Roepen mits deze op alle Ingezetenen, die verlangen mochten om als Vrijwilliger voor de Nationale Militie in dienst te treden, om zich aan te melden ter Secretarie aan liet Raadhuis, alwaar gedurende de maand Februari dagelijks, uitgenomen des Zondags, zal worden gevaceerd tot het aannemen van zoodanige Vrijwilligere, ter vervanging van het Contingent, als welke daartoe de vereischten bezitten. Om Vrijwilliger bij de Militie te zijn, moet men ongehuwd of kinderloos weduwnaai en Ingezeten wezen, voorts lichamelijk voor den dienst geschikt, ten minste 1.56 El lang, op den 1 Januari van het Jaar der optreding als Vrij williger het 20ste Jaar ingetreden zijn en liet 35ste Jaar niet volbracht hebben, tot op het tijdstip der optreding aan zijne verplichtingen ten aanzien van de Militio zoover die te ver vullen waren, voldaan, en een goed zedelijk gedrag hebben geleid. Hij die voor de Militie is ingeschreven, wordt slechts als Vrijwilliger toegelaten voor de •Gemeente in welke hij ingeschreven is, tenzij hij geene verplichtingen ten aanzien van de Militie meer te vervullen hebbe. Hij die bij de Zeemacht, bij het leger hier te lande of bij het krijgsvolk in 's Rijks Overzeesche Bezittingen heeft gediend, wordt niet als Vrij williger bij de Militie toegelaten, tenzij hij bij het verlaten van den dienst, behalve een Bewijs van Ontslag van den Bevelhebber onder wien hij laatstelijk heeft gediend, een Getuigschrift hebbe ontvangen, inhoudende, dat hij zich ge durende zijn diensttijd goed heeft gedragen. Hij kan, heeft hij dit ontvangen, tot dat zijn Veertigste Jaar volbracht is, als Vrijwilliger bij de Militie worden toegelaten. Schagen, den oen Februari 1886. Burgemeester en Wethouders voorn. G. LANGENBERG, Burgemeester. DENIJS, Secretaris. Zandstrooien bij gladheid der Straten. zonder dat zulks vóóraf door af van wege hein, Burgemeester, behoeft te worden gelast, ter breedte van minstens een balven Meter, met zand te be strooien, en bestrooid te houden zoolang de gladheid zulks vordert. XXVII. Binnenlandsch Nieuws. Buitenlandsch Nieuws De Burgemeester van ScliagCIl,ontwaard hebbende, dat vele ingezetenen, wat aangaat het bovenstaande, niet aan hunne verplichtingen voldoen, brengt in herinnering, dat, ingevolge art: 75 van het Politieregleiuent dier gemeente, elk ingezetene verplicht is, bij gladheid der straten, door ijzel, sneeuw of vorst, de straat vóór en terzijde van zijne woning, ol van het door hem gebruikte pand, Niet naleving dezer bepaling is strafbaar met ecne boete van f 3. Schagen, 5 Februari 1886. De Burgemeester voorn. G. LANGENBERG. 0§0 Sneeuw. V e r y o 1 g. Evenzoo gaat het in Canada. De pas ge vallene sneeuw smelt, zelfs aan de Hudsons- baai, des middags aan hare oppervlakte, bevriest evenwel des nachts weder en vormt alzoo eene gladde ijskorst over welke de sleden en de jagers met hunne sneeuwschoenen pijlsnel heenvliegen. Hier krijgt men een geheel ander denkbeeld van de sneeuw, want de winter is, bijv. aan den oever van 't Winnipegmeer, door de jacht op de pelsdieren, 't aangenaam ste jaargetijde. De dorst wordt in deze vlakten zeer groot, hoewel niet in die mate als in de Afrikaansche woestijn, dewijl men daarvoor een onfeilbaar middel bij de hand heeft; zoolang hij echter duurt is hij zeer kwellend en de sneeuw, die men somtijds gebruikt, doet de ontsteking in tv? °P eene ontzettende wijze toenemen. Dikwijls ziet men de jagers op de witte, uit gestrekte vlakte de aardhoopen omwoelen, welke de ratten in de poelen, door den zomer reden ontstaan, oprichten, om naar water te zoeken; niet zelden vinden zij het en drinken dit, lio'e morsig het moge zijn, met wellust op. Do reizigers hebben daarom s winters altijc eenen kleinen ketel bij zich, waarin men de sneeuw smelt en het sneeuwwater kookt. VVan- neer het water gekookt is, wordt het drink baar, maar gesmolten sneeuw is bitteraclitig van smaak, en lescht den dorst niet. Ongelukkig kunnen de reizigers in 't hooge noorden, alleen in de boschen brandstof bekomen; op de vlakte vindt men die zelden, en de koude is meestal zoo hevig, dat het o-evaarlijk is, zich tot het zoeken van hout te verwijderen. Bovendien doet dikwijls eene hevige wind de sneeuw verstuiven; dan ver duistert zij de lucht, en maakt de reis moeie- lijk. Maar de getrouwe hond verlaat den mensch niet, en helpt hem, om al de moeielijkheden van den tocht te dragen. De Laplander heeft zijn rendier, dat hem tot kameel, paard en rund dient. II ij heeft voor zijne goederen en personen bizondere soorten van sleden noodig. Vooreerst heeft hij er eene, die tot gebruik der kooplieden en reizigers bestemd is. Deze heeft bijna de ge daante van eene boot, is 7 voet lang, 16 duim breed en 8 duim diep, terwijl het achterste gedeelte eens zoo diep is uitgehold. Ten einde des te beter door de sneeuw te kunnen snijden, is het voorste gedeelte spits, het achterste breed en de bodem of kiel uitgehold, terwijl de huid van een zeekalf als een dekkleed over de slede gespannen is. De Laplander bedient zich evenwel weinig van deze overdekte slede, want dikwijls is hij genoodzaakt er uit te klimmen, hetzij om diegenen te helpen, wier paarden niet meer willen loopen, hetzij om zijn eigen beest den last te verlichten, wan neer de dikke sneeuw hem noodzaakt, te voet te gaan, of eindelijk wanneer de duisternis hem dwingt, eenen weg te zoeken; dit alles veroorzaakt, dat zij meer gebruik maken van de tweede soort of opene slede, die veel op de eerste gelijkt, en ook van berkenhout is gemaakt. De derde soort is de pakslede, mede open en in de gedaante eener boot vervaardigd, maar veel grooter en breeder. Deze dientom handelsvoorwerpen te vervoeren; zij is zijn koopvaardijschip. Voor elke slede wordt een rendier gespan nen; de paksleden gaan gewoonlijk vooraan, daar zij anders de lichtere niet kan bijhouden. Reeds in hun tweede jaar leert men den rendieren een slede trekken; zij zijn evenwel volstrekt die zachte, leerzame dieren niet, waar voor men ze zoude houden. Maar de Laplan der weet met hen om te gaan. Wanneer het dier weerspannig wordt, dan brengt hij het van den gebaanden weg af, voert het midden in do sneeuw, en maakt het zoo moede en tam, dat het gaarne naar het gebaande spoor terugkeert. Zoodra de Laplander zich in zijn slede heeft geplaatst, loopt het dier uit al zijne macht, maar wordt ook spoedig door de geoe fende hand des meesters, in zijne drift beteu geld, en aan de stoutste wendingen gewoon gemaakt. Het kost veel moeite om de slede in even wicht te houden, somtijds is dit onmogelijk wanneer de sneeuw in ijs veranderd is, en de slede als een pijl daarheen vliegt. Een vreemdeling wordt elk oogenblik omvergewor pen, hoewel dit niet veel schade kan veroor zaken, daar het voertuig zoo laag bij den grond is. Men kan zich een denkbeeld maken van het evenwicht, dat steeds behouden moet worden, wanneer men de slede met eene werkelijke boot vergelijkt, welke, op land ge trokken, altijd naar een zijde overvalt, wegens de smalheid van de kiel. Zoo is 't ook met de holle slede, en de reiziger moet zoodanig met zijn lichaam het evenwicht houden, dat dit ook bij den snelsten loop van het dier behouden wordt. De voornaamste onheilen die den inboor ling op zijn reizen treffen, zijn de eensklaps opkomende duisternis, waarin hij zijn weg ver liest of de rukwinden die hem overvallen. In dit geval volgt hij den goeden weg door de nauwkeurige beschouwing van de vorm der bergen. Daarenboven vertrouwt hij op zijn rendier. Wanneer het dier reeds eenmaal dien weg is gegaan of sporen van andere rendieren vindt, dan brengt het hem gewoon lijk naar bekende oorden. Komt er een sneeuw storm op, die elke voortzetting der reis on mogelijk maakt, dan heeft de Laplander nog een tent bij zich, die hij op eene, zooveel mogelijk beschutte plaats opslaat en waarin hij vertoeft. Niet zelden moet hij daarin eenig0 dagen doorbrengen. Het gemis van 't 1^ der zon is niet zoo gevaarlijk. Is de heme| helder, dan geeft de maan, welke verscheid^ dagen achter elkander schijnt zonder onder te gaan, een licht' dat hem voldoende is. Is de maan ondergegaan, dan verspreidt het noorderlicht en het buitengewoon sterke licht der sterren, zulk een lichtglans, dat de mensch door de ongebaande sneeuvvwoestijnen een we» kan vinden. Zoo komt hij moedig de gevaren en hinderpalen van 't klimaat te boven. Hej leven van een Laplander toont ons, dat gel^ en ongeluk, welvaart en genot, ontbering e|J overvloed, meer van onze begrippen en vej, beelding, dan van onze lichamen afhangeh, Zeden en gewoonten verzoenen ons met a]]( dingen, vormen het karakter, en maken, ia één woord, den mensch tot datgene, wat hij h Deutinchem. P. van de Velde Mz. Gistermorgen ontstond voor 't Stadhui te Amsterdam een volksoploop. Een pas door den „rozenband" omstrengeld paar zou ziel] als man en vrouw, naar huis laten rijden. Bij instappen van de vigilante, werd daarin tevein een ongenoode gast geplaatst, in den vorm van een klein kind. Dit geschiedde door de moedei van het schaapje, onder het uiten der woorden; „Hier, neem je kind ook mee!" natum-jijt gevolgd door eer.ige scheldwoorden. Ook een andere vrouw, die onder het volk stond, beweer, de nog twee dergelijke cadeautjes voor dei pas getrouwden man te hebben. De verontwaar diging, zoo licht bij de volksklasse op te wekken, werd nu algemeen. De jonggehuwden warei bang voor handtastelijkheden en verlieten k stadhuis, in de plaats van langs den gewone weg, door een achterdeurtje. Toen men dit!» weten kwam, begaf de kinderenschenkstenicl; gevolgd door een aantal niet op hunne mondjei gevallen vrouwen, naar de woning van iel jonge paar in de Leliestraat. Lieze en Jochems, die, als verdacht va: eene rol gespeeld te hebben in den moori van L' Amblé, gevangen zijn genomen, zullee voorloopig in hechtenis blijven. Lieze beweeri dat Jochems een der verkoopers is van jas horloge, ketting en friseerijzerterwijl Jochem, stokstijf volhoudt, dat hij Lieze nooit heef gezien. Maandag is nog een ander gehoorc een te Amsterdam woonachtig jongmensd Men maakte aan het hoofdbureau van poüfe zijn portret om dit bij verdere nasporing- te gebruiken. In Friesland is dezer dagen wed iemand het slachtoffer geworden van het ik altijd niet overal uitgeroeid volksgeloof, dat mi een op den openbaren weg gevend lijk niet mag aanraken, alvorens de politie: hebben gewaarschuwd. Een man, die zich i Sparga naar Kuinre begaf, viel in het vt bewusteloos neder, en bleef in dien toestai liggen. Eenige voorbijgangers zagen hem, doi durfden niets doen. Zij verhaalden in de eers volgende plaats hunne ontmoeting aan i politie, doch toen deze met een geneesheer® naar de aangewezen plek had begeven, bit» dat de ongelukkige reeds gestorven was. Tijd? hulp had meer dan waarschijnlijk deu mant in het leven behouden. -mirmiiBiiiiMwi i »i n Volgens een Reuter's telegram i* heer Gladstone er in geslaagd het volg® nieuwe kabinet samen te stellen: Gladstone, eerste lord der trezorits Farrer Herschel, lord-kanselier lord 8pfl,f president van den Geheimen Raad; C# minister van binnenlandsche zaken; Roseberry, van buitenlandsche zakenj" Granville, minister van koloniën; lord berley, secretaris voor Indië; Bonner# minister van oorlogHarcourt, kanselier," de schatkistlord Ripon, minister van roa"® Chamberlain, minister van het locaal bestu1' Trevelyan, secretaris voor Schotland; della, minister van koophandelJohn Mo'1 secretaris voor Ierland; Charles ltussell, caat-generaal. l)e „Daily News" verneemt, dat deko'1 gin op raad van Gladstone een nieuwen011 koning van Ierland zal benoemen. De oplossing der moeielijkheden schen Bulgarije en Turkije schijnt g°vl"lC te zijn.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1886 | | pagina 2