A L G E 51 E E A
A D VERTE iXTIE-
20ondag
N E E' W S-
l A SDBO IJ WBLAD»
1' februari.
Ao 1SS5.
J. WiAÜEL,
TE SOHAGEN
Eerste Kennisgeving*.
LOTING
Nationale Militie.
WINTERDAGEN
ii.
29 ste Jaargang.
M (851.
Gemeente Scha gen.
Bekendmakingen.
S (I ii k
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woens
dag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's
middags 12 ure, worden Advertentièn in het
eerstuitkomend nummer geplaatst.
Ingezonden stukken één dag vroeger.
IIR A V 'F.
UITGEVER:
Laan, Wijk D, No. 5.
Prija per jaar/ 3.Franco per post ƒ3.6 0
Afzon erlijke nummers f 0.05.
Adverlentiën van één tot vijf regels f 0.75»
iederé regel meer f 0.15. Groote letters wor
den naar plaatsruimte berekend.
De voorzitter van den raad der gemeente Schagen,
gelet op het 2de lid van art. 7 der wet, regelende
het kiesrecht, noodigt de inwoners dezer gemeente
uit, om, zoo zij behalve in doze gemeente ook elders
in 'de Directe belastingen zijn aangeslagen, daarvan
vóór 15 Februari 188", door overlegging van de bij
de wet gevorderde bewijsmiddelen te doen blijken.
Schagen, den 23en Januari 1885.
De Voorzitter voornoemd,
G. LANGENBERG.
Burgemeester en "Wethouders der Gemeente Schagen.
Brengen, ter voldoening aan het tweede gedeelte
van Art. 28 der Wert op de Nationale Militie van den
19den Augustus 1861 (Staatsblad No. 72.), voor de
Eerste maal ter kennisse van de belanghebbenden, dat
de loting van de in 1884 voor de Nationale Militie
Ingeschrevenen, overeenkomstig de ontvangene aam
Roman van Friedrich Friedricli.
(39.)
XVIII.
Het rijtuig waarin Tilly en Kalinka gezeten waren
rolde twee jonge meisjes voorbij, die arm in arm,
door oen jong man vergezeld, naar het meer zieh
begaven.
Tilly, die telkens wanneer zij een jong meisje
tegenkwamen, zich uit bet rijtuig boog, week eensklaps
terug; een licht rood kleurde zijn gelaat.
„Hebt gij baar gezien?" vroeg hij Kalinka.
„Zeker, Marie Soltau
„Zij is schooner dan ooit!'*
„Zij heeft haar broeder langen tijd verpleegd en
zij is zelden buiten gekomen, dat heeft haar een
zachter tint en een geestiger uitdrukking gegoven."
„Die kerel baar broeder schijnt niet hier to
zijn," ging Tilly voort, terwij! hij zich nu uit het
rijtuig boog om het meisje met zijne oogen te kunnen
volgen.
„Neen," antwoordde Kalinka lachende, want er
schoot hem eensklaps een gedachte door het hoofd.
Hij las op Tilly's gelaat de ontroering, die Maria's
verschijning bij bem teweegbracht. Wanneer hij die
aanwakkerde 1 Wanneer de twijfelaar opnieuw
beproefde, het meisje te naderen, en de barones dit
dan zag! Deze gedachte beviel hem uitstekend.
„Haar broeder is eenige dagen geleden door doctor
Rilling, die al de kosten dekt, tot zijn herstelling
naar eon badplaats gezondon. Maar gij hebt gelijk,
het meisje is veel schooner geworden. Op haar gelaat
iigt iets als het ontwaken der lente."
„Wie wandelt er bij haar?" vroog de luitenant.
„Tilly, denkt gij. dat ik alle menseben in do stad ken?"
vroeg de schilder lachend. „Ik geloof evenwel toch
het u to kunnen zeggen. Het jonge meisje is een
vriendin van haar en die jonge man de broeder haror
vriendin. Beiden hebben haar tot een uitstapje naar
het meer medegenomen, om haar na de lange
siekevorpleging frissche lucht cn wat verstrooiing te
verschaffen, want haar vader gunt zich geen tijd
ot re ige uitspanning."
„Vanwaar weet gij dat alles?"
„Tk vermoed het."
Tilly haalde de schouders op.
„Vraag haar zelt dan," zeide Kalinka. „Doe
ilsof gij haar toevallig ontmoet, vraag haar naar
ïaar broeder, natuurlijk deelnomend, en wanneer gij
lan slim zijt, kunt gij veel, wat gij vroeger bedorven
lebt, weder goed maken."
Do luitenant zag zijn vriend onderzoekend en
vanfrouwend van ter zijde aan.
„lieden niet ik moet mij nu mot do barones
sezig houden," antwoordde hij en zette den koetsier
schrjjving van Zijne Excellentie den Heer Commissaris
dezer Provincie, dato 2 Januari .1885. No. 8(6 M[S.. zal
plaats hebben op don 20eri Februari a. s. des voörmiddags
ten 95 ure, ten Raadhuize dezer gemeente en worden zij,
welke daaraan moeten deelnemen, gelast, om op den
bepaalden tijd aldaar, tot dat einde aanwezig te zijn, of,
bij verhindering zich aldaar door hun vader, moeder
of voogd te doen vertegenwoordigen.
Alsmede dat, overeenkomstig Art. 34 van gemelde
Wet, dadeljjk na de trekking van het Nummer, de
redenen van vrijstelling, welke de Ingeschrevene mocht
hebben, moeten worden opgegeven.
Indien hij vermeent vrijstelling te kunnen
erlangen wegens broederdiensl of op grond
van te zijn eenige wettige zoon, zal hij op
Zaterdag den 21en Februari des voormiddags
ten 10 ure, in het Gemeentehuis moeten ver
schijnen, vergezeld van twee bij den Burge
meester bekende en ter goeder naam en faam
staande meerderjarige ingezetenen, die de
vereischte getuigenis kunnen afleggen en het
aldaar op te maken getuigschrift onderteekenen.
Wanneer hij aanspraak maakt op vrijstelling
wegens broederdienst, zal hij mede voorzien
moeten zijn van zijne geboorteakte en van de
geboorte-acten van al zijne nog in leven zijn
de broeders, alsmede van de zakboekjes of
paspoorten van gediend hebbende broeders.
tot meerderen spoed aan.
Onmiddelijk na Charlotto von Ortho kwamen ook
zij aan bij do restauratie van het meer. Tilly sprong
uit het rijtuig en ijlde op haar toe.
„Genadige mevrouw, ik heb in groote angst on
bezorgdheid verkeerd riep hij.
„Waarom?" vroeg de barones, op wier schoon gelaat
een trek van misnoegdheid zichtbaar was.
„Ik dacht, dat gij ons ontvlucht waart, dewijl gij
niet op ons hebt gewacht 1"
„Ik moest wel denken, dat gij onze afspraak waart
vergeten, en fee'd derhalve alleen."
„Ik vergeten!" riep Tilly uit.
„Ik was in vertwijfeling, omdat de koetsier ons in de
steek liet; ik had dien vent wel kunnen doodschieten,
op mijn woord! Vraag maar aan Kalinka!"
De schilder lachtte.
„Beroep u niet op uw vriend, diens gezicht is eer
lijker dan uw mond," merkte de barones op.
'Tilly botuigdo zijn onschuld en de waarheid zijner
woorden Gliarlotte von Ortho luisterde ter nauwornood
naar hem, zij wendde zich tot Kalinka. Zij gingen
met eikanker het woud in, want de ruimto rondom
de restauratie was met menschen gevuld.
De barones was slecht gehumeurd. Tevergeefs
overlaadde Tilly haar met vleierijen en beproefde alleS
om haar itjjfroolijke stemming te brengen; hot gelukte
hem niet./Zj bleef koel, ook togen Kalinka, die er
zich overergerde, dat zij de vleierijen van den
luitenant niet van de hand wees.
liet onderhoud haperde elk oogenbük, temoor nog
daar Kalinka zóer weinig sprak. Hot was zoer warm
en zoel geworden en zelfs in de schaduw der boomeu
was hot drukkend»
De barones was vermoeid, zij nam Tilly's arm, die
haar dezen bijna opdrong, maar reeds na eenige
oogonhlikken, bedankte zij er voor.
„Hot wordt mij te heet!" zeide zij. „Bovendien
beschouw ik ons uitstapje als geheel mislukt, want
ik zou nu in mijn tuin veel koeler en aangenamer
zitten. Ik heb dorst en hier is niet eens een druppel
Water te bekomen, om de lippen te bevochtigen. De
gedachten, om naar do restauratie terug te keeren,
stuit mij tegen do borst want het zondagspubliek,
dat daar do ruimte inneemt, staat mij tegen. Mijnheer
Kalinka, waart gij het niet, die dit uitstapje ontworpen
heoft
„Ja," gaf de schilder ten antwoord.
„Ik kan er u dan niet dankbaar voor zijn,'' zeido
Charlotto von Ortho. „Het is ontzettend warm, de
lucht doet mjj hijkans stikken
Zij drukte don fijnen kanten zakdoek, dien zij in
do haud hiold, togen haar voorhoofd on leunde tegen
een boom.
„Volg mij nog slechts honderd schreden, ik breng
u naar eon prachtige en frissche bron riep
Tilly uit.
„Laat ons terug keoren, hier. is geen bron to
vinden," bracht Kalinka hier tegen in.
„Ik houd woord 1 Waarde mevrouw, wien schenkt
Bjj overlegging van laatstgenoemde stukken zulleri
door den Burgemeester bij den Kommandant van hei
korps waarbij z\jne broeders dienen of gediend hebbert
worden aangevraagd de bewijzen van werkelijke diensb
of een uittreksel Uit het Stamboek.
Schagen, don 27 Januari 1885.-
Burgemesster en "Wethouders voornoemd»
G.- LANGENBERG.
De Secretaris,
DENIJS.
Na al die voorspellingen staan we ntï voof
een feit, want de winter is gekomen.
Heuglijke tijding Voor allen? Dat zal na
der blijken# maar zeker voor zeer Velen!
Wat een verbazende verandering in eent
paar dagen tot stand gebracht! Heerlijk ge
zicht daar buiten, die helder blauwe hemel,
de zon, die na zoolang voor ons verborgen td
zijn geweest, hare verkwikkende stralen neer
schiet. Zuivere, frissche, opwekkende lucht
ingeademd. Die grauwe, sombere hemel, die
zoo loodgrijs gedurende dagen op ons had
gedrukt, is verdwenen en vroolijk opgeruimd
zién we om ons heen.
ge mi geloof?" vroeg de luitenant.
De barones talmde mot te antwoordenhaa# oog
gle.d onderzoekend van den een op den ander,
„Gosd, ik zal u volgen," riep zij toen uit, terwijl
zij Tilly's arm vatto. „Kalinka beweert dat er hior
geen bron is, gij verzekert het tegendeel ik ben'
nieuwsgieiig, wie er gelijk heeft; maar breng mij!
niet to ver, want ik ben vermoeid."
„Hoogstens tweehonderd schroden, op mijn woord t'y
verzekerde Tilly. „Ik zou het niet wagen, u te be
driegen."
Kalinka volgde zwijgend. Hij begreep Tilly niet
want dat er geen bron in do nabijheid was, wist hij
te goed, daar hij deze streek te dikwijls had doorkruisd.-
Zij konden ongeveer honderd en vijftig schreden
verder gegaan zijn, toen de luitenant naar een dicht"
boschjo zich begaf. Op hoff lijke wijze hield hij de
takken ter zijde, om de barones den doortocht te1
vergemakkelijken. Zij kw.imon nu aan een kleine#
rondom door dicht geboomte bezette vlakte»
„Hier is mijn bron," riep Tilly uit»
„Ah ontsnapte het aan de lippen der barones,.
Want nauwelijks twintig schreden van haar verwjj--
derd, zag zij in de schaduw van een ijk, een laken
op de groene w ide uitgespreid; daarnaast stond eeo
bak met ijs, waaruit de koppen van wijnflessctun te
voorschijn kwamen.
„Geachte mevrouw, van een waterbron heb ik niet
gesproken," ging de luitenant voort, „gij smachtet
naar eenige verversching, ik hoop, dat deze u niet
onwelkom zal zijn. Ik had het voorzien, dat de rit
u vermoeien zou."
„Eon treffende opmerkzaamheid!" riep Charlotto
von Orthö uit. „Mijnheer Tilly, voortaan zal ik n
moor goloof schenken. Gij zijt een toovenaar
De schilder lachte, doch tegelijk taudenknarstto
hij van inwendige woede.
„Nu, Kalinka, heken nakar, dat gij overwonnen
zijt," riep Tilly uit, die zijn blijdschap over do
woorden der barones niet kon verbergen.
„Ik moet wel," merkte de gevraagde lachend op.
„Ik hoop ook dat gij mijn bron niet zult ver
smaden Het is mij In den voor de eerste maal
gelukt, ook u te verrassen. Haha Dat is mijn idóe I"
ging Tilly voort, terwijl hij een glas met den koelen
wijn vulde en dat de barones toereikte.
Charlotle ledigde het glas met óin
teug;
Z'J
gevoelde zich verkwikt en stak den luitenant do
hand tce»
„Een vorrukkeljjk ideeherhaalde zij. Nooit
hoeft eon glas wijn mij zoo goed gesm takt. Hoo Hebt
gij dit alles toch zoo spoedig on in het geheim
kunnen uitvoeron
Tilly gevoelde zich buitengemeen gestreeld.
„Om uw bijval te verwerven, zou ik bet onmoge
lijkste mogeljk ge naakt hebbenverzekerde I ij.-
„Geef mij gelegenheid u een werkelijken dienst te
bewijzen. Laten wij au op uw gezondheid drinken!"
De stemming van het ge/.elschap werd nu zeir
vroolijk, dj barones was in de besto luim. Kalinka