ALGE M E E
A. DVERTESTIE1
DONDERDAG
I
N I E U W S"
L AJDBOl W BLAD.
11 SEPTEMBER.
2Sstc Jaargang.
Gemeente Scha gen.
Bekendmakingen.
Kinnen/andsch iMemvs.
Ao IS8A.
tSIG
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woens-
19— en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's
"tiddags 12 ure, worden Advertentièn in het
eerstuitkomend nummer geplaatst.
Ingezonden stukken één das vroeger..
Hot HOOFD van het PLAATSELIJK BESTUUR
der Gemeente Schagen, brongt bij deze ter kennisse
van de ingezetenen dier gemeente, dat hot kohier
No. 2 voor de belasting op het Personeel dienstjaar
1884(85 op den 5en dezer door den Heer Provinciale
Inspecteur in de Provincie Noord-Holland is executoir
verklaard en op heden aan den Meer Ontvanger der
directe belastingen binnen deze gemeente ter invorde
ring is overgegeven.
Ieder ingezeten, welke daarbij belang heeft wordt
alzoo vermaand op de voldoening van zijnen aanslag
behoorlijk acht te geven, ten einde alle gorochtelijke
vervolgingen welke uit nalatigheid zouden voortvloeien,
te ontgaan.
Schagen, den 5 September 1884.
Het Hoofd van hot Plaatselijk Bestuur voornoemd,
O. LANGENBERG.
1 m i
Bij Koninklijk besluit van den Gden
dezer is de Edel Acbtb. Heer G. Langenberg
fierbcnioemd tot Burgemeester onzer Gemeente.
Schagen 9 Sept. lieden had alhier de
harddraverij met paarden voor kar of sulkey
gespannen, plaats.
Was het regenachtig weder der laatste dagen
oorzaak dat men voor slecht weder vreesde,
gelukkig bleek alras dat die vrees ijdel was.
Integendeel het heerlijkste herfstweder had
de regenbuien vervangen en een frisch windje
Roman van Friedrich Friedrich.
(3.) II.
De overste von Rüling reed in gezelschap van den
hem bevrienden landeigenaar von Selle langs een
omweg bedaard naar de stad. Hij was ontstemd, en
*ijn gelaat, dat gewoonlijk reeds ernstig en streng
stond, had een bjjna dreigende uitdrukking.
„De dwaze daad van den luitenant hindert mij,"
zeide hij. „Zij zal hier dagen lang het onderwerp van
het gesprek uitmaken, en ik weet, dat velen ze niet
als een jongensstreek zullen beschouwen, maar zelfs
■net zekeren trots den luitenant zullen bewonderen.
Do groote menigte toont immers haren oerbied. wanneer
«en lichtzinnig jong mensch met lachend gelaat eenige
buizende marken hot venster ubwerpt"
„Is Tilly werkelijk zoo rijk, als hier wordt verteld?"
Uoeg do landeigenaar.
De overste haalde half ontwijkend en half twijfelend
de schouders op.
„Ik weet alleen, dat hij zooveel geld vermorst op
de lichtzinnigste en dwaaste wijze, dat zelfs een mil-
lioenair zich daardoor ten gronde moet richten," ant
woordde hij. „Zijne moeder is eene Engelsche en
borger vrouw, en dit rechtvaardigt al zeer weinig
oen hoogmoed, waarmede haar zoon neerziet op al,
*at niet tot den adelstand behoort- Haar vader moet
j-'ch uit de laagste volksklasse opgewerkt on weinig
beschaving bezeten hebben. Na zijn dood heeft zij
oiens groote steenkolenmijnen geërfd en dezen moeten
baar inderdaad een vorstelijk inkomen verschaflen.
'y's vader heeft op zeer grooten voet geleefd,
Jwider evenwel een dwaas verkwister te zijn. Zoolang
"Sleefde,heeft hij zijn zoon steeds binnen zekere perken
{^houden door zijn dood zijn die evenwel vervallen,
'"y is de vertroetelde lieveling zijner moeder, en de
®de dame, die zelfs excentrieke neigingen bezit,
1iedere dwaasheid van baren zoon met onver-
n vreugde opnemen. Over het vermogen dor vrouw
«n 8 eTenwe^ een dreigende wolk. Haar erfrecht
daarmede bet bezit der rijke mijnen wordt haar
-reden, omdat bij hare geboorte duistere zaken
ten hebben plaats gehad; reeds sedert twee jaren
v J' lQ Engeland een proces tegen haar gevoerd en
teeer zij dit moest verliezen, dan zou haar zoon
Js
UITGEVER:
J. WINKEL,
TE SCHAGEN.
Laan, Wijk D, No. 5.
beloofde een niet al te drukkende hitte.
Liet het zich tot op bijna het laatste oogenblik
aanzien dat er weinig harddravers zouden
komen, toch bleken bij de loting zich er 13
aangegeven te hebben, allen uit den omtrek.
De prijs f 250, in goudgeld, werd behaald
door «Susanna" bruine merrie, eigenaar de
heer C. Paarlberg te Zijpe, berijder de heer
J. Koster; terwijl de premie f 75, insgelijks
in goudgeld, ten deel viel aan Willem 111"
zwarte ruin, e'genaar de heer P. Brommer,
mede te Zijpe, bereden door den Heer
C. Brommer.
De prijzen werden den overwinnaars door
den Edel Achtb. Heer G. Langenberg met
een toepasselijk woord uitgereikt.
's Avonds werd tegen half tien uur ongeveer
het vuurwerk afgestoken, dat door de gemeente
was geschonken. Een prachtig effect maakte
vooral de torenverlichting terwijl het slot
nummer schitterend getuigde van de bekwaam
heid des vervaardigers.
De Harmoniekapel alhier verleende gedu
rende de feestelijkheden weder haar zoo ge-
waardeerden hulp.
Na afloop hiervan vond de zeer talrijke
menigte ruimschoots gelegenheid zich met
dansen te vermaken, terwijl de minnaars van
«boertigen kout" en «geestige voordracht",
in het koffiehuis «de Beurs" van den heer
W. Roggeveen Cz., door den Heer N. de Haas
vergast werden op zijne «geestige aar
digheden".
misschien niets meer bezitten dan zijn luitonaots-
tractement."
„Zou zij niet eenig vermogen bespaard hebben?"
„Neen," gaf de overste ten antwoord. „Zij is in
tegendeel altijd bij den bankier in de residentie, die
hare geldelijke zaken beheert, in voorschot."
„Kunt gij op den luitenant geen invloed uitoefenen
vroeg de landeigenaar.
Do oversto zweeg een oogenblik, over zijn golant
gleed een mismoedig lachje.
„Ik heb het beproefd, maar het beeft intusscben weinig
geholpen," antwoordde hjj. „Hij lag vroeger in de
residentie, waar hij nog meer gelegenheid had, aan
zijne lichtzinnigheid den teugel te vieren. Hij maakte
zich schuldig aan velerlei plichtverzuim in deri dienst,
doch men wenschto zulk een rijken officier bij het
leger te behoudenhij werd tot zijn straf hierheen
verplaatst. Ik beproefde in den beginne, hem op een
ander pad te brengen, ik gaf hem toegang tot mijne
familie en bij verkeordo veel in mijn huis. Mijn streven
werd intusschen door anderen verkeerd uitgelegd,
men beschuldigde mij van het voornemen, hom te
willen winnen voor mijne dochter, die overigens nog
een kind is en die ik eens een geheel anderen man
toewensch. Zoodra mij dit gerucht ter oore kwam,
sloot ik natuurlijk mijn buis voor hom. Hij weet, dat
ik in den dienst onverbiddelijk streng ben en hij
heeft zieh nog niet aan het geringste verzuim schuldig
gemaakt. Het is in strijd mot mijne overtuiging mij
te bemoeien, met het particuliere leven van mijne
ondergeschikten, zoolang dat niet do eer aantast van
den stand waartoe zij behooren. Dat moet een ieder
met zijn eigen geweten afmaken."
„De luitenant moet zoor hoog spelen vroe<*
von Belle.
„Ja, op zekeren avond beeft hij een zeer aanzien
lijke som verspeeld, ik hiold het voor mijn plicht,
hem te waarschuwen, hjj antwoordde mij dat het
voor hem maar eene kleinigheid was en eenige avonden
later verspeelde bij het drievondige. Ik heb hem geen
woord meer gezegd. Want dit heeft met den dienst
niets te maken en hij kan er zich altijd op beroepen,
dat in de residentie eenige zeer hoog geplaatste
officieren op gelijke wijze het spel beoefenen."
„A\ erkt hij door zijn voorbeeld niet nadeelig op
zijne kameraden r vroeg de landeigenaar.
„Tot nog toe heb ik er niets van bemerkt," gaf
de overste ten antwoord. „De meesten van ben zijn
flinke en ijverige mensehen en tot hun gelnk g. en
enkele rijk genoeg, ora de dwaasheden, die Tilly
Prijs per jaar/3..Franco per post 3.GO
Afzonderlijke nummers f 0.05.
Adverlentiën van één tot vijf regels f 0 75.
iedere regel meer 0.15. Groote letters wor»
den naar plaatsruimte berekend.
Een talrijke menigte was van elders hierheen
gekomen, en heeft ons opnieuw doen zi< n
dat een harddraverij zij het niet precies voor
allen, dan toch voor velen onzer burgers
belangrijke voordeelen oplevert, en vinden wij
derhalve niet overbodig bij deze gelegenheid
op te merken dat het Bestuur onzer Hard-
draverij-Vereeniging dit jaar nog met vele
moeielijkheden heeft te kampen gehad, voor
deze harddraverij kon doorgaan, zoodat een
grootere en meer algemeene deelneming tot
het voortbestaan der Vereeniging zeer gewenscht
is en in het belang der geheele gemeente
dringend wordt aanbevolen.
De Atjeh correspondent van de Sumatra
Ct. meldt omtrent de zaak van Cohen:
Cohen is al lang voor het gerechtelijk onder
zoek; maar zoover ik weet, is er maar één
getuige tegen hem, die eenig gewicht in do
schaal legt, met name onze spion Toekoa
Hoesin. Cohen ontkent zoowat alles, en moet
hoor ik, zonderling de hem gestelde vragen
beantwoorden. Vraagt men bijv. waarom hij
tegen onzen troepen heeft gevochten, dan
luidt zijn antwoord in dezen geest: „Maat*
heeren, hoe kunt u mij dit vragen Ik, Mozes
Cohen, die juist omdat ik zoo bang ben vooi'
vechten, naar de Atjehers ben gevlucht, zou
gevochten hebben en beveelt men hein
aan, om toch vooral niet te liegen, dan luid
het„Ik, Mozes Cohen, ik liegen Maar wan
neer zal 'k gezond zijn - hebben de hee
ren mij dan ooit op een lengen betrapt?"
begaat, nn te kunnen doen. Dat zij} menigen naö'it
met hom drinkende doorbrengen, wil ik hen niet
toorokenen zij zijn jong on bijna geregeld zijne gaston.
I11 den dienst maken zij zich aan niets schuldig. Tilly's
kwade geest is de schildor Kalinka, die al zijne dwaas
heden goed noemt en hem er toe aanspoort."
„Ik heb hom gezien," merkte von Selle aan. „Een
merkwaardige en in het oogloopeude verschijning.
Kent gij dien nader?"
„Neen. Hjj is een geboren Pool, hooft vele jaren
in Parjjs geleefd on is voor ongeveer eon jaar hierheen
gekomen. Dat is alles wat ik van hem weet en meer w oot
goloof ik, hier niemand. Hjj had or slag van,
zich toegang te verschaffen tot do voornaamste
kringen; de dames dwepen mot hom; hij gaat door
voor zeer introssant, doch op mij heoft hij goen aan-
genamen indruk gemaakt. Het is in zekere kringen
mode geworden, ,ich door hem te laten uitschildoren
ik zal deze mode nimmer volgen."
„Ik hoorde heden, dat de barones von Ortlio boni
zeer voortrekt?" merkte von Selle aan.
De overste haalde de schouders op.
„Hjj verkeert dikwijls in hare salons, maar hij is
niet de eenige, die dit voorrecht geniet. Tilly geolt
zich evenwel veel moeite om deu gunst dier dame te vor-
werven. Mij is do barones in velerlei opzichten een
raadsel. Zjj is zeor vermogend, schoon en geestig, zjj
bezit een betooverende beminnenswaardigheid, uiair
ik houd haar voor coquet en koelhartig."
„Is uw oordeel niet een weinig hard bracht Sollo
liier tegen in.
„Ik geloof het niet. Ik wil voor do deug lelijkheid
mijner bewering niet do lichtvaardigheid aanvoeren,
waarmede zjj zich heenzet over den dood van haren
man. want zjj heeft dien man nooit bemind; ik
vermoed, dat zij behalve haarzelve, Diemand bemint.
Zjj schept er behagen in, zich het hof te laten maken,
zij speelt met de heeren, die naar haar gunst
dingen, zij staat hen een schijn'air groote vor-
trouweljjkheid toe, maar zij is te verstandig, om zich
te vergeten. Ware zjj van oen hartstochteljjker natunr
dan zou dit spel voor haar gevaarlijk kunnen worden,
maar nu dient het alleen om haar de verveling te
verdrijven."
„Gp gelooft dns niet, dat zij weder zal trouwen?"
vroeg de landeigenaar.
Dth, dat is iets andersantwoordde de over=ta,
„Mijne bewering heeft met deze vraag inetToel gemeen».
Zij zal weder huwen, wanneer hare belangen ei
weoBchcn daardoor hevo.derd worden, tMaf ik gcWf