Binnenlandsch A iettws
Buitenlands
uttixsch: n. ajstz).
bier ook berekening in 't spel is* Tïoudl gij
nl die wenschen voor zuivere munt? Is dat
maar de stem van den een of anderen menschen-
hater, of is 't diestem, de beschroomde stem der
waarheid. We willen er liefst maar niet naar
onderzoeken. Er zijn zeer vele menschen, die
luide verkondigen, dat ze onafhankelijk zijn,
en toch met berekening die of die op nieuw
jaarsdag niet overslaan, die een kaartje zenden
met die tvveeletters p. f. en die in hun hart
maar neenzoo boos en slecht zijn de menschen
niet. Dat is laster!
Wanneer we nu die erge slechte menschen
aan hun lot overlaten, of tot de onmogelijk-
heden rekenen, dan zien we in onzen ver
beelding toch nog ecne groote menigte kaartjes
die allen zoude kunnen worden gebracht onder
de rubriek gewoonte. En als die nu ook alweer
van 't groot aantal worden afgetrokken, dan
wordt het getal, dat thuis hoort onder de
afdecling; vriendschap, hoe langer hoe kleiner
en waarlijk, die maar had nog wel een beeije
gelijk, toen hij die schoone luchtkasteelen
van menschenliefde, broedrenmin, zoo onmeê-
doogend in een deed storten.
Ach ja! 't nieuwejaar ging zijn gewonen
gang, ik kan niet zeggen, dat de ucht er vroo-
lijker uitziet dan in de laatste dagen van 't
oude jaar. Even verandelijk, meestal mistig
en zoo zonder zon, zoo onvriendelijk. Daarkomt
de krant en meldt ons al weer van een af
grijselijken moord en dat zal in 85 voortgaan,
zoo als 't in 84 ging. Nog zijn de menschen
niet wijzer. De jeneverduivel lacht en ziet,
dat de menschen hem nog even getrouw zijn
gebleven en hij kiest zijn offers en vindt ze
even gemakkelijk als in 't oude jaar. Is dan
alles oud gebleven? In dit opzicht, helaas!
zal zeer veel oud gebleven zijn, en da' alles,
niet tegenstaande die vele zegenwenschen en
die menigte goede voornemens, op den oude
jaarsavond gemaakt en in 't nieuwejaar
totaal vergeten, ot door eene ongelukkige
zamenwerking van allerlei omstandigheden
onmogelijk gemaakt.
Evenwel lezen we ook van nieuwe vennoot
schappen, van zaken, die met I Januari in
andere handen zijn overgegaan. Voor de zulke
is 't nieuwejaar werkelijk een geheel nieuwe
toestand en menigeen ziet een roos
kleurige toekomst, en aan 't einde van 't
ingetreden jaar zal 't moeten blijken, in hoe
verre hunne verwachting billijk of overdreven
was.
In die eerste dagen der eerste maand brengt
de post gewoonlijk een soort van brieven, die
aan de ontvangende personen dikwijls minder
aangenaam zijn, vroeger veroorzaakte ze nog al
eens dikwijls teleurstelling maar tegenwoordig,
nu ieder handelaar, groot of klein, zijn naam en
betrekking op den omslag laat drukken, is er
niets raadselachtigs in en men weet dadelijk
bij de ontvangst, dat het eene rekening is.
Geen onaangenamer ding dan rekeningen te
ontvangen, 't Zou wel eens aardig zijn, om
in verschillende woningen den indruk te gade
slaan, die zoo'n rekening te weeg brengt, 't
Is vreemd, maar een rekening kan meê en
tegen vallen. Oppervlakkig redeneerende, zou
men zeggen, dat dit onmogelijk is. Teder, die I
orde op zijne zaken heeft, weet toch immers,
wat men in den loop des jaars heeft geleverd
en wat hij diensvolgens debetis. In de verste
verte niet. In hoe menige woning wordt de
rekening bijv. om maar eens iemand te noemen,
,van een timmerman, geopend. Het eerst wordt
er een blik geworpen op het eindecijfer, op
het totaal en meestal zal men den uitroep
hooren: Daar moet eeu abuis in zijn.
Nadat de eerste verbazing, die natuurlijk
door de overige leden des huisgezins wordt
gedeeld, een weinig bekoeld is, gaat men over
tot de tweede handeling, namelijk het nazien
en uitpluizen. Nu wordt er al zeerveel van 't
geheugen gevergd, want wie weet zich juist
te herinneren, of de werkman op dien dag
des jaars zooveel en zooveel uren heeft ge
werkt, en wie kan nagaan met mogelijkheid
of weten, hoeveel hout en spijkers en wat
niet al, daaraan is gebruikt. Juist die on
mogelijkheid, die machteloosheid is oorzaak
dat men knorrig is, dat de rekening tegen
valt, dat men den weikman onrechtvaardig
be~ en reroordeelf.
Een andermaal willen we op dit onderwerp
terug komen.
Deulinchem. P. van de Velde Mz.
Tiet uitvoerend Comité der Internationale
Landbouwtentoonstelling vergaderde Dinsdag
6 Januari te Amsterdam ter voorloopige vast
stelling der rekening.
De financieele uitkomst der tentoonstelling
mag vooral met het oog op de weersgesteld
heid tijdens haar duur. gunstig genoemd worden.
Zonder dat het waarborgfonds behoeft te wor
den aangesproken, worden de uitgaven door
ale ontvangsten. De rekening zal in het laatst
dezer maand dekte de Commissie van vertegen
woordiging der vereenigde landbouwmaatschap-
pijen ter goedkeuring worden aangeboden
De gemotiveerde rapporten der jury zullen
met nog eenige andere bescheiden, de jury
betreffende, in een bundel vereenigd, door het
Comité worden uitgegeven en bij den lieer
Roelants te Schiedam het licht zien.
Een ITaulervvijker hield onlangs een
20-jarige deern voor 't lapje. Maar eilacy
de rampzalige wist niet, dat het meiske een
tjoenster (tooverheks) was; thans heeft hij dat
altijd volgens zeggen der lüeeuwsche Friezen
duur bekocht, want een zijner koeien is door
haar met één ademtocht verstiefd, en zelfs den
i/duivelbanner" heeft men te vergeefs geld
geboden om de betjoende koe te helpen.
Ware den eigenaar naar den veearts gegaan,
dan zougemoedelijk gebleken zijn, dat de
koe heel gewoon door de koude verstiefd is
geraakt, en de domme menigte zou een on
schuldige meid niet schuwen.
Ruim 8 jaar geleden ging de zoon eener
weduwe te Rotterdam als koloniaal naar de
Oost. Van zijn handgeld zoo verhaalt De
Maasbode gaf hij een gedeelte aan zijne
moeder, met verzoek een half lot in de Staats-
voor een ong meuje onteerend zou zijn. De
zedtwet heeft gedeeltelijk at dero bepalingen dan
de wet. Ik geloof dat de raad van eer ook beslist
zou hebben, dat Hermann Ruling bet recht bad, de
de nidaging af te wijzen, om lat hij het bepaald sclierpe
oords el over Tilly heeft uitgesproken in zijne hoeda
nigheid a's verd. diger, terwpl de door hem aangevoerde
daadzaken tamelijk de waarheid getuigen. Maar dat
is nu te laat, do raad van eer heelt over deze vraag
niet meer te beslissen. Breng Hermann Rültng mijn
"bevel over, dat hij mij zijn weigering en de redenen
■daartoe schriftelijk moet toezenden."
.Mijnheer do overste, zal ik hom trachten te over
treden, dat hij de uitdtging aan don raad van oer
■voorlegt? Misschien was het dan zonder opzien te
baron neg wel hij te leguen.
Feodoor von Rültng wachtte eenige oogenhlikken
met te antwoorden. Hij votid g. ene verontschuldiging
voor Herinann's weigering, hij hield dezelve onver-
eenigbaar met de eer van den olficier, en wie die
eer had bezoedeld, kon niet tneer behooren tot het
korps officieren. En toch was hij het met zich zei ven
i og niet geheel en al eens. Hij had teaen zijn broeder
<een aanklacht ingediend, zou hij nu diens zoon uit
'bet leger moeten verwijderen. Laadde hij daardoor
niet den schijn van haat op zich Immers velen hadden
het in hem afgekcutd, dat hij tegen zijn broeder was
opgetreden. Het beeld van zijn oude, blinde moeder
steeg vi or zijn geest op. Wat zou hij tot haar zeg.
gen, wanneer zij hem beschuldigde van hardvochtig
heid en van haat tegen zijn eigen neef! Zij begreep
immers niet, dat do eer van zijn stand bij hem
hooger stond, dan de band der blocaverwantsch p.
En toch dacht h|| ook aan zijn overleden zoon Kurt.
Hij had gemeend tegen dezo zeer rechtvaardig te
zijn geweest en toch had do angst voor zijne" ge-
ren "Md immers het kind cr toegedreven zich dood
e ïcinéfeH,
„Hobt ge Tilly het antwoord van mijn neef reeds
medegedeeld?" vroeg hij eindelijk.
„.Ta."
„En wat zeide hij?"
„Hij is zeer verbitterd, omdat hij do weigering
der satisfactie valsch beoordeelt."
„Hoe?"
„Hij beschouwt hot als gebrek aan moed."
„Heht gij hem niet de ware rede medegedeeld?"
„Zeker. Ik heb hot op zeer duidelijke on besliste
wijze gedaan, daar ik er vast van overtuigd hen, dat
het mijnheer Rüling niet aan moed ontbreekt, maar
ik weet niet, of ik Tilly overtuigd heb.
De overste persite de lippen vast op elkander.
„Het blijft dan, hij hetgeen ik u zoceven heb op
gedragen," zeide do overste. „Tilly is niet in staat,
zich te beheersehen, hij is te exentiiek dan dat hij
niet do gelegenheid te haat zou nemen, ziju tegen
partij van lafheid te beschuldigen. Ik heb iets der
gelijks voorzien, en gevreesd, nu is elke bemiddeling
onmogelijk; en er blijft mij maar een weg over I
Mijnheer von Bülow, velen zullen mijn stap afkeuren,
daar velen gelooven, dat ik mijn eigen broeder haat
en mij bezighoud, met hem te benadoclen
Mijn broeder en ik zijn tegenstanders in onze be
schouwingen, maar ik durf driest beweren, dat wij
heide eerlijke tegenstanders zijn; want het is ons alleen
om do zaak Ie doen. Ik ben er trotsch op, dat ik de
eer van mijn stand steeds zoo gestreng mogelijk op
houd; geloof mij, het is mij altijd niet gemakkelijk
goweest, want mijn hart heeft menig offer moeien
brengen. Het is mischien do zwaarste strijd aan de
plicht tc gehoorzamen, wanneer het hart daaronder
bloeit! Ga nu ga nu!"
De luitenant verwijderde zich, hij bad zijn overste
nog noeit zoo ontroerd gezien.
Wordt Vervolgd.
loterij fe kocprii. TTij ging rn de mcedt r Hebt
liet lot hierop viel He honderdduizend. nnr
het schijnt is er weinig ot geen briefwisseling
tusschen moederen zoon gevoerd, want de eerste
was zeer verbaasd toen zij dezer dagen vernam
dat haar zoon te Harderwijk was aangekomen
en de laatste, toen hij bier een rijke moeder
aantrof, die hem tegelijk nog een vader aan
bood, want zij was inmiddels hertrouwd. De
moeder, die in die jaren met het gewonnene
veel geld heeft verdiend, heeft thans goed
voor haar kind gezorgd.
In de gemeente Vuren, waar voorheen
welvaart heer.schte, zijn vele pachters door de
slechte oogsten en de lage prijzen der produc
ten merkbaar achteruit gegaan. Werpt men
alleen een blik in de stallen, die vroeger
opgepropt met vee waren, dan vindt men die
voor het grootste deel onbezet; een gevolg
is, dat het land niet genoegzaam kan bemest
worden. Verscheidene la..' zu -dzoo
van tijd tot tijd riict
zag men weer e ebde v
deren door den gerechten
have. Tijdens de executie rbnrf'dt
ter eenige lieden; zij hielden eene e .L-. ue
met de opbrengst werd de schuld afgedaan.
In Friesland heerscht algemeene deel
neming over den dood van Pier Hollander
van Gorredijk en zijn meisje Tjitske Koopmarts.
Pier Hollander, van Gorredijk, de 30-jarige
meesterknecht bij den bakker Hepkema te
Langweer, was met zijn meisje Tjitske Koop-
mans, van Rauwerd, dienende bij VV. Geessen
te Zandgaast, in prettigen en gezelligen kring
op Nieuwjaarsavond in het logement van Sjoerd
Bakker aldaar.
Ongeveer te één uur namen zij goed en
wel zonder opgewonden stemming, afscheid
om langs de goedvertrouwde ijsbaan over de
Koevoet naar Zandgaast terug te rijden. Voor
zichtigheidhalve liepen zij tot achter de plaats
van Freerk Zandstra, op den Hoek onder dit
dorpeerst daar bonden zij zich op de schaatsen
en hadden dus niets anders dan recht over het
meer te steken Door welke noodlottige samen
loop zij onmiddelijk de juiste richting hebben
gemist zal altijd onopgelost blijven. Vermoede
lijk hebben zij door den nevel den boomgroep
van Koeverderhuis voor Zandgaast aangezien,
zijn ze ietwat te noordelijk afgeslagen en
zoodoende in de geul gereden, waarlangs do
stoomboot van Jaansloot naar Jeltesloot en zoo
naar Lemmer vaart, Daar liet het paar 't
meisje was bijna 20 jaar oud het jeugdig
leven, dat vroolijk en opgeruimd het Nieuwe
jaar was ingegaan, en zoo pas met vriend en
magen zegenwensch op zegenwensch had ge
wisseld.
Toen de boot van Tieleman den volgenden
morgen dien weg passeerde, trok aanvankelijk
een ijshaak en een pet, die op het ijs lagen,
de aandacht der manschap, spoedig daarop
ontwaarde men het lijk van Hollander, in staan
de houding even onder het ijs en in de on-
middelijke nabijheid ook het andere beklagens
waardige offer des doods.
Door het stilhouden van de boot meende
men in het dorp dat zij averij had; sleden
gingen derwaarts, om weer te keeren met den
droeven last.
Zelden heeft een ongeval dieper indruk ge
maakt, dat in wijden kring van zich zal doen
spreken, dan dit aangrijp'- [rams
Nieuwjaarsnacht.
Het artikel van de Nordl- Zeit., het
regeeringsorgaan, waarin gezegd wordt, dat
de firma Lüderitz niet tot de inbezitneming
van de Lucia-baai kan overgaan, zonder den
Transvaal en ook Engeland te raadplegen, trekt
zeer de aandacht, vooral daar de heer Lüderitz
Zondag reeds het verdrag van koning Dinizoeloe
aan het departement van buitenlandsche zaken
heeft gedeponeerd, waarop zijne aanspraken op
de Lucia baai berusten.
De correspondent van de Standard had een-
onderhoud met den heer Lüderitz, waarin-
laatstgenoemde verklaart, dat Dinizoeloe hem
het grondgebied heeft afgestaan, aldus hem in
staat stellend om het protectoraat van Duftsch-
land daarover te vragen. De bedenkingen van
Engeland tegen zulk een protectoraat acht de
heer Lüderitz in strijd met het Engelsche-
blauwboek over Zuid Afrika in Augustus 1.1.,
verschenendaarin wordt de Tugela-rivier als
de grens van Natal en de Umlatosi als de grens
van bet gereserveerde gebied buiten hetwelk
Engeland geen aanspraak maakte, vastgesteld.