ALGE Meen
Advertentie-
ZOADAG
A I E U W S-
Landbouwblad.
O SEPTEMBER.
J. WINKEL,
De Schoone Weduwe.
\o 18S5.
29ste Jannranz.
Gemeente Schagen.
Bekendmakingen.
G. LANGE NBERG,
TE SCHAGEN,
Laan, Wijk D, No. 5.
M 1913.
SCHAKER
Dit blad verschijnt tweemaal per week Wocns-
faqen Zaterdagavond. Bij inzending tot 's
middags 12 ure, worden Adverlentièn in het
eerstuitkomend nummer geplaatst.
Ingezonden stukken één dag vroeger!
Het Hootd van het Plaatselijk Bestuur der
Gemeente Schagen, brengt bij deze terkennisse
tan de ingezetenen dier gemeente, dat het
iokier No- 2 voor de belasting op het Personeel
over het dienstjaar 1885[86 op den 3en dezer
joor den Heer Provincialen Inspecteur in de
Provincie Noord-Holland is executoir verklaard,
en op heden aan den Heer Ontvanger der directe
telastingen binnen deze gemeente ter invorde-
nng is overgegeven.
leder ingezeten, welke daarbij belang heeft,
irordt alzoo vermaand op de voldoening van
lijnen aanslag behoorlijk acht te geven, ten
einde alle gerechtelijke vervolgingen welke uit
nalatigheid zouden voortvloeien, te ontgaan.
Schagen, den ben September 1885.
Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur
'oornoemd,
Vervolg.
Het spreekwoord heeft dus duidelijk deze
ledoeling: gebruik de noodige voorzorgen,
Roman van E. H. v. Beden rotk.
(36.) Dertiende Hoofdstuk,
llm had Ella niet do onwaarheid gezegd, toen hij
aar wol is waar met boosaardige verdachtmaking
had medogedeeld, dat Willi Barning vroeg en laat
(ie nabijheid van het slot ronddoolde. De barones
hd Willi wel in een oogenblik van hartstocht do
jwr gewezen, maar dat bad hem eerder aangespoord,
trolsclie vrouw te bestrijden, dan dat bet
afschrikte. Sedert hjj gehoord had, dat me-
"ouw von Lieben zijne bloedverwante was, dat dus
jtin onoverkomenlijke klove baar van hem scheidde,
J'd Willi het zich n het hoofd gezet, de arts van
zieke te worden. Ella had hem deelneming
"Sflhoezomd, sedert hij vernomen had, dat zij de
"gelukkige arbeidorsvrouw bezocht en sedert hij de
^buiging had gekregen, dat zij zelve het zwaarste
onder de dwaling van haar hart, dat behagen
in een trotsch en afstootend maskor.
"'W Barning was tenminste even eigenzinnig in
'oboering van een eenmaal genomen besluit, als
'1 er zeker van was, dat Ella hem eens voor zijne
poging zon danken. Hjj zou er om gelachen hebben,
"leer iemand hem zou hebben gezegd, dat het
was, wat hem met verlangen vervulde, deze
8 tegon haar wil te geDezeu van de trots hjj
'Jouwde do zaak als een psychologisch raadsel,
J'J op zich had genomen, op te lossen. Zoo
lerp hy dan ook de gelegenheid, die zich aanbood
un Dogmaa'8 te ontmoeten, hy wilde toonon, dat
®an een vriendelijk woord of dank van haar
Was gelegen, maar hij richtte al zijn wande-
*en Daar het slot Liebenstein, hij had daarvoor
S'uover Frelich het voorwendsel, dat hij hoopte den
'oster te ontmoeten en dezen voor een daad
*raak te waarschuwen, hem tot rede te kunnen
engen.
e °nde raadsheer had ziekelijke oogen, maar hjj
fiHi°. 8cberp en liet zich niet misleiden. Hij had
fkr !n ^eQ forten tijd hunner kennismaking lief
ot/P? a's°f bij zijn zoon ware, en hij kon Ella
*n 1 k 'er8 ^oewonschen, dan aan do zijde van dezen
aar geluk te vindon. Hot was in de badplaats
i® meer' dat de Prins E1Ia °P dcn dag
do y 'Iad, toen zyne zuster L. bezocht, dat er
dat n het vooruitzicht was en do bozorgd-
gi0?at, b-lla nogmaals een overijlde verbintenis
tibati Frelich bewogen, haar hot echrjjven to
COURANT.
I T O K V li K
Prijs per jaar/3.Franco per post /3.(i0
l Afzonderlijke nummers 0.05.
Advertentièn van één tot vijf regels f 0 75.
jj iedere regel meer f 0.15. Groote letters wor-
den naar plaatsruimte berekend.
voorkom de behoefte en wacht niet zoo lang,
totdat het gevaar aanwezig is.
Waarlijk, we moeten erkennen, dat hij, die
't spreekwoord verzon, een praktisch man is
geweest, aan wien menigeen uit onzen zoo
geleerden en ontwikkelden tijd een lesje kan
nemen.
Nog is 't geen winter, nog zijn de dagen
tamelijk lang en kan er dus nog een behoorlijk
loon verdiend worden. Achter ons liggen
weder die lange zomerdagen, waarin zooveel
kan verdiend en ook werkelijk verdiend wordt.
Zoude nu iedereen werkelijk een put gegra
ven hebben, voor hij dorst had?
't Ware te wenschen; maar ik geloof het
niet. Zij, die eenigzins met de arbeidende
klasse van nabij bekend zijn, kunnen het ge
tuigen, dat er 's zomers in menig huisgezin
meer verdiend wordt, dan men, strikt genomen
noodig heeft. Wat doet nu de voorzichtige,
de praktische Hij legt een gedeelte van
zijn verdiensten weg, om met den winter,
wanneer de inkomsten kleiner en de behoeften
grooter zijn, niet verlegen te staan. Aan ge
legenheid daarvoor ontbreekt het immers niet!
Zijn niet de Spaarbauken overal aanwezig,
om hem, die wil, te helpen? En toch zijn
er helaasdie er niet van willen hooren om
een put te graven, terwijl zij nog geen dorst
hebben.
De schandelijkste zorgeloosheid heerscht
zenden, waarin hij haar do zwakke punten van haar
proces daardoor blootlogde, dat hij haar de bepalingen
van het testament, die Willi golden, en zyne instruc
tie voor het geval eener aauval harerzijds tegen het
testament, mededeeldo.
Frolich had het tot nu vermeden, gebruik
te maken van do maebt, dio hij als volvoorder
van het testament had gekregen, hij had Ella niet
nog racer tegon zich willen verbitteren en haar do
geheime instructiën verzwegen nu echtor dreigde
het gevaar, dat zy de aanklacht, waartoa men huar
had overgohaald, mis6chion zou doorzetten in do
hoop, in allo gevallon by don prins steun en toevlucht
to zullen vindon Frelich wist echtor maar al te
goed, hoe bepaald do prins er op rekende, in Ella
eene rijke vrouw te vindon.
Frelich en Willi hadden er juist over gesproken,
dat het vermoedelijk aan dat botoog was too te
schrijven, dat de prins in de laatste dagon niet naar
Liebenstein was gereden en Ella, naar het don schijn
had, ook heden niet naar L- zou komen, toen het toeval
het zoo had gemaakt, dat zij ecne ongeziono gotuigo
waren geweest van het gesprek tusscben den prins en
Sternbeim. Bevestigden do lage woorden van deu
prins, dat zijne neiging voor Ella van eene onedele
natuur is, zoo vertoornde liet Willi te meer,
dat de prins, die weten moest, dat men zijne
woorden gehoord had, Frelich aansprak en
wanneer Ella's voogd zich door persoonljjko toostandeu
bewogen gevoeldo, tegenover den prins do vormen der
beleefdheid in acht to nemen, zoo zag Willi zich
daartoo niet verplicht, een man, dien hij geen achting
kon toedragen, alleen daarom beleefdheden te bewijzen,
omdat deze deu titel van Hoogheid droeg.
Willi was ia Zwitserland opgegroeid, en had zich
steeds een vrij man gevoeld, hij toonde door zijn
houding, dat de titel weinig indruk op hem maakte,
en toon graaf Sternheira, dien hij uog moer verachtto,
zijn houding kritisoerde, gaf hij kort en grof het
antwoord dat bij voor gepast hield.
Op deze ontmoeting volgdo onmiddeljjk Ella's
verschyning en Willi gehoorzaamde aan cone plotse
linge ingoving van zijn hart, toen hjj van Holono
eischte, dat zij haar zou waarschuwen.
„Zjj gaat baar verderf tegemoet," zeide Frelich,
toen by zag, hoe Ella haar weg voortzette, „zjj is
niet te helpoo, zjj was het niet waard, dat gjj harent
wege graaf Sternheim de waarheid naar het hoofd
^'°Ik zal haar verhinderen, den prins in de banden
te "vallen," antwoordde Willi, „en al moest het ook
met geweld geschieden. Ik tal hem voor de goheele
nog aller wegen.
Wat hebben we den vorigen winter gezien?
Dat er alleen in Amaterdan honderden waren,
die zonder werk liepen en hoegenaamd geeuo
voorzorgen hadden genomen.
Dan klaagt men steen en been, dan wordt
er gemord en geklaagd over de ongelijko
verdeeling der aardsche goederen, dan moet
er raad geschaft en een beroep gedaan wor
den op de liefdadigheid der meer gegoeden.
Wat zijn er het vorige jaar niet duizend»
guldens op het altaar der weldadigheid geof
ferd Ilier waren 't geen menschen, die,
door watersnood of brand van alles berooid,
daar hulpeloos stonden te klagen, omdat ze
alles buiten hunne schuld verloren hadden.
Men zal tegenwerpen, dat er geen werk was
en er dus niet verdiend kon worden. Dat is
waar, maar aven waar is 't, dat men bij ou
dervinding weet, dat de winter gewoonlijk
menigeen in den werkeloozen toestand brengt.
En zouden er nu onder die honderde werke
loozen en hulpbehoevenden nog niet vele
zijn, die bij behoorlijk overleg en goede voor
zorgen een put hadden kunnen maken, vóór
de dorst kwam Al was die put ook niet tot
aan den rand toe gevuld, toch had die ecnig
water kunnen opbrengen en voor versmachten
van dorst knnnen behoeden 't Is ongelukkig,
wanneer men door brand alles verliest, wat
men heeft, maar zijn zij te beklagen, die
wereld ontmaskeren."
Do raadsheer schudde het hoofd. „Eon vrouw, dio
blind wil zijn, is niet to helpen," zoido bij, „gjj kent
do eigenzinnigheid van dat hoofd niet. Wat echter
aangaat de ontmaskering van den prins, zoo vergeet
gij, dat wij hier niet in Zwitserland zjjn. Deze hadplaats
behoort aan don broeder vau deu prins hier buigt
alles voor een titel
De raadsheer had nog niet uitgesproken, toen de
directeur vau het bad verschoonhij zocht reeds den
misdadiger, tegen wien do graaf een aanklacht had
ingediend. Hij doelde Willi op beloofde wjjze mode,
hoe men verplicht was den prins te eeron, maar
Willi liet hem niet lang aan bet woord. „Gjj zjjt
verkeerd ingelicht", zeide hij. „Geen badgast is
verplicht van een ander notitie te nemen. Ik heb
mot opzet gedaan alsof ik den prins niet zag, ik had
hem anders moeten zeggen, dat ik van hem woorden
over eene damo hoorde, waarover hjj zich moest
schamen. Do graaf maakte daarop con aanmerking,
die mij beleedigde. Gevoelt hjj zicli door mijn antwoord
beleedigd, dan kan hjj mij tot eeu duel uitdagen of
mij bij het gerecht aanklagen, doch ik bemoei mij
niet met particuliere onderhandelingen".
„Ik ben de baddirecteur ik beu verplicht, hoogo
personen
„Evenzoo terecht to wijzen," viel Willi bem in do
rede, „als ondergeschikte porsonen, dio het den bezoe
kers van het bad lastig maken. Ik verzoek u derhalve,
graaf Sternheim zulk een antwoord to geven.*
„Mynheer Barning is in zjjn volste recht," zeide
nu Fielich. „De graaf tartte hem. Heeft de prins
misschien geklaagd
„Neen, maar hjj moet zeer ontstemd zijn," ant
woordde de directeur; „ik bezwoer do heeron, te
bodenken, welk een onaangenaam opzien doze zaak
moet baren, de graaf is zeer in aanzien bjj het vor-
steljjke hof
„Des te erger voor het hof," zeide Willi vertoornd
„maar 6tel u gerust, ik zal den graaf niet weder in
den weg treden, wanneer hij mij daartoe niet nood
zaakt. Het overige kan bij afdoen, gelijk hjj wil."
De baddirecteur moest zich er in schikken, hjj
zag, dat hier niets viel uit te richten. Hij geloofde
zijn doel boreikt te hebben, als beide heeren ver
klaarden, niet verder aan het feest to willen deel
nemen, en er dus vooreerst gceu vrees was voor een
nieuwe ontmoeiing met den prins en Sternheim.
Wij hebbea gezien hoe weinig de graaf gesticht
was over het succes van den baddirectour en hoe do prins
zieh gedwongen gevoelde, openlijk voor Sternheim
tegeu Barning partij te kiezen. Wordt FroM.