A L G E SI E E V
Advertentie
DOADERDAG
A B E L' W S-
&L Landrot AY IS L A D.
II JU AI.
De Schaone Weduwe.
Ao 1885.
29ite Ja ariana;.
J. WINKEL,
TE SCHAGEN,
Laan, Wijk D, No. 5.
Gemeente Scha gen.
Bekendmakingen.
2. een SCllJUip,
Binnenlandsch Nieuws.
Jtè 1888.
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woens
dag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's
middags 12 ure, worden Advertentièn in het
eerstuitkomend nummer geplaatst.
Ingezonden stukken één dag vroeger.
A T,
UITGEVER
Prijs per jaar/ 3.Franco per post ƒ3.GO
Afzonderlijke nummers 0.05.
Advertentièn van één tot vijf regels 0 75.
iedere regel meer 0.15. Groote letters wor
den naar plaatsruimte berekend.
POLITIE.
Ter Secretarie dezer gemeente zijn inlich
tingen te bekomen omtrent een onbeheerd
gevonden lilIII, (lijst).
VERMIST.
op de markt alhier van 28 Mei j. 1.
1. een laïSS.
zwart gemerkt tnsschen de ooren en blauw
op het rechteroor en bij den neus.
smet een rood marktmerk onder het rechteroog.
Inlichtingen hieromtrent worden verzocht
ter Secretarie dezer gemeente.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Schagen,
'brengen, naar aanleiding van art. 228, alinea 2 der
wet van den 29en Juni 1851, (Staatsblad No. 85),
aan belanghebbenden in herinnering, dat alle
vorderingen, ten laste der gemeente, zullen
Roman van E. II. v. Dedenroth.
(11.)
Vierde Hoofdstuk-
„Mijn recht," riep hjj spottend uit, „wat is mijn
recht? Wat de wet mij toestaat, zal zij mij niet
onthouden, daartoe is zij te verstandig; neen, zij
g eft nog een aalmoes toe, waarvoor ik haar misschien
nog zou moeten bedanken. Ik zal het u vertellen,
«dat lucht wat op, en gij schijnt mij een heer te zijn,
«die billijk en rechtvaardig denkt. Ik heb selert tien
jaren de betrekking vervuld van houtvester en in
dien tijd heb ik mij aan niet het minste vergrijp
schuldig gemaakt Volgens mijn contract kan de barones
mij, zoo goed als ik haar, 'de betrekking elk half
jaar opzeggen; dat is het omschreven recht; maar ik
•donk, dat wie tien jaar eon post bekleedt, dat die
toch wel kan verlangen, dat men hem niet uit een
gril de deur wijst. De barones heeft het recht mij
den dienst op te zeggen, maar wanneer zij dat doet,
zonder dat ik mijn ambt verwaarloos, dan is dat
«schandelijke willekeur en overbeersching. Ik ver
lies de vruchten daardoor van mijn tienjarigen
arbeid. Ik heb de akkers der houtvesterij °be-
bouwbaar gemaakt, de ooftboomen geplant en in
plaats nu daarvan nut te trekken, kan ik ergens anders
opnieuw beginnen, tot men mij wederom wegjaagt. Ik
heb vee; in de slechte jaren heb ik het gevoerd; nu
daar de oogst voor de deur staat, moet ik het ver-
koopen, want ik kan het toch niet medenemen. Maar
wat bekommert de rijke vronw er zich om, of ik
verlies lijd, of' de arme man aan het tehuis hangt,
dat hjj in het zweet zijns aanschijns heeft gegrondvest
Zij Iaat mij mijn jaargold tot schadevergoeding aanbie
den, wanneer ik reeds heden inpak en mij uit de voeten
maak, en wanneer ik dan mijne bezwaren inbreng, heet
het nog dat ik ondankbaar ben. Geen rechtbank
kan mij helpen; ik heb het ongeluk zion komen, nu
is het er, maar wanneer er in den hemel techtvaar-
digheid bestaat, dan zal het trotscho wijf haar loon
ontvangen. Gods vloek kome over het rijke volk, dat
geen hart voor een medemensch heeft.
„Vloek niet, mau," viel Willi don houtvester in do
rede. „Hebt gij do barones gesproken Weet gjj wol
eens of zjj vermoedt, hoe hard hare besli-sin" u treft
Kent gij de redenen, die de barones tot dezo hard
vochtigheid aanleiding gaven?"
„Ja, die kon ik. Het is wraak; maar oog om oog,
tand om tand; ik zal het haar betaald zetten, of ik
zul
moeten ingediend zijn binnen zes maan
den, volgende op het jaar waarover dezelve loopen,
en dat bij gebreke daarvan, die vorderingen zullou
verjaard en vernietigd zijn.
Wordende dus allen, die nog eenige vordering ten
laste dezer gemeente mochten hebben over den jaro
1884, uitgenoodigd, die, vóór den 30en Junij a. s. in
te leveren, ten eindo zich daardoor voor de nietigheid
en verjaring er van te vrijwaren.
Schagen. 5 Juni 1885.
Burgemeester en Wethouders voornoemd;
G. LANGENBERG,
de Secretaris,
DENIJS.
Maandag 1.1. heeft alhier in het herv.
Weeshuis eene vergiftiging plaats gehad, door
het eten van oude aardappelen die ^geschoten"
waren. Spoedig verleende geneeskundige hulp
deed alras alle levensgevaar wijken. Het jongste
der weeskinderen was inzonderheid zeer gevaar
lijk ongesteld. Braken en kramp en verdoo-
ving, waren de kenteekenen, terwijl de pupil
len hunner oogen een buitengewone grootte
hadden verkregen.
Alleen de weesmoeder en eene der oudste
weesmeisjes, waren slechts in lichten graad
vergiftigd.
„Zweer niet. Wat hebt pij de barones gedaan.dat
gij haar tot zulk een gruwzame wraak in staat stelt?*
„Ik spreek niet gaarne daarover, maar gij zult het
weten, gij hebt reeds mijn zuster gezien. Nu is Ilulda
een ziekelijk, vervallen vrouwspersoon, maar voor een
paar jaren was dat ander#; toen kon zij niet over do
straat gaan, of zich voor het venster vertoonon, of
alle mannen, voornaam of gering, liepen haar na.
Te Wildberg leerde zij het naaien; zij woonde in bij
eene oude tante, die geheel en al op het meisje
verzot was, en haar wijsmaakte, dat zij minstens een
baron of een graaf moest krijgen. Er kwam dan ook een
baron, mijnheer von Lieben. Het slot hier behoorde
reeds niet meer aan hem, hij had zijn vermogen er
reeds lang doorgebracht on toen hijnaar Wildberg
kwam, had bij bij het gerecht mee zijne schuldeiscbers
te doen. Hij zwetste Ilulda voor, dat hij nog een
aanzienlijke erfenis te wachten had, dan wilde hij haar
huwen; zij liet zich het hoofd op hol brengen en die
oude gekke tante, geloofde ook al zijne mooie be-
driogeljjke praatjes, in plaats van hem de deur te
wijzen. Toen ik de geschiedonis vernam, kon ik niets
meer veranderen; de baron en Ilulda hingen reeds
als kladden aan elkander, en daar hij zwoer, eerlijke
bedoelingen met haar te hebben, moest ik zwijgen.
De baron ging naar Berlijn, hij wilde daar een
betrekking zoeken; hij schreef do teederste brieven
en eensklaps, nadat hij wel oen jaar weg geweest was,
kwam hij bij mij en verlangde, dat ik mijne betrekking
prijs gaf, naar R. trok; hij zou mij daar een klein
landgoed ten beheer geven, dat hij van plan was
voor Hulda te koopen. Het slot Liebenstein was
intusschen door zekeren heer Barning gekocht, maar
de nieuwe heer liet zich niet zien. ik wees het
voorstol af, hoezeer de baron er ook op aandrong;
ik vertrouwde hem niet, en had ook geen lust, mijn
mooie betrekking prijs te geven. Zeer spoedig echter
viel het mij op, dat de baron nu meermalen naar
Wildberg kwam en dan het slot Liebenstein bezocht,
als had hij daar iets te doen; er waren allerlei
geruchten in omloop, men vertolde ook dat hij gehuwd
en weder eigenaar van het slot geworden was. Ik reed
naar Wildberg on ondervroeg Hulda, tnaar zij verkeerde
in het vaste geloof, dat haar geliefde eerlijk was;
hij had haar gezegd, dat hij (en pleiziere van
den nieuwen eigenaar van Liebenstein voor
dezen het slot in den staat bracht, zooals het
vroeger was geweest. Toen brak de oorlog uit.
Het werd nu bikond, dat Liebenstein gehuwd was,
dat het slot Liebenstein do bruidsgift van zijn vrouw
was geweost, dat bij mijne zuster bedrogen had; het
werd mij nu duidelijk waarom hij verlangde, dat ik
naar een ander oord tiekken, en Ilulda daarheen
medenemen zou. IIij schreef haar nog uit de leger
plaats dat hij haar eeuwig zou beminnen, hjj had eene
Een ieder zij dus voorzichtig en werpe
liever eenige koppen slechte aardappelen op de
mestvaalt, dan de gezondheid en het leven
van zijne huisgenooteten en zich zelve ter
besparing van eenige stuivers in gevaar to
brengen.
Het jeugdig meisje, 't welk zich met
haar beminde te Haarlem heeft verdronken,
werd jl. Donderdag aldaar begraven.
Een droevige liefdesgeschiedenis ging daaraan
vooraf. Zij, de ISjarige dochter van eeno
weduwe, in de Brouwerstraat te Amsterdam
wonende, verliefde op den knecht harer moeder.
Deze, de genegenheid harer dochter bespeu
rende, was daarover zeer verstoord en omsloeg
den knecht uit haar dienst. Deze nam daarop,
in de wanhoop zijns harten, als huzaar voor
6 jaar dienst te Haarlem, 't Meisje, door
zielesmart wegkwijnende, zocht hem aldaar
op en beiden wierpen zich aan elkander
gebonden te water. De hemel weet hoe
gelukkig die twee jonge mei schei) hadden
kunnen zijn, als de aan verstandsverbijstering
grenzende liefde hen niet to' die wanhopige
daad had geleid.
Zaterdag is door de Willemsvaart langs
Maastricht een schip gegaan, komende van
Lyon en inhoudende een voorhistorische boom.
rijke vrouw moeten huwen, om zich van den onder
gang te redden, maar zoodra haar oude vader zou
zijn gestorven, zou hij zich van zijn vrouw laten
scheiden en dan zijn eenige gcliefdo toebehooron; zijn
vrouw had alleen gobaakt naar een voornamen naam
en zou gaarne bewilligen in eene verdeeling van Let
vermogen en iu eene scheiding.
„In dien eersten slag," zoo eindigde Zornau zijn
verhaal „werd de baron doodgeschoten. Mijne zustor,
die al zijne leugens geloofd had, dio hem zelfs zijn
bedrog vergaf, kwijnt sedert dien tijd weg; haar loven
is geknakt. Reeds lang ve: wachtte ik eenig onheil, ik
voorzag het, dat wanneer de barones von Lieben hier
heen kwam en vernam, in wolko verhouding haai
man had gestaan tot mjjne zuster, zij ons de schuld
zou toerekenen, als had Hulda Lieben tot zich ge
trokken; ik was op onraad voorbereid, toen ik gisteren,
voor gij in de houtvesterij kwaamt, het hevel der baro.
nes ontving,mij hedenmorgen op het slot aan te melden.
Ik zond mijne vrouw naar Wildberg, opdat zij daar
een onderkomen voor Hulda zou zoeken, de oude
tante is gestorven ik wilde mij er op wapenen,
dat do barones mij zou kunnen bevelen, mijne zuster
uit de houtvesterij te verwijderen. Maar mijn voor
zorg was onnoodig. Ik was er op voorbereid, van
de trotsche, hoogmoedige dame, van wio iedereen zegt,
dat zij hard ais steon is, kwade woorden te hooren,
maar zij heeft mij niet eens ontvangen. De inspecteur
deed mij de vraag, of ik konnis had gediagen vau de
verhouding mijner zuster tot den baron von Lieben,
en toen ik dit moest bevestigen, belette hij mij
verder te spreken. Hij zeide mij, dat ik uit mijne
betrekking ontslagen was, de houtvesterij moest
ontruimen, dat ik een schadevergoeding moest
berekenen voor den tijd, gedurende welken ik volgens
het contract huis en akker nog voor niet kon gebruiken,
men zou mij bovendien nog een vol jaargeld toegeven,
dat is dus veel meer, dan ik door het indienen vau
een aanklacht kan bereikenof ik het goed vond,
dat was onverschillig!"
De houtvester had, gelijk hij dat hoopte, door dezo
vertelling zijn hart ruimer gemaakt en de harts
tochtelijke, onheilspellende, verbitterende gemoeds
stemming had plaats gemaakt voor een zachiero,
smartelijke, weemoedigheid. Het was hom aan to
zien, hoo de gedachte: te moeten scheidon van het
huis, dat hij had gebouwd, hem diep ter neder drukte,
hoe meer hij inzag, dat hij geen recht had, zien te
verzetten tegen den wil van de barones.
„Wanhoop nog niet," zoido Willi mot warme
deelneming, „gij geelt immers zelve toe, dat de barones
meer doen wil, dut zij verplicht is, om u schadeloos
te stellen; zij vermoedt bepaald niet, dat zij trots
deze mildheid toch gruwzaam hard is en neemt
misschien haar bevel terug, wanneer haar de zaak