A L G E 51 E E
A. V E RTENT1 E-
ZOADAG
&L.\ n o i: w es e a i>.
1 SEPTEMBER.
rP
I i
X I E U W S-
J. WINKEL,
Fourage voor Paarden.
Ao 1SS4.
2Sstc Jaargang.
JE 1809
TE SCHAGENi
G e m een te Sc ha gen.
Bekendmakingen.
ZELDEN TEVREDEN.
SCI! .40
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woens-
en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's
•af" A 0s 12 ure, worden Adverleniièn in het
eers:^itkomend nummer geplaatst.
Inqï9"onden stukken één dag vroeger.
UITGEVER:
Laan, Wijk D, No. 5.
Prijs per jaar ƒ3.Franco per post 3.GO
Afzonderlijke nummers f 0.05.
Adverlentiën van één tot vijf regels f 0 75.
iedere regel meer f 0.15. Groote letters wor
den naar plaatsruimte berekend.
Gegadigden, voor de levering doiVnoodige fourage
gedurende ongeveer vijf dagen, voor drie-en twintig
officiers- en troepenpaarden, worden uitgonoodigd ten
spoedigste ter gemeente-secretarie opgave te doen
van de prijzen waarvoor zjj zich daarmede willen
heiasten.
De rations zijn per dag voor ieder paard saamgesteld
als volgt:
3 Kilogram Hooi.
3£ Stroo en
4i Haver.
Schagen, 5 September 1884.
De Burgemeester,
G. LANGENBERG.
Burgemeester en "Wethouders van Schagen, gelet
op art. 89a, van het politiereglement dier gemeente,
brengen ter algemeene kennis:
A. het is in het belang der openbare veiligheid
op Dinsdag, den 9en September a. s., verboden, in
de kom der gemeente anders dan stapvoets te
rijden;
B de rijtuigen welke op dien dag de afgesloten
Marüdraversbaau op de gedempte gracht moeten over
gaan, zullen op dio baan steeds rechtsaan moeten
houden. De bestuurders of geleiders gedragen zich
vei der stipt naar de aanwijzing der aldaar aanwe
zige politie.
Overtreding wordt gestraft met eene boete van
1 5.
Schagen, den 5en September 1884.
Burgemeester en Wethouders voornoemd;
G. LANGENBERG,
de Secretaris,
DENIJS.
jRoman van Friedrich Friedrich.
(2.) I.
Het teeken tot het begin van don ren werd gege
ven, de vijf paarden, welke er aan deel namen,
schoten vooruit. Drie er van behaalden spoedig een
voorsprong, de vos-merrie van den luitenant en het
paard van den landoigenaar bleven een weinig achter.
Alle zaakkundigen wisten dat de ervarene en bekwa
me Jockey van den luitenant de krachten van zjjn
paard in den beginne opzettelijk spaarde, want de
groote, in een wi)den kring afgebakende baan moest
hij den hoofdren tweemaal doorloopen worden.
„De jonge landeigenaar schijnt een bekwaam rijder
te zijn, waut hij ontziet zijn paard insgelijks," merkte
de overste von Büling op tot een bekend heer,
die naast hem op de tribune stoud.
.Ik geloof, dat zijn het paard hem vel noodzaakt
achter te blijven," antwoordde Tilly hierop, ofschoon
de woorden niet tot hem gericht waren.
De majoor richtte slechts een ontevreden blik op
den spreker, zonder hem to antwoorden.
„Bülow," riep Tilly, wien dezen blik verdroot, luide
nit. „Uet ergert mij, dat ik de weddenschap van
den jongen man heb aangenomen, ik wil mij niet
met zijn geld verrijken, ik verklaar die weddenschap
,0er ongeldig en roep u op tot getuige."
De overste zweeg.
.Bülow," riep luitenant von Tilly verder, „ik
*ed om vijfhonderd mark, dat de jonge man hoe
«et hij toch ah Schmidt een vreemde,
Onderlinge naam dat hij niet over de hindernis-
On zal komen, zonder te vallenJammer voor het
paard, al is het ook geen volbloed 1"
Het scheen, alsof hij zijn superieur wilde uittarten
jsaar Je overste deed alsof hij deze woorden niet
m^rde. Zijn ernstig gezicht werd nog ernstiger. Hij
Jjj"'d cr niet van, buiten den dienst eenige dwang
te oefenen op zijn ondergeschikten, zoolang zij,
i binnen de strenge grenzen bielden, die hun stand
en voorschreef. Luitenant von Tilly stond intusschen
IV Punt» ^eze f?reDzen te overschrijden.
Jp renners hadden de baan eenmaal doorloopen en
®njen voor de eerste maal het doel.
e beide voorsten waren de vos-merrie von Til) y
Do Burgemeester der gemeente Schagen
Gezien art. 23 en 29 vau het Polilie-reglemeat
dezer gemeente
Verleent vergunning aan de tappers, om op Dinsdag,
den 9en September a. s., na bezetten tijd te mogen
tappen, muziek te laten maken en danspartijen te
doen plaats hebben.
Schagen, 5 September 1884.
De Burgemeester voornoemd
G. LANOENBERG.
-(o)-
't Is den mensch aangeboren, om ontevre
den te zijn.
Dat gezegde is misschien wel wat stout in
de meening van enkelen, die gaarne hunne
gebreken bedekken en beter willen schijnen,
dan ze werkelijk zijn. Ontevredenheid is zoo'n
leelljke ondeugd, dat de meeste menschen
daarvan niet gaarne beschuldigd worden.
Trouwens, waarvan wordt men gaarne be
schuldigd
Die ontevredenheid openbaart of uit zich
zeer dikwijls op 't gebied van weêr en wind.
Wanneer de lente volgens de gewone bereke
ning zou moeten verschijnen, en naar haar
verlangend wordt uitgezien, gebeurt het zeer
dikwijls, dat menschen en vogels worden te
leurgesteld en 't lieve jaargetijde ontzettend
lang op zich wachten laat, en die anders zoo
vriendelijke dagen gekenmerkt worden door
eene temperatuur, die heel wat anders is dan
zacht.
en het paard van den landeigenaar, beiden hadden
reeds eenige paardenlengten voorsprong op de overigen
en er viel niet aan te twijfelen, dat zij da over
winnaars zouden zijn.
Tilly's paard was een halve lengte voor, doch
den kenners ontging hot intusschen niet, dat de
Jockey reeds veelvuldig gebruik maakte van de kar
wats, terwifl de jonge landeigenaar zijn paard volstrekt
nog niet scheen aan te moedicen.
Tilly had dit ook zeer goed opgemerkt, het bloed
scheen uit zijn gelaat geweken te zijn. Hij lachte,
maar dit was een gedwongen lach.
„Bespottelijk!" riep hij luide uit, ofschoon niemand
een woord gesproken had, „Ik ken mijne Sabine en
weet, dat zij volhoudt. Het eigenlijke rennen begint
nu eerst, tot zoolang kon elke knol wel medeloopen.
De baan is bovendien bespottelijk kort, iu Engeland
is zij vijfmaal zoo lang."
„Von Tilly, weet gij nauwkeurig hoe lang de banen
in Engeland zijn?" vroegde overste, terwijl hij het hoofd
een weinig ter zijde boog.
„Bepaald veel langer," gaf de gevraagde ten ant
woord.
„En ik kan u de verzekering geven, dat bij de
meeste EDgelsche rennen de banen korter zijn,"
merkte de overste op.
Luitenant von Tilly haalde de schouders op, als wist
hij het beter, en verbood alleen de eerbied voor zijn
overste hem, zijn gevoelen te doen gelden.
„Ik heb Sabine reeds voor de eerstkomende
groote rennen in Engeland aangemeld," zeide hij tot
Bülow, die naast hem stond. „"Wanneer zij daar mis
schien al niet den eersten prijs wint, dan geloof ik toch
van den tweede zeker te zijn. Dit rennen is immers
maar een spel
De renners kwamen voor de tweede maal in het
gezicht. Langs de lange barrière bogen alle hoofden
zich voorover. Een plechtige stilte heerschte er
rondom, want binDeH weinige seconden moest het
beslist zijn, wie de overwinnaar was. Nog bleven
Sabine en het paard van den landeigenaar gelijk, daar
gebruikte de berijder van dit paard de karwats en
won dadelijk een korten voorsprong.
En dien behield bij. Ruim een paurdenlengte eerder
kwam Hektor aan het doel.
Een luid Hoerauit meer dan duizend kelen
begroette den overwinnaar.
Verschrikt was luitenant von Tilly achteruit
getreden, de lippen vast op elkander geperst. Er
was hem iets ongelooflijks overkomuu en hij scheen
Maar ziet! eindelijk heeft de noordewind
uitgewaaid en een mildere tint vertoont zich
over alles en wanneer dan die heerlijke tijd
an zacht weêr aanbreekt dan is men verrukt
en opgetogen. Zoowel de land maft, die zijn veld
kan bezaaien en de grondslagen legt voor een
goeden oogst, als de winkeliers, die de voor-
jaarskleeding aan den man kunnen brengen,
benevens nog een heirleger van anderen, wier
verdiensten van een mooien zomer afhangen,
en ook zij, die hoegenaamd daarin hun bestaan
niet behoeven te vinden, maar alleen willen
genieten, volop genietenal die vele menschen
juichen en zijn tevreden; en alles is vervuld
met tevredene menschen. Wat een aangenaam
schouwspel levert dat niet op en wat maakt
dat niet eene scherpe tegenstelling met dia
sombere levensbeschouwing, die zich grondt
op de stelling, dat de aarde een tranendal is.
Wat een prachtige zomerdagenWat een
verrukkelijk gezicht wanneer 't landschap zich
baadt in de zonnestralen en een zee van licht
zich overal uitbreidt en de bloemen hare schit
terendste kleuren zoo rijk vertoonen en de
groeikracht door de alles stovende warmte buiten
gewoon wordt genoemd. Wat al vooruitzichten
van een ongekenden oogstAlles verheugt en
verblijdt zich in zoo'n ongekenden zomer, zoo'n
ouderwetschen, als men in tijden niet heeft
beleefd
Wat al reden tot tevredenheid
Maar blijft het zoo?
Dat zou immers onbestaanbaar zijn en niet
het nog niet te kunnen begrijpen. „Overwonnen!
Overwonnen!" klonk het luid in zijne ooren, alhoewel
niemand het bem toeriep. Hij vermoedde niet, dat
velen bem dezen nederlaag gunden.
Zij, die naast en om hem stonden, snelden voort,
om den overwinnaar geluk te wenschen en zijn paard
te bewonderen.
Tilly begaf zich alleen naar de tent en zonk op
een stoel neder. Hij beschouwde deze overwinning als
een nederlaag in een zaak van eer. De kellner moest
hem bijna den geheelen inhoud van een champague-
flesch in een bierglas schonken, en hij ledigde dit in
eene teug.
Nog stonden al zijne vrienden bij den gelukkigen
overwinnaar, en hij beschouwde zich zelve als een
afgedankte. Daar zag hij hoe zijn Sabine van de
renbaan naar de zadelplaats gaat. Een dolle gedachte
Bchoot bom door zijn halfbeschonken hoofd- Hij sprong
op en verliet de tent. Met eene gebiedende beweging
der hand wenkte hij den Jockey naderbij te komen.
Beschroomd bracht deze het edelo dier, welks flanken
nog altijd naar adem snakkend zich heftig bewogen,
tot hem.
„Stijg af!" beval de luitenant op korten, luiden toon.
„Genadige heer, ik heb mij niets te verwijten,"
smeekte de Jockey.
„Stijg af!" horüaalde Tilly Dog eens op denzelfdon
toon.
De Jockey gehoorzaamde.
De luitenant ging nu voor het dier staan, dat nog
van de buitengewone inspanning sidderdehij haalde
een revolver te voorschijn, hield diea dicht voor den
kop van het paard, en schoot het neder, voor iemand
het hem had kunnen beletten.
Het schot had aller oogen op het voorgevallene
gericht. De kameraden van den luitenant ijlden ont
steld nadorbjj.
„Tilly, zijt gij dol riepen verscheidenen hem
gelijktijdig toe.
,lk geloof het niet," antwoordde de gevraagde met
de grootste gelatenheid.
„Dat prachtige dier!" riepen bijnaallen medelijdend uit.
„Het is waanzij, dat edele dier dood te schieten 1*
De overste trad naderbij.
„Luitenant von Tilly, waarom hebt gjj het paard
doodgeschoten vroeg hij op gestrengen en hoorbaar
ontroerden toon.
„Het had geen waarde meer voor mij, nadat hot
overwonnen was."
„Gij zoudt verstandiger gedaan hebben, wanne t