjudanten van den overleden Prins, den kolonel Hojel en Majoor Beijerman, was 't aan te zien dat zij, gaande naast het lijk van den diep betreur den vorst, en de zilveren kwasten van het kleed, dat de kist dekte, omklemd houdende, aan de meest pijnlijke aandoeningen ten prooi waren. De secretaris van Wijlen Z. K. H., de heer Van Dijck, bevond zich onder de genoodigden in de Nieuwe kerk Ie Delft. Ten 9 ure 40 minuten was de stoet de grens der gemeente voorbij. De rouwstoet bewoog zich statig onder een grauwen hemel en op den Delftschen weg onder een Irissche regenbui. Het kerkgebouw, belegd met een rouwtapijt, was op het oogenblik van aankomst van den Lijkstoet, reeds geheel gevuld met hen, die op eenigerlei wijze aan de plechtige teraarde- stelling deelnamen en, dank de welwillende aanwijzingen van de hoffelijke aide-ceremo- niemeesters, de voor hen bestemde plaatsen hadden ingenomen. Ouder de talrijke getuigen van de droevige plechtigheid in de kerk, waren behalve do ministers, hoofden der departementen in per soon aanwezig of vertegenwoordigd door hoof den, vice-precideuten, leden of deputatiën, de ministers van staat, de beide Kamers der Stuten-Generaal, de Raad van State, de Al- gemeene Rekenkamer, het kabinet des Ko- nings, de kanselier der ridderorden, de be sturen der Provinciën door de Commissarissen des Konings in die gewesten, de Hooge Raad der Nederlanden, de voornaamste gemeenten door hare burgemeesters, de algemeene secre tariaten der ministeriën, de schutterij zee-en landmacht, het Nederlandsche corps diploma- tique, de Regiering van het Groothertogdom Luxemburg, de vreemde legatiëu, tal van in stellingen van schooue kunsten, wetenschap, letteren en liefdadigheid, die onder het Hooge beschermheerschap van den Overledene ston den en verdere autoriteiten. De kist, onmidellijk gevolgd door Z. M. deu Koning, wordt met langzameu tred bin nengedragen en op de baar gesteld bij het graf, op korten afstand waarvan een eerewacht onder bevel van den leu luitenant E. Vreede opgesteld is. Een plechtige indrukwekkende stilte volgde daarbinnen de treurklanken der buiten het gebouw steeds doorspelende muziek op. In dat plechtige, oogenblik nadert de Wel- Eerw. heer Dr. C. E. Van Koetsveld Z. M. den Koning op een eerbiedigen afstaud en houdt de volgende toespraak: «Mijne gedachten zijn niet ulieder gedachten en uwe wegen niet mijne wegen," spreekt de Heer: //Want gelijk de hemelen hooger zijn dan de aarde, alzoo ziju mijne wegen hooger dan uwe wegen en mijne gedachte dan de uwe." (Jes. 55S, 9.) |)at alleen, broeders 1 geeft den bijna tachtigjarig grijsaard moed en kracht, om nog oud °-_ en God geve, nu althans voor het laatst-Z te spreken bij het Vorstelijk graf, geopend voor den laatsten der vier Prinsen van Oranje die nog voor zes jaren den troon omringden' Hoe telden wij de dagen der verraderlijke ziekte, die hem had aangetast! Wat blijde mare was, door het gansche land, zijn aan vankelijk herstelMaar anders waren Gods gedachten. Onverwacht nog legde de onver biddelijke dood de kille hand op dat nog jeugdig hart; en het klopte niet meer. liet had veel geleden, dat hart. Arme Prins, die nooit uit den rouw over Uwe dood en U hebt kunnen opheffen tot de blijmoedigheid der levendenNoch hoor ik het U zeggen, in een vertrouwelijk gesprekwIk ben nog geen dertig jarenoud, en zeg reeds Borger na: Ik wensch geen stap terug te treden Op de afgelegde levensbaan." Zóo riep ieder jaar de zomermaand, als do maaud Uwer dooden, U herwaarts ter bede vaart; tot dit jaar haar eerste dag u op 't ziek bed wierp, waarop de benevelde geest noch den laatsten wensch over Uwe dooden sprak Rust zacht, in dit Uw tweede Te Huis! Wat al geheimen en raadsels zinken daar in die diepte Wat gedachten en aandoeningen doorkruisen, als eene branding, het hart der levenden daar om heen Maar die alle lossen zich op in diepen weemoed, waar gansch de natie in deelt. Aan U allereerst, beminde Vorst en Koning denken daarbij allen, nu Gij den laatsten uwer drie Zonen ten grave brengt. Toen den eers te de dood dreigde, toen hoorde ik 't U zeggen En een Koninklijk woord vergeet men niet, ook na meer dan dertig jaren „Wanneer het der Voorzienigheid behaagde mijn kinderen te ontnemen, zal ik mijn troost vinden in de kinderen van Nederland." Mocht ge alzoo, mijn Koning door de liefde van U w Volk gedragen, meer dan eenig ander Vorst, en door duizenden bij duizenden opgedragen aan den Koning der Koningen, ook dezen zwaren slag te boven komen, ondersteund door eene trouwe, liefdevolle gade, en ook in rouw gelukkig door liet aanvallig Kind, thans Ne derlands troost en hoop. Üf zouden wij hier vooral niet hopen, Zonen van Nederland! hier, waar voor driehonderd jaren de bede van den verraderlijk vermoor den Vader des Vaderlands werd gehoord: z/lleere God! ontferm u over dit arme volk Die bede des stervenden verhoorden drie eeuwen, ook in den bangsten nood. Nog zweeft zij, als uit ziju open graf, gelijk eeu bescher mende Engel over 's Konings hoofd, en Huis, en Volk O verlieze dat Volk nooit het Christelijke geloof, dat zoo nog stervend bad Vorsten en gezanten uit den vreemde. Dank voor uwe belangstelling in Oranje en ia Nederland. Zegt het ten uwent, dat, waarde takken worden afgebroken, wij ons te nauwer scharen om den stam van Oranje-Nassauen bidt met ons dat God hem beware, zooals hij diep zijne wortels heeft in de graven der dooden en in de harten der levenden. En nu, nu worde ons allen de kracht geschonkeu, om Gode te zwijgen, waar zoo luide de graven spreken! Amen. Met onverflauwde aandacht volgt liet Ko ninklijk gehoor de lijkiede van den leeraar. De kist ontdaan van den rouwtooi, ver allengs zichtbaar en zonk langzaam in 'iet Koninklijk graf. Z. M. den Koning was de beproeving op gelegd ook zijn laatsten Zoon ten grave te zien dalen. Z. M. drukte den Hertog van Saksen hand, en verliet diep bewogen, oumiddelijk e Kerk, om naar den residentie terug te keeieu- En terwijl op het oogenblik, dat Z. M. markplein passeert, de tamboers van het gaf nizoen als militair saluut, den helderen sagi aan de trommen na het afleggen van het rouw floers teruggegeven, tot in het kerkge ou doen doordringen, blijven de aanwezigen a daar bijeen toidat, na verzegeling der ki»b ron Eagel had aangekondigd, dat de plee1'? teraardebestelling vau het stoffelijk over 0 sel van Z. K. H. den Prins van Oranje vol bracht is. - De verzegeling van de kist door c nister van Justitie, bijgestaan door den s«e taris-generaal van gezegd Departemen plaats in het bijzijn van den grootmeeste Koning enden opper-hofmaarscaalk, 11 intendant, volgende wijze:

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1884 | | pagina 2