A L G E 33 E E
A I> V E 11T E X T 1 E-
tSOf).
DOADER!
nlEl' W S"
&L L A X D IJ O li W13 E A D.
7
J. WIKKEL,
TE SCHAGTbN,
Ao 1SS4.
2Sstc Jar.r^niïs:.
:f f
1 per week Woens-
inzending tot 's
hertenden in het.
aatst.
Ingezonden stukken één das vroeger.
Uit AMSTERDAM.
VI.
4 Augustus '84.
Sedert ik u mijn vorigen brief schreef, is
het er in onze goede stad nog niet veel op
verbeterd, wat de straten betreft, die hier en
daar nog tamelijk overhoop liggen. De Kalver-
straat ziet er in een woord miserabel uit
en de winkeliers, die niets te doen hebben
wegens gebrek aan koopers, zelfs aan voorbij
gangers, gaan dan ook maar met de kippen
op stok, m. a w. ze steken 's avonds geen
licht aan, en sluiten als 't donker wordt. Een
ongeluk komt nooit alleen, zegt het spreek
woord; alsof de arme winkeliers nog geen
schade genoeg hadden, heeft tot tweemaal toe
een dronken kerel de Kalverstraat met een
bezoek vereerd en links en rechts eenige
spiegelruiten stukgeslagen, welke brooddron
kenheid hem echter op eenige maanden cel
te staan komt.
De deinpingswerkzaamheden vorderen lang
ham en strekken vooreerst ook al niet tot
verfraaiing onzer stad. 't Is dan ook een
vreemde vertooning, wanneer een achtergevel
fï
Roman van Ewald August Koning.
(19.-) VIJFDE HOOFDSTUK.
„Men zou waarachtig bijna uit zijn vei springen f'
gromde de advokaat, toon hij weder met zijn vriend
alleen was. „Die twintig duizend thaler zijn zoo goed
als uit het venster geworpen, gij zoudt ook zonder
dit offer uw doel hebben bereikt. Gij zijt heden niet
meer de arme commies, die toeraaals
„Laten wij dit rusten 1" zeide Tauber. „Van een
offer kan hier geen sprake zijn, Hinsen zal mij liet
geld terugbetalen. Het kan ii deren bankier overkomen,
dat hij voor een oogenblik in verlegenheid is, dan
moet men geld hebben, gerechtelijke aanklachten
schokken het creöiet en brengen daaidoor alleen de
crediteuren in gevaar."
„Dit gevoel van kieschheid tegenover een man,
die
„Ik bid u, spreken wij daar verder niet over, ik zeide
u immers, dat ik het verlcdene vergeten heb. Wanneer
het u spijt, dat ik u een vet proces ontfutseld heb
„Nu, nu, kunt gij ook bcos worden? Do tijden,
waarin ik op cliënten loeide, gelj|k de spin op vliegen,
zijn goddank voorbjj, toch ontken ik niet, dat ik dit
proces gaarne overgenomen had; met den bankier
Hansen heb ik zelf ook nog een appeltje te schillen I
Wie niet geraden wil zijn, die is ook niet te helpen,
en dus moet ik u uw weg laten gaan."
„Eu gij zult vernemen, dat ik op den rechten weg
ben, die eindelijk mij in den lang veibeide haven
voert. Adieu, tot weerziens."
De advokaat knikte zwijgende. Friedrich Tauber
verliet het hnis, in gedaehten verzonken.
Hij had alleen met de edelste bedoeling mijnbeer
^'eber zijn aanbod gedaan, het smartte hem, dat de
vriend, wiens woorden hij zeer goed begreep, hem
zoo zeer miskende.
En waarom wilde da advokaat hot niet goedkeuren,
dat de vrieud nu aan Ellen's zijde zjjn geluk hoopt
ie vinden? Waarom gebruikte hij elke gelegenheid
lot eene hatelijke aanmerking over den bankier, die
hem toch geen aanleiding tot haat had gegeven
Deze hatelijkheden konden hem werkeljjk het op
onthoud in het huis zijns vriends onaangenaam maken,
hij nam zich voor, alleen heen te gaan, wanneer de
advokaat op bet gerecht was, en bij wist dat Johanne
alleen zon zijn.
In „de Witte Zwaan" wachtte hem een onaangename
ontmoeting, hij zag in de oetzaal een ouden heer, in
*ien iiij oogenblik kei ijk ten gerechtsbeambte herkende.
Deze heer zat aan een tafel te schrijven,de weduwe,
■Eeinhard en do kellner, stonden achter hem.
-Ik zeg u nog eens, dat deze aanklacht nitts minder
an een lage wraakoefening is!" riep de weduwe
nit, toen Tauber binnen trad. „Ik ontken do
mi
S
UITGEVER:
Laan, Wijk D, No. 5.
plotseling vóórgevel wordt. Niet iedereen hoeft
de middelen om terstond aan de achterzijde
van zijn huis een knap voorkomen te geven.
Hierbij komt, dat men moeilijk van oude
gewoonten kan afstappen. Zoo hebben vele
dienstmeisjes de slechte gewoonte vuilnis in
de gracht te werpen op het Damrak is het
reeds voorgekomen dat een werkman dit op
het hoofd kreeg, daar de dienstbode nog in
de meening verkeerde dat daar een gracht was.
Ofschoon niet zoo druk als voor een paar
jaar wordt er toch nog steeds gebouwd en
men staat verbaasd hoe de prachtige en niet
goedkoope huizen een uur gaans van het
centrum der stad gelegen, nog verhuurd wor
den. llier en daar toch verheffen zich derge
lijke woningen als pleisterplaatsen in een woes
tijn of aan een afgelegen landweg. Gij kent
het Vondelspark, dat zich tegenwoordig reeds
tot de gemeente Nicuwer-Amstel uitstrekt.
Thans is men bezig met den aanleg van
het Sarphati-park, dat zich zal uitstrekken van
nabij den Amstel-oever achter de Govert-
Flinckstraat in de richting van het Rijks—
Museum, waar liet Willemspark begint, dat
wel reeds aangelegd is, maar zich natuurlijk
schuld niet, maar beb toch ook de renten tot nu stipt
betaald
„Geef u geesn moeite, moeder!" viel Reinhard haar
in de rede, „dio mijnheer vervult hier zijn plicht,
de aanklacht zelve en de oorzaak daartoe, boezemen
hem weinig belang in."
„Zeker!" antwoordde de beambte schouderophalende,
terwijl hjj opstond en de weduwe het pipier overgaf,
„bier is de eiscli voor betaling, raadpleegt gj nu
met een advokaat."
Hierop verwijderde hij zich, Reinhard trad eens
klaps op zijn moeder toe.
„Zeg uw vri<-nd niets van do ware oorzaak."
fluisterde hij, „bij do schande wil ik ook nog niet
den spot dragen."
„Stel u gerust," zeide Tauber, naderbij tredende,
op zijn trouwhartige wijze, „wanneer gij m|] wilt
toestaan, u uit de verlegenheid te helpen, dan kunt
gij er van overtuigd zijn, dat ik het gaarne zal doen."
„Ik dank u," antwoordde de weduwe, zonder acht
te slaan op den donkeren blik van haar zoon, „ik
bid u, lees dit geschrift. Zooals gözegd is, ik erken
de schuld, die ik helaas nog niet in staat was af te
doen. Een aanklacht had ik van deze zijde evenwel
niet verwacht, want ik heb steeds met B'iptheid de
renten betaald, maar gij kent den man immers, mijn
zoon heett onaangenaamheden met hem gehad, en nu
wil hij daarvoor wraak nemen."
Tauber had het bevel tot betaling gelezen, het d< ed
hom leed, Hansen s naam op l et papier te z'en;
doordringend sloeg hij Reinhards gelaat gade, dat
gloeide van toorn.
„Mag ik mij veroorlooven, te vragen van welke
aard de/.e verschillen waren zeide bij.
„Verschil van gevoelen antwoordde Reinhard
schouderophalend. „Wij zijn wat hard tegen elkmder
uitgevallen, on mijnheer Hansen zocht daarin reu voor
wendsel, om mij te ontslaan."
„Juist zooals hij in der tijd met u deed," zeide
de weduwe.
Tauber knikfe; dat de eigenlijke oorzaak van het
ontslag dezelfde zou kunnen zijn, gelijk toen bij bem,
vermoedde hij niet.
„Hij loochent eene betaling, die ik hem nit de
kas heb gedaan," ging Reinhard voort, nadat hij door
een wenk den nieuwsgierig luisterenden kellner had
verwijderd, „waarvan ik de quitnntie belaas niet kan
overleggen, omdat ik door drukte vergat, mij die door
hem te la'en geven!"
„Dat is een kwade geschiedenis," zeide Tauber
nadenkend.
„Wel is waar laat ik de zaak er niet bij blijven!
Ik zal nu ook een aanklacht instellen, mijnheer
Hanstn meet voor het gerecht bezweren, dat hij het
g< ld niet heeft ontvangen Doet hij dat, dan heeft
hij een meineed gezworen, want ik ben mij van de
waarheid van mijne bewering bewust."
„En gesteld, Let ware een meineed, hoe zu!t gij
Prijs per jaar f3.Franco per post ƒ3.GO
Afzonderlijke nummers f 0.05.
Advertentiën van één tot vijf regels f 0 75.
iedere regel meer f 0.15. Groote letters wor
den naar plaatsruimte berekend.
flog in zijn kindsheid bevindt, zoodat het meer*
op een vlakte of een exercitieveld gelijkt., dan
op lommerrijke wandeldreven. Aan den zoom
nu van dat Willemspark ziet men een blokje
huizen staan. Ik vraag n wie zal daar nu gaan
wonen En toch zijn ze reeds ten deele
bewoond. Hetzelfde ziet men langs de Amstel-
boorden, nabij Schallenbrug, langs den ringdijk
tegenover het Rechthuis te Watergraafsmeer.
Langs een zeer afgelegen, tot nog toe ontoe
gankelijk pad staan daar eenige fraaie villa's,
die tot den prijs van f 400.a f 800.
worden verhuurd. En toch staan er in de stad
nog vele huizen leeg; maar de stroom trekt
meer en meer naar de polders en buiten
gelegen wijken, Welke zich in weinige jaren
tot voorsteden ontwikkelen. Buiten de Muider-
poort stond tien jaar geleden nog geen enkel
huis, en thans is het niet alleen een druk
bevolkte buurt geworden, maar geheel op
Amsterdamsche leest geschoeid; men vindt er
fraaie winkels, artikelen van weelde, koffie
huizen zoonis in de Kalverstraat, maar het
opmerkelijkste is, dat die huurt haar eigen
bestuur heeft, dat zij afgevaardigden naar
de hoofdstad zendt om met den gemeenschap-
hem dat bewijzen?" vroeg Tauber hoofdschuddend.
„Kari ik h^t hem ook niet bewijzen, dan heeft hij
toch zijn geweten mot een schuld belad n
„En T de oogen van het publiek blijft eb alleen
de schuldige. Laat mij deze geschiedenis regelen, ik
zal morgen met den bankier er over sproken."
De weduwe knikte to stemmend, maar op Reinhard'»
gelaat vertoonde zich een bitter en spottend l.'ci'jo.
„Hij zal u lietzelfdo zeggen, wat hij mij heeft gezegd
en bij zijne bewering blijven," antwoordde hij, „ik dort
de aanklacht, hij moet den eed zweien, wanneer hij
daartoe den moed heeft."
„En ik raad u, onderneem niets, voor gy niet d:n
uitslag van mijn onderhoud met hom hebt vernomen,"
zeide Tauber ernstig. „De zaak heeft imnurs zulk een
spoed niet, op deze vordering tot betaling kati ee st
na verloop van zekeren termijn een aanklacht volgen,
en ik hoop morgen reeds die zaak tot aller genoegen
te regelen."
„Wanneer pij van plan zijt, deze schuld te delgen,
dan raad ik u doe het niet," antwoordde Reinhard
bitter, „het is niet de eenige schuld, dio wij hebbon,
en al wil ik ook trachten dit hotel weder in bloeit»
brengen, dan twijfel ik er toch am, of mijn wil w<I
toe'eikeud zal zijn, want de schuldenlast is drukkend.
Alleen e°n groot kapitaal zou kunueu helpen, ea zoo
dwaas zal toeh niemand zijn
„Daarover kunuen wij later wel een» spreken,
wanneer gij een trouwen vriend van uw moeder uW
volle vertrouwen wilt scheuken." zeide Tauber op
vertrouwelykea toon tot hom, zoodat de jonge man hem
verbaasd aanstaarde, „behartig gi) mijn raad en heb
geduld tot morgen. En u zeg ik nogmaals, verontrust
u niet over deze vordering," zeido hij nu tot de weduwe,
terw il hij haar do hand bood, „ik zal mijn invloed
op Hansen in uw belang weten te doen go den."
Hij verliet nu de eetzaal en begaf zich naar zijn
katu-r; de weduwe prees htm als een edel, goed
hartig man.
„Wanneer hij de schuld delgt, din is dat een
aalmoes, die ik niet kan aannemen," zeide Reinhard
met gefronst voo-hoofd, „ik zou wel wenschon, dat
hij z eh over onze zaak niet meer bekommerde."
„Zou het niet dwaas zijn de vrie-. den hand lerug frt
slooten, die ons hulp zal brengen?" vroeg zijn moeder
verwijtend. ann< er hij ons met het noodige kapiiaal
wil ondersteunen, waarom zouden wij het dan niet
aannemen
„Omdat wii het nimmer zullen kunnen terug be
talen I
„Hebt gij reeds al'en moed verloren?"
„Het is inooielijk, dea mo d ta be .ouden, wanneer
men onzen vertwi|felden toestand h'er kent."
Daar dek.llner in dit oogenblik weder binnen
trad, zoo gat de weduwe haar zoon ee.i wenk, erf
beiden begaven zich naar do woonkamer, om hum
beraadslaging aldaar voort te zetten.
H ordt Vervolgd,