In uwe vergadering van 17 October 11., kan didaat gesteld zijnde voor het lidmaatschap der Tweede Kamer heb ik gemeend, bij mijn ant- woord van 20 October op uwe geëerde missieve van den 18en, de kandidatuur te moeten aan vaarden ter bevordering eener liberale keuze in het district. Nu door den uitslag der herstemming op 11 dezer, dat doel is bereikt, acht ik mij echter verplicht, uwe vereeniging kennis te geven, dat de benoeming voor alsnog door mij niet kan worden aangenomen. De redenen daarvoor zijn de volgende: Uit de gehouden besprekingen ter vergadering van den 17den October, zooals die o.a- voorko- men in de Alkmaarsche Courant dd. den 19den blijkt, dat als motief mijner kandidaatstelling hoofdzakelijk, zooals niet uitsluitend heeft gegol den: de moeielijkheid om zich in een kort tijds- verloop omtrent eenig ander liberaal kandidaat te verstaan, iets waaraan men anders stel lig de voorkeur zou hebben gegeven. Afkeuring van mijne politike gedragslijn werd daarbij krachtig uitgesproken zonder dat mij echter, openlijk of afzonderlijk, eenige in lichtingen zijn gevraagd. Tegen de afkeuring mijner gedragslijn stond van de zijde der voor standers mijner kandidatuur, geen uitgesproken verdediging dier gedragslijn over, doch berustte de aanbeveling op den straks genoemden grond; terwijl eindelijk, in verband met het gespro kene, met groote meerderheid eene motie werd aangenomen, waarbij als oordeel der vergade ring werd te kennen gegeven „dat bijaldien in de nieuwe Kamer de scheuring in de liberale partij mocht voortduren, de kiezers verplicht zullen zijn, de talrijkste partij te steunen." De mogelijkheid om dergelijken numerieken richtsnoer toe te passen, zal ik hier niet bespreken evenmin als de moeielijkheden waarin eene veronderstelde poging daartoe zoowel de kiezers als den gekozene onvermij delijk zouden brengen Doch in elk geval is het mijns inziens, niet te weerspreken, dat door het ter vergadering van 17 October publiek ver handelde, mijne tegenwoordige benoeming, in tegenstelling met de vijf vorigen sedert 1868 het karakter.heeft bekomen, van niet te zijn in overeenstemming met den wensch van de meerderheid der kiezers, wat de vervulling dei- plaats van afgevaardigde betreft. Is het, bij den loop der politieke zaken, niet altijd doenlijk, zich van zoodanige overeenstem ming bij voortduring te vergewissen, zeker is het naar mijn oordeel, dat, wanneer gelijk hier, het niet bestaan dier overeenstemming door eene zoo belangrijke Centrale kiesvereeniging nage noeg zonder weerspraak als hare meening wordt te kennen gegeven, alsdan de aanvaarding van een niettemin daarop gevolgd mandaat in hooge mate wordt bemoeielijkt. Immers, al moge ook dan die aanvaar ding naar den vorm wettig zijn, de moreele steun voor den afgevaardigde ontbreekt- Voor mij is dan ook de uitslag der verga dering van 17 October een bepaald beletsel, en ben ik tot het besluit gekomen de benoeming niet te zullen aanvaarden, dan wanneer, op welke wijze dan ook, een openlijk blijk zal zijn gegeven, 't welk het door mij aangeduide bezwaar opheft. Blijft daarentegen het door de vergadering van 17 October aan deze verkiezing gegeven karakter behouden, dan meen ik ook mijnerzijds aan de waardigheid der volksvertegenwoordiging en aan eene eerlijke behartiging der algemeene zaak verschuldigd te zijn, thans de gelegenheid tot eene nieuwe en werkelijk geheel vrije keuze te moeten geven, en zal dan door mij in voldoening aan art. 106 der kieswet, aan het stembureau worden geschreven, dat de benoe ming door mij niet wordt aangenomen. Ik geloof daardoor tevens een blijk van toenadering te geven op politiek terrein, en van medewer king, waar het zuivere toepassing onzer überale beginselen geldt- Ten onrechte heeft men beweerd dat het mij aan die medewerking ontbrak, op grond van uitéénloopende stemmingen, welke in den laat- sten tijd, vooral op belastinggebied, de liberele 1 gelederen hebben verdeeld. - Toch mij geen scheurmaking, geen zucht totT werking daarvan de oorzaak, doch een streven om de even moeielijke als gewer belasting-hervorming niet te doen mislrffl Door het aannemen van ondoelmatig de voorzieningen, die m. i- tegenzin zoudenw ken tegen de blijvende vestiging on grondslagen die wij behoeven. De ondervonden moeielijkheden, de naamde „gebleken onmacht" der Kamér in*? belasting-regeling, is niet te wijten aan J opgekomen geest van factieuse verhinder? doch dagteekent van het jaar 1879, toenj de eerste wel gelukte stap van het ka» van 1877, nl. invoering der successie-bela^M in de rechte lijnde reeds onderzochte 3 gunstig ontvangen voordracht van werkzame kabinet nopens eene effectenbelatal te kwader ure door het opvolgend mini^J werd teruggenomen- Voorstander, van9 aanvang af, van die belasting, als zuivere 3 passing van een goed beginsel, reeds in door den minister van Bosse voorgedr^B heb ik het mijne gedaan om die intrekkite® voorkomen, en later, om eene weder-imwJ te verkrijgen- Geen van beide podj9 heeft mogen gelukken, doch zóó weinig mijne bestrijding der jongste voordrachten «J tegenwerking tegen de overige talrijke liberaal fractie te wijten, dat de heer Gleichman tel zijne pogingen tot vorming, ingevolge opdracht,! van een ministerie Maart 1883 van mijne zijd»! „niet alleen geen zweem van tegenwerking! doch integendeel niets dan welwillende meleJ werking heeft ondervonden." Bewijs daarvan is aanwezig: het zal, nog kan worden ontkcnd~\ 'En op welke stemming kan dan die telken-1 sedert dat tijdstip tegen eenige leden herhaald*I beschuldiging van scheurmaking berusten? Opl de niet behandeling van het ontwerp der v:| leden tot tijdelijke versterking der rijksmiddelen?! Maar dat besluit werd op voorstel van deil heer Blussé genomen, onder medewerking vaal den Voorzitter en andere leden tegen wie de beschuldiging niet gericht wordt? Tegen het latere voorstel der klassen-belasting o. a. stoei een uitvoerig gemotiveerd plan over, gebouw! op grondslagen, door de ervaring aan de har. gedaan, en die ook dezer dagen weder van be voegde zijde worden aangeprezen, terwijl de fiskale frontverandering der regeering ter allerlaatste ure een geheel ander voorstel aan bood, met veel grootere lasten op de arbeids inkomsten dan hetgeen van den aanvang was voorgedragen en waarop de in den lande ont moette bijval had berust- Hetgeen ten slotte(w do Kamer lag, en bij het publiek wellicht nogas zuivere invoering eener klassen-belasting gold, moge bij vele liberale leden, door de bedriegelijke mirage van „tijdelijkheid" en „latere herziening," genade hebben gevonden, bij nadere objectieve beschouwing kan eene verwerping van dat regeeringsvoorstel onmogelijK als een verlaten van de liberale zaak, die immers vóór alles billijkheid in haar vaan voert, worden verweten. Yan meer dan ééne liberale zijde is dat reeds, bedektelijk of openlijk erkend. Met den meesten nadruk wijs ik dan ook de even kwistig uitgestrooide als onbewezen beschuldiging van scheurmaking af, waarvan trouwens menige andere stemming en ook de thans door mij in het belang eener vrije uiting der kiezers gedane stap mede niet getuigt. Geen persoonlijke gevoeligheid drijft mij daartoe maar op staatkundig terrein zijn gave positd* noodig- Dat was het eerste woord, door mj in 1868 in de Kamer gesproken, en hetzelwe zeg ik ook thans nu het wellicht de laaM maal is dat ik, als verkozen in uw distr--, het woord tot U kan richten. (get-) J- L- DE BRUIN kOPS- 's Gravenhage. 13 Nov- 1884. of om bloot toeschouwers te ziju. Daar kwamen kwakzalvers, vertooners van enkele vreemde dieren en zooals van zelve spreekt, ontbrak de muziek niet. Juist de laatste bestanddeelen werden het meest uitgebreid en aangebracht en leverden het meeste voordeel op. Dit begon langzamer hand hoofdzaak te worden en zoo ontstonden de kermissen, die eigenlijk niet zoo zeer meer jaarmarkten, maar wel gelegenheden waren, waarop ieder zich naar hartelust kon vermaken en kooplieden maakten van die gelegenheid gebruik, om aan de verzamelde menschen hunne waar te verkoopen. 't Was dus omgekeerd. Toen brak er een ongelukkige tijd aan voor de kermis. In de verlichte negeniiende eeuw 'begon men hoe langer hoe meer met het oude te breken en oude instellingen te veroordeelen. Meer en meer gingen er stemmen op ten gunste van de afschaffing der kermis. Menig een heeft de ware reden van die beweging tot afschaffing nooit recht kunnen begrijpen en ik heb wel eens hooren opmerken dat het veel overeenkomst had met een kok, die de zelfde spijzen opdischt, maar onder geheel verschillende namen en dat de bezoekers van zijn restaurant die' nieuwe spijzen met veel smaak verorberden. Men heeft aangevoerd als een krachtig motief, dat de kermis de onzedelijkheid zoo in de hand werkte en het de roeping van onzen tijd is, om daartegen te waken. Dat is een heerlijk, filantropisch denkbeeld en ieder waar menschenvriend zal zich verheugen, wanneer alles wordt aangewend, om 't ware geluk der menschen te bevorderen. Maar eene belang rijke vraag is 't, of de onmatigheid en de ldaarmede verbondene onzedelijkheid dan al- een heerscht tijdens kermisdagen. Is dit toe stemmend te beantwoorden, dan voor zeker moest er van staatswege een formeel bevel uitgaan, om alle kermissen onherroepelijk te verbieden. Ik geloof evenwel, dat ieder, die ooit eene groole stad bezocht, overtuigd zal zijn, dat er, geheel buiten kermis om, een. legio gelegenheden zijn, die het er op toeleg gen, om den smaak voor uitgaan te streelen, de uithuizigheid te bevorderen, de onmatig heid en daarmede de onzedelijkheid te doen toenemen niet alleen onder die menschenkin- deren, die een trapje lager op den berg der menschelijke beschaving staan, maar zeer veel onder hen, die door hunne meerdere ontwik keling, door hunne positie in de maatschappij, door hun terecht of niet terecht aanspraak maken op die geijkte beschaving, aan anderen een voorbeeld moesten geven; een voorbeeld aan onderhoorigen, aan loontrekkenden, in één woord, aan al dezulken, op wie zij invloed zouden kunnen en moeten uitoefenen. Hiermede geef ik niet te kennen, dat ik een voor of tegenstander van de kermis bei). 't Is maar zoo'n losse opmerking! Men behoeft zich waarlijk het hoofd hier om niet warm te maken. De kermis is te vergelijken met een boom, die begint te kwij nen, die zijn besten tijd heeft gehad en die langzamerhand geheel zal wegsterven. Hier en daar is nog wel een tuinman, die beproeft, om den boom in 't leven te houden en mis schien gelukt het hem, om het leven nog wat te rekken, maar geheel opfleuren zal hij nooit weer. En hieruit blijkt zonneklaar, dat de tijden werkelijk veranderd zijn. Niet alleen dat de kramers niet meer eene onontbeerlijke behoefte zijn, maar ook de vertooningen, die aan de kermis gloed en leven moesten bijzetten, heb ben veel van 't aantrekkelijke verloren. Om een schraal getal wilde dieren te zien, behoeft men niet meer op eene kermis te wachten, daar de dierentuinen zulk een heerlijken voor raad van de meest bekende voortbrengselen uit dieren- en plantenrijk bevatten en de om geving, waarin ze zich bevinden, daarenboven zoo hoogst bevallig en aanlokkend is. Wat al tal van rederijkers-kamers, muziekvereenigin- gen en reciteercolleges zijn er niet, die hunne avonden van uitvoering hebben en waardoor dus ook al weder de kermis-komedies kunnen gemist worden. Wat er nu verder nog over blijft, sleept met moeite een kommervol be staan voort en al meer en meer krimpt dat getal in en zoo zal 't hoe langer hoe minder worden, totdat eindelijk de nog niet afge schafte kermissen eene natuurlijken dood ster ven. Niettegenstaande al het aangevoerde mij alle verbazing op het punt van kermis moest benemen, was er toch dezer dagen bij eene dergelijke gelegenheid of dat ten minste tot de familie kermis behoort iets, dat mij ver baasd deed zeggen En dat in onzen tijd! In een volgend opstel hoop ik u dit mede te deelen. Doetinchem P. van de Velde Mz. V ergadering «Ier Centrale Kies vereeniging- te Sehagen. Donderdag j.1. vergaderde alhier in het Noord- HollandschKoffiehuis, de Centrale Kiesvereeni- ging, in het district.Alkmaar. Dit geschiedde naar aanleiding van een bij het Bestuur dier Vereeniging ingekomen missieve van den heer de Brnyn Kops, welk schrijven wij hier laten volgen: Aan de Centrale Kiesvereenirjing te Alhnaar. Nadat door den voorzitter deze missieve was toegelicht, werden er nog eenige sc^rj'tul^ey ter vergadering ingebracht, strekkende ontzenuwing van de bezwaren, ingc^-^ tegen den heer de Bruyn Kops, en Voorzitter o. a., hiertoe mededeelingen tL nen doen. die oen officieel karakter s j aan den lieer Cohen Stuart en hem den heer Kops de bevoegdheid geSeveV - 'jn. van gebruik te maken. Ten eerste zou dertijd zich verzet hebben tegen het s r van de partij Gleichman, bij pogingen» volge de opdracht des Konings, tot ka n formatie. De heer Gleichman echterver uitdrukkelijk, dat hij daarbij niets dan "J|er. werking van de zijde van den heer Kop» vonden heeft Ten Tweede is voora disrict als een groote grief uifëespro e, '(ju? de heer Kops indertijd tegen de klassen e heeft gestemd. Daaromtrent is hem 00 en heeren een positieve verklaring ge^ faar jang blijkt het daaruit, dat hij principieel jar een ijverig voorstander is geweest uu' rstaD- lasling op bet kapitaal in portefeuileU v0l. der van de belasting, die dat deel e

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1884 | | pagina 2