A l g e 51 e e x
Advertentie-
L
N i e u w s-
19
OCT
Ao 18SA.
2Sslc Jaargang.
1S21.
I
9
L A N D i! O (J W BLAD.
W5i\kEL,
Laan, Wijk D, No. 5.
Gemeente Schagen
Bekendmakingen.
l
ZELDEN TEVREDEN.
(o)
vu.
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woens
dag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's
middags 12 ure, worden Advertenticn in het
eerstuitkomend nupmer geplaatst.
Tnr/pznnden stukken één dag vroeger.
UITGEVER:
TE SCHA GEN.
Prijs per jaar/ 3.Franco per post 8.GO
Afzonderlijke nummers f 0.05.
Advertenticn van één tot vijf regels f 0.75.
iedere regel meer f 0.15. Groote letters wor
den naar plaatsruimte berekend.
Burgemeester en Wethouders der Gemeente Schatten;
Brengen naar aanleiding van art 203, alinea 3
dor Wet van 29 Juni 1851, (Staatsblad No- 85) ter
openbare kennis, dat de Bogrooting der plaatselijke
inkomsten en uitgaven voor 1885, zooals zij aan den
Raad der gemeente is aangeboden, op de Secretarie
der gemeente voor een ieder ter lezing is nedergolegd
tot en met den 21 en October a. s. en dat oen ieder
daarvan, tegen betaling der kosten, een afschrift zal
kunnen bekomen.
Schagon, den 8en October 1884.
Burgemeester en Wethouders voornd.
De Burgemeester.
G. LANGENBERG.
de Secretaris,
DENIJS.
De Burgemeester vpn Schagen
Gelet op de deswego ontvangen aanschrijving van
den Heer Commissaris dos Konings in deze provincie,
brengt onder de aandacht der ingezetenon de volgendo
bepalingen der op 1 October j.1. in werking getreden
wet, regelende bet Staatstoezicht op Krankzinnigen
Art. 2, Ie alinda.
rHct Staatstoezicht strekt zich uit over allo
Krankzinnigen, met uitzondering van hen, die, zonder
van hunne vrijheid te zijn beroofd, in hunne eigene
woning of in die hunner ouders of ochtgenooton
worden verpleegd."
Art. 3, lo alinda.
„nij, die een krankzinnige vorpleogt, over wien
het Staatstoezicht zich uitstrekt, is gehouden hiervan
aangifte te doen aan den Burgemeester dor gemoento
van zijn werkelijk verblijf, binnen tweemaal vier
en twintig uren na don aanvang dier verpleging."
Roman van Friedrich Friedricfi.
(13.) VI.
.Laat dit rusten 1" viel do overste met oon onwillige
bewoging der hand, zijn vrouw in do rede. .Ik heb
hot recht niet, hem te bevelen zijn adellijken naam
aan te nemen. Hij heeft mijn raad niet opgevolgd,
daarmedo is het voor mij afgodaan 1 Doch waar is
Kurt? Waarom komt hij niet koffiedrinken?"
.Feodor, gij weet, dat hij voor zijn examen werkt
en dus iedere minuut gebruikt tot zijne voorbereiding."
Het gelaat van den overste kieeg een nog ernstiger
uitdrukking.
.Hij had dit nu niet to doen, wanneer hij met meer
lust en ijver gewerkt had!" zeide bij. .Wat hij nu nog
studeert, kan alleen dienen zijn hoofd nog verwar
der te maken."
.Hij is vlijtig geweest," verzekerde zijn vrouw,
terwijl zij haar lieveling in bescherming nam. .Is
het zijn schuld, dat het leeren hem zoo moeielijk
valt?"
.Ja! Alles wat men met tegenzin doet valt iemand
moeielijk. Zijn vlijt was niet de rechte. Hij zat den
geheclen dag wel aan zijn werk, maar zonder den
ernstigen wil, dat af to maken. Hij heeft er meer bij
gedroomd -dan gedacht en dat dat is zijn gebrek."
„Gij moogt golijk hebben, Feodor; maar misschien
bezat hij de kracht niet, dat te overwinnen."
.Dat is een slechte gewoonte en zulk een last is
moeielijk te overwinnen. Zie, wanneer de recruten
ingedeeld worden, heeft ieder ieder van hen slechte
gewoonten, maar door strenge tncht worden die er
uitgedrevende dicipline alleen maakt dat in orde 1
Misschien ben ik tegen Kurt te toegevend geweest."
.Neen, neen viel zjjn vrouw hem haastig in do
rede, want zij was ten vollen overtuigd, dat haar man
tegen Kurt dikwijls te streng was geweest. .Dat zou
hem nog beschroomder en banger gemaakt hebben
.55 ie zijn plicht doet, behoeft niet bang te zijn.
Ik beb nooit iets van hem verlangd, waartoe bij
niet in staat was. Ik zie niet zonder bezorgdheid op
de toekomst, want ook het beroep, waaraan hij zich
jijden wil, vereischt energie. Nu, ik wil hopen dat
hy in het examen slaagt, want dc schande, wanneer
Art. 26.
,Wie iemand, die hier to lando woon- of vcrblijf-
laats heeft, of binnon de laatsto zes maanden gohad
eeft, in eene bnitenlandsche inrichting voor Krank
zinnigen doet opnomon, is vorplicht binnon acht
dagen daarvan bericht te zonden aan den officier van
Justitio bij den rechtbank van het arrondissement,
waarin do laatsto woon- of verblijfplaats hier to
lande van den in de inrichting opgenomen persoon
gelogen is."
Het verzuimen der bovonbcdoolde aangiften is
strafbaar met eene boete van vijftig cent tot drie
honderd gulden.
Schagen den 14 October 1884.
Do Burgemeester voornoemd.
G. LANGENBERG.
We willen verderde verkiezingen beschouwen.
Zooals reeds vroeger is opgemerkt, stelt me
nigeen er hoogen prijs op, om kiezer te zijn.
Even wel gaat het daarmede ook alweer even
als met zeer veel andere zaken, 't Nieuwe
trekt aan en hij, die voor de eerste maal zoo'n
stembriefje ontvangt, zal zeker niet nalaten,
om dit in te vullen en daarmede deftig ter
stembus te gaan. Toch gaat daarvan de aar
digheid af en nu eens wordt het bij ongeluk
vergeten, dan weer zijn er andere dringende
zaken, die beletten, om op den dag der stem
ming zich thuis te bevinden, en dan ook weder
komt er lauwheid en onverschilligheid en 't
blijft oningevuld.
mijn eigen zoon drie jaar zou moeten dienon, zon
voor mij te groot zijn!"
.Hij zal slagen,* verzekerde Elfriedo. „Hij heeft in
den laatsten tijd geregeld tot laat in don nacht
gestudeerd."
De overste antwoordde niet. Hjj doorliep nog
eenige malen het vertrek. Daarop ging hij heen,
daar de dienst bem riep.
Tegen denzelfden tijd caten twee jonge menschen
in een kleine kamer; het waren Ulriko en Kurt.
Beiden geleken bjjzonder veel op elkander, to meer
daar Kurt in zijn gelaat veel van een meisje had.
Hij was een slank jongmensch, in zijue bewegingen
lag nog iets hulpbehoevends en links, maar zijne
trekken waren week en uit zijne blauwe, groote oogen
sprak een kinderlijke uitdrukking.
Ulrika hield een boek in de hand en overhoorde
hem eenige geschiedkundige getallen en datums.
„Kent gij het nu ook?" vroeg zij ten slotte.
„Ja," antwoordde Kurt. „Ik ben er zeker van."
Zijn wangen waren hoog gekleurd, op zijn gelaat
stond vreugde en angst te lezen.
„Verraadt mij nu niet," ging bij voort. „Zie, het
treft alles goed, dat mijne ouders heden te dineeren
zijn uitgenoodigd wanneer zij terug komen, is alles
voorbij, en zij hebben niet eens geweten, dat bet
heden de beslissende en voor mij de moeielijkste dag is
geweest."
„Kurt, ik weet niet, of ik er goed aan doel" braeht
Ulriki hiertegen in.
„Ja, ja!" verzekerde Kurt. ,Tk verheug er mij
bepaald op, vader nu toch eens vreugde te kunnen
bereiden. Voor hij terugkeert, leg ik op zijn schrijftafel
een papier, waarop ik met groote letters schrijf:
„ik heb bet examen goed afgelegd. Kurt." Dat zal
bij moeten zien, wanneer hij de kamer binnen komt.
Zie, ik heb het reeds geschroveD," voegde hjj er met
een beschroomd lachje bij.
Hij haalde nu uit zijn schrijfmap een stuk papier
te voorschijn, waarop die woorden met groote letters
gesehreven stonden.
„Zijt gij zoo zeker van uw zaak?" vroeg Ulrika
schertsend, daar de zekerheid van haar broeder haar
geruststelde.
,Ja. Ik weet wel is waar niet, hoe mijn sehrifteljjk
werk is uitgevallen, maar ik geloof dat het zeer goed
is. Ik had het mij moeielijker voorgesield. en ik weet
niet dat ik een fout gemaakt heb. Met bet mondeling
hoop ik heden goed to tlagen, want ik Leb alles
Dat dit waar is, bewijst het groot verschil
dat er meestal bestaat tusschen 't aantal stem
gerechtigden en dat der ingeleverde biljetten,
't Gaat met menigeen als met een kind, dat
om een stnk speelgoed dwingt, het verkrijgt,
er zich eenigen tijd meê amuseert en 't dan
onverschillig Iaat liggen.
Toch wordt er door do verkondigers van »'t
recht voor allen" daarop wel degelijk gespecu
leerd. Zij weten zeer goed, dat een mensch
zeer begcerig is naar datgene, wat hij niet
heeft. Juist omdat hij 't niet heeft, stelt hij
zich dat bezit gewoonlijk geheel anders voor
dan het in werkelijkheid is.
Eenige jaren geleden, toen de emancipatie
der vrouw het eerst ter sprake kwam, werd
alles door dat belangrijke vraagstuk in rep en
roer gebracht. Er waren vele voorstanders en,
zooals 't altijd gaat. ook vele spotters en tegen
standers. Wanneer we al dat bespottelijke ons
nog herinneren, dan staan we nog verbaasd,
dat menschen met gezond verstand zulke theorien
konden verkondigen. Toch school er onder dat
dwaze en ongerijmde nog wel eenig goed.
't Was de overdrijving, die de zaak bedierf en
waardoor 't aantal spotters toenam. De zaak
is, wat het overdrevene aangaat, doodgebloed,
maar 't nuttige is behouden gebleven. Op de
ontwikkeling en werkelijke beschaving der
vrouw was men opmerkzamer geworden en
meer en meer vertoonen zich daarvan de vruch
ten.
Er waren er toen reeds, die verder wilden
drie, viermaal geropetoerd, ik kan hot wel opzegger»,'1
„Blijf nu kalm en laat n geen vrees aanjagen,"
vermaande het jonge meisje.
„Ik ben besloten, kalm to blijven, zelfs wanneer ik
een vraag niet weet; er hangt heden immers veel
van af."
„Nu, wanneer bet voorbij is, kunt gij u rust gun
nen, want dan hebt gij vooreerst veel vrijen tijd, die
wij zallen gebruiken, om veel te gaan wandelen. Ik
heb ook een geschenk voor u bestemd."
„Ik ben rijk genoeg beloond," wanneer eindelijk,
al die angst en zorgen van mij zijn genomen, „ant
woordde Kurt. „Heden avond, zal ik mij zoo verheugd
te bed liggen, als nog nooit is geschied. Ik heb
dikwijls gedroomd, dat ik geëxamineerd werd, en ik
wist geen vraag, begreep niet eens wat er gevraagd
werd, dan ontmaakte ik, en het hart sloeg mij zoo
snel en gejaagd, dat ik dikwijls uren heb gelegen
zondor te kunnen slapen."
„Arme jongenzeido Ulriko en streek hem lief
kozend met do hand over do wangen. „Het is goed,
dat wij meisjes geen examen behoeven te doen."
„Ja, gij hebt het gemakkelijk 1" verzekerde Kurt.
Hij had dikwijls genoeg gewensebt, een meisje te zijn
om van al deze kwellingen verlost te zijn.
Hij maakte zich gereed, om naar school to gaan,
waar het examen gehouden werd. Hij wilde zeer
kalm zijD, en toch gloeiden zijne wangen van opge
wondenheid, zijne handen beefden, hij nam nu het
eene, dan weder het andere boek ter band,
doch legde het telkens weder neder, zonder zich be
wust te zijn, waarom hij ze opgenomen had.
Nog eens herhaalde zijn zuster hare vermaning
kalm en bedaard te blijven.
„Ik blijf kalm, bepaald verlaat u daarop," ant
woordde Kurt, en toch beefde zijn stem.
„Nu, goed geluk dan, Knrtl" riep Ulrika en kaste
haar broeder op het voorhoofd.
Kort verliet bet huis.
Ulrika deed nu eenige boodschappen in destadeti
bezocht eene vriendin om zoo weinig mogelijk baar
moeder te ontwijken. Zij vreesde dat zij door hare
onrustigheid zich zou verraden; hare gedachten warea
altijd bij Kurt.
De overste begaf zich met zijn vrouw naar bet
diner. Ulrike die intusschen was teruggekeerd, was
alleen. Zij wilde niet denken aaD de mogelijkheid dat
Kurt niet zou slagen, maar stelde zich de vreugde
harer oudors voor, wanneer Kurt bij huu terugkeer