Gemengd Nieuws.
Zij, die den lieer Hart en zijne echtgenoote
nog kenden van voor een tiental jaren geleden,
beweerden als uit één mond, dat zij beiden
op prijzenswaardige wijze vooruit zijn gegaan.
Zij bezitlen de gave der tooneelspeelkunst
en weten hiermede op gepaste wijze te werken.
Hun spel is vrij, accuraat, aangrijpend en
overeenkomstig de waarheid; zij weten zich te
verplaatsen in de respectieve rollen, die zij
voorstellen.
Verdiende het spel van den heer en me
vrouw Hart aller bewondering, naast hen
schitterden mevrouw van den Borde, en de
heeren B. Wylacker en A. Wylacker en me
vrouw Couriol, in hare rol travestie (een rol
waarin eene dame een heerenrol vervult).
Vooral mevrouw van den Borde, had
als „Jeanne" een prachtige en hoogst
dankbare rol.
Doch genoeg van de bijzonderheden. Het
geheel was uitstekend, boeiend en aangrij
pend, en de spelers onthielden zich ook van
de minste overdrijving, en wat dunkt ons,
dit gezelschap zelfs doet uitsteken boven
sommige zoogenaamde voorname gezelschap
pen, zij speelden met ijver, met ernst. Zij
deden hun uitersten best.
De opkomst van liet publiek was niet
talrijk, hetgeen betrekkelijk in de aard dei-
zaak ligt, daar er dezer dagen zooveel gelegen
heid tot uitspanning is geweest en nog komt
daarbij nog gevoegd, dat de heer Hart en zijn
gezelschap op het gebied der tooneelspeelkunst
hier nog nagenoeg onbekend was.
Doch door deze uitvoering heeft dit gezel
schap hier zijn sporen verdiend en wij twijfe
len geenszins of, als de heer Hart, volgens zijn
voornemen, hier Zondag 21 Februari aan
staande, zal komen opvoeren het zoo beroemde
stuk „Zwarte Griet", deopkorast van het publiek
bepaald talrijker zal zijn, want allen, die gisteren
avond de uitvoering bijwoonden, ginger uiterst
voldaan heen, en zullen zeker daar waar het
voorkomt, bekenden en vrienden met volle
vertrouwen aanraden, de uitvoering van dit
gezelschap te gaan bijwonen, want zij kunnen
er van verzekerd zijn iets goeds te zullen zien
en hooren.
Van harte roepen wij dan ook den heer Hart
en de zijnen een welgemoed tot weerziens toe.
Door de Commissie der Departementale
Zangschool alhier, is in hare vergadering,
Maandag 11. gehouden, besloten, uit hoofde het
talrijk aantal leerlingen, een tweeden cursus
op te richten. Inderdaad een verblijdend ver
schijnsel en alweder een bewijs, dat de kunst
raamkozijn stoken, zoodot -het raam weder nedorviel,
waardoor rinkelend twee ruiter, in stukken sprongen.
En weder viel haar blik op het verkreukelde papier,
op het bewijs, hoe erbarmelijk haar vader gehandeld
had jegens een weeskind, jegens Willem. Met zijn
geld was het groote, fraaie woonhuis opgebouwd, met
zijn geld werden de schulden gedelgd, die op Schnjver's
pl mts stonden. Hij had niet alleen de waarheid gespro
ken, maar nog veel verzwegenin de oude, verbleekte
documenten stond het veel te duidelijk geschreven,
hoe or jeiens hem gezondigd was- Aan hem behoord»
alles, en zij, Fontje Anna Schrijver, die zich zoozeer
had laten voorstaan op haren eerlijkon naam, kon
hem nu op haren knieën danken, dat hij haar niet
van zijn erf in don vreemde had gestuurd.
Misschien bewoog dit hem ook wol tot me
delijden.
He tandon klapperden, het was meer dan zij ver-
dragen kon. Wat moest zij doen
Zij liep nog uren achtereen in het kleine vertrek
op en neder, zondor een besluit te nemen. Blijven
kon zij uiot. Zij herinnerde zich nu, dat zij nog een
tante in den polder had wonen.
Fentje Anna huiverde, toen zij dacht aan do oude,
zonderlingo vrouw met bet onmecdoogondo hart, die
nooit iets van hare bloedverwantschap had willen
weteu. Doch er bleef haar geen ander toevluchtsoord
over, want als meid kon zij niet gaan, zoolang zij
bceiin van Schrijver's plaats was-
De hoorn vau den nachtwacht schrikte haar op
uit hare overpeinzingen. Zjj stond op uit haro ineen
gedoken houding en raapte de papieren op, die
zij glad streek, en toen weder op hunne plaats in de
kast lag. Zij nam ook het linnen en lag hot in ordo; het
ergerde haar nu, dat zij er niet voorzichtiger mede was
omgegaan. Ten laatste nam zij grootmoedors zijden
tasch, het gezangboek en den bijbel. Aarzelend hield zij
den laatsteeen oogenblik tussehen do vingers; zij
dacht er aa--, het boek open te slaan, maar legdo
daarop hot boek schielijk weg. Zij kon met de gevoe
lens die haar thans bezielden, niet in den bijbel lezen.
Het slot sprong toe on in hetaelfdo oogenblik
ging de lamp uit. Maar het was niet donker, de
maan stond heldor aan dou blauwen, onbewolkton
hemel. Eentje Anna opendo de deur van de bedstede,
die zich in dit vertrek bevond. Daar lagen de bedden
hoog opgestapold, ondor do dokens, maar ze waron
niet opgemaakt, omdat zij niet gebruikt worden. Met
veel moeite legde zij een gedeelto van het beddegoed
en een paar kussens op den grond en legde zich
daarop geheel gekleed, neder. Des morgens was zij
nog vroeger op, dan de knechten en meiden.
Wordt Vervolgd.
in liet algemeen en de Zangkunst is het bizon
der, in deze gemeente ruimschoots eene te waar-
deeren beoefening vindt.
Zondag 24 dezer verschafte de Rederij
kerskamer „Onderlinge Oefening" te Sint
Maarten, aan haar publiek een genotvollen
avond, daar zij de welgekozen stukken De
zoon van Mijnheer Peereboom", tooneelspel
in 4 bedrijven, en „Liefde en Pensioen," blij
spel in twee bedrijven, ten tooneele voerde.
Enkele der rollen werden, hoewel niet onbe
rispelijk, toch voortreffelijk weergegeven, en
was ook al merkbaar, dat eene herhaalde
repetitie tot meerder succes zou hebben bijge
dragen, over 't geheel bleek, uit den bijval,
die de voordracht bij haar auditorium mocht
ten deel vallen, dat deze avond voor het
werkend personeel niet als verloren kan
beschouwd worden.
Ook het bal, r.a afloop der voorstelling
gegeven, was zeer anirneerend.
Dirkshorn 25 Januari.
tiet alhier bestaande zangkoor gaf gisteren
avond eene openbare uitvoering in de zaal
van den heer Govers. Jammer dat niet een
grooter publiek de uitvoering bijwoonde,
want de aanwezigen hadden een genotvollen
avond.
Werkelijk schoon was de uitvoering van
de meeste nummers die op 't programma
stonden en 't waren vooral de eenvoudige,
maar lieflijken Morgenzang van Von Gliick,
het weemoedige Herfstlied van Mendelssoha
Bartholdy en de ernstig plechtige Morgen
hymne van Niels W. Gade, welke, niet
het opgewekte lied van Daniël de Lange,
„Mijn Vaderland", met smaak gezongen
werden. Ook 't Looze Molenarinnetje pakte
door 't schalksche, levendige van de voordracht.
De heer C. Bijpost, die 't zangkoor steeds
steunt met zijn muzikale gaven, begeleidde
ook nu weder den zang met de pianino en
voerde een ouverture van Citnarosa en een
Rondo van Beethoven uit.
Op Dinsdagmiddag 11. tussehen 3 a 4
uur is aan de Stolpe, gemeente Zijpe,
de boerderij van den heer G. Smit, totaal
afgebrand. De bewoners konden zich gelven
en het vee nog bij tijds redden.
Aan het Centraal-Station te Amsterdam
kan men zich vermaken met de eigenschappen
van een hond. Deze hond is een zwerver, gelijk
er zoovelen van dat soort worden aangetroffen
en Jules Verne zou zeker den zwerver reeds
in zijne romans hebben opgenomen, zoo hij
er mee bekend ware geweest. Wanneer het
dier ontdekt dat de portier aan den ingang
der 3de klasse wachtkamer de stationsnamen
afroept, rijst hij onmiddelijk op, plaats zich
voor den portier en luistert voor welken trein
het oogenblik van vertrek is aangebroken.
Terstond begeeft dan de zwerver zich naar
den betreffenden trein, zoekt den treinsmid op
en gaat mot dezen van wagen tot wagenhij
overtuigt zich als het ware of de boel in orde
is. Daarna begeeft sinjeur zich naar de loco
motief, en wacht daar, behoorlijk neergezeten,
het oogenblik at, dat de trein wordt afgeluid.
Zoodra de machinist de stoomfluit doet hooren,
geeft onze zwerver als teeken zijner tevreden
heid een driewerf geblaf ten beste en gaat dan,
overtuigd dat de trein behoorlijk is vertrokken,
weer naar de 3de klasse wachtkamer terug in
afwachting van een volgenden trein. Wanneer
het dier zich in de wachtkamer (zijn gewoon
verblijf) bevindt, is hij de vriend van allen,
die uniform dragen; dan is hij vroolijk en
behoorlijk te spreken, maar aan den trein is
hij gaarne zoo min mogelijk gestoord. Hij is
dan in het volle besef van zijn onmisbaarheid
geen wonder, dat hij aan het station algemeen
bemind is en den naam „vijfden opzichter"
heeft verworven.
Uit Millingen wordt aan de Gelderlan
der medegedeeld, dat de pastoor aldaar ver
leden jaar door opgravingen in den Eversberg,
een stuk weiland, waaraan allerlei volkssprook
jes verbonden zijn, ontdekte dat op die plaats
een der vele blokhuizen heeft gestaan, door
Drusus vermaard en reeds vóór het begin der
Cristelijke jaartelling aan den zuidelijken oever
van den Rijn gebouwd. Nu trachtte hij terug
te vinden de begraafplaats van het garnizoen,
dat genoemd blokhuis moet bezet hebben, en
weldra werd die in de nabijheid gevonden,
een aantal urnen, schoteltjes van terra sigillata
en andere aardsoorten, amphoriën, enz. kwamen
aan het licht. Velen lagen slechts even onder
de oppervlakte en zijn dientengevolge gebroken.
Dit is ook het geval met eene glazen flesc^
met langen hals, waarvan de laatste bewaard
is, als bewijs dat men destijds reeds de glas
blazerij kende. De pastoor heeft door zijn on-
derzoek bewezen, dat in Millingen een der
blokhuizen, door Drusus gebouwd, gestaan
heeft; dat de Romeinsche weg van Vetera
Cast ra naar Leiden over Millingen langs dat
blokhuis naar Gent liepdat langen tijd een
garnizoen op dat blokhuis geweest is, aangezien
in de nabijheid eene begraafplaats is ontdekt
waarop zeer velen urnen enz. gevonden zijn,
die getuigen dat zij honderd en meer jaren
in ouderdom verschillen.
Verder is gebleken, dat het garnizoen uit
armoedige soldaten heeft bestaan, omdat op d0
begraafplaats slechts zeer eenvoudige urnen
petjes en pannekens gevonden zijn en zeer
weinig munten en sieraden, en deze nog van
weinig waarde. Eindelijk is gebleken, dat de
Romeinen niet alle hunne lijken verbrandden.
Millingen schijnt dus wel zoo oud als d«
stad Nijmegen, maar niet zoo bezocht of liever
te zijn geweest, door den staf van het Ro.
meinsche leger. De pastoor is overtuigd, dat
de dappere Batavier Claudius Civilis hier moet
begraven liggen en hij twijfelt niet of de plaats
wordt nog gevonden, en dan zal Claudius'
asch eene waardige plaats in het archeologisch
museum te Leiden worden aangewezen, waar
reeds vele Romeinsche overblijfsels uit Mik
lingen zijn, of liever op het stadhuis te Nij.
rnegen, waarvoor Millingen zekerlijk voorlieiijg
heeft als zijnde de stad der Batavieren, naar
Cesar zijne beroemde burcht bouwde, ea
omdat Millingen tot het eiland der Batavieren
behoorde.
Zekere G., een jager te Breukelerveen
(bij Breukelen), was dezer dagen met een
boot uitgevaren, om zoo mogelijk uit eene
hut in den polder, waterwild te schieten.
Door de jongste strenge vorst overvallen,
vroor zijne boot vast. Er was te weinig ijs
om daarover te durven loopen, en toch t»
veel om met de boot er door te kunnen gaan,
zoodat de man genoodzaakt was twee dagen en
nachten te blijven waar hij was, midden in
den polder.
Eindelijk werd hij, door middel van eene
op schinkels geplaatste boot, uit zijn neteligen
toestand verlost. Toen hij eindelijk nabij rijn
huis gekomen was, viel hij bij ongeluk in k
water, en zijne vrouw, die trachtte te helpen,
eveneens. Gelukkig werden zij beiden spoedig
gered.
Een millioenen - erfenis?
Onder dezen titel doet de ronde in de pers
een romantisch verhaal, dat hierop neerkomt:
In den Franschen tijd had zich een Friesche
jongen, zekere B. v. d. Kooi, te Frijnwouden,
om zich aan den krijgsdienst te onttrekken, in
een vrouwenpak gestoken, en werkte zoo,
vermomd als eene dienstbode. Niet lang
echter durfde hij, zelfs incognito, zich hier-te-
lande wagen en op een goeden dag was hij
spoorloos verdwenen.
Hij had als scheepsjongen dienst genomen
op een Oost-Indievaarder en kwam na allerlei
rampen op eene Britsche kolonie terecht, waar
hij van zijne buitengewone schoonheid partij trol:
en een rijke Britsche lady huwde, die onder
meer uitgestrekte plantages in bezit had. Zijn
vrouw stierf. Hij had zich intusschen herdoopt
in Charles Smith en begunstigd door de for
tuin werd hij hoe langer zoo rijker. Kinder
loos overleden zijnde deed het Britsche Minis
terie van Koloniën een vruchtelooze oproeping
in de Engelsche dagbladen naar de erlgenamen
van Charles Smith.
De Hollandsche gezant kwam er intussch®
achter dat v. d. Kooi en Smith één perso«
was. Nu volgde in de groote dagbladen
Nederland eene oproeping. Slechts één erfge
naam scheen de oproeping gelezen te hebben.
Hij hield zich muisstil en palmde de millioenen
alleen in. Eindelijk scheen een ander M
buitenkansje in den neus gekregen te hebben.
In de Leeuw. Ct. werden door hem alle erf"
genamen van v. d. Kooi opgeroepen en m611
is zeer benieuwd hoe deze zaak zal afloopt'
daar er 70, meest arme lieden, zich als erfge
naam hebben aangemeld,
Het «fidele Gel'angniss« in die b'e'
d e r m a u s van Strauss heeft een tegenban"e.r
in het tuchthuis van de Zvvitsersche 8ta
Freiburg.
De bestuurder van dat gebouw houdt er ,ere?
een restaurant op na, waar de gevangene"